Pad van vertrouwen - tekst

MAHĀYĀNA SRADDHOTPĀDA SHASTRA


Het Ontwaken van Gelovig Vertrouwen in de Mahāyāna

DE TEKST





AANROEPING

Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha, de grote Mededogende, de Redder van de wereld, almachtig, al-aanwezig, al-kennend, perfect handelend naar alle tien de windrichtingen;
en tot de (Dharma) manifestatie van zijn Essentie, de Werkelijkheid, de oceaan van Zoheid, de oneindige voorraad van perfecties;
en (tot de Sangha) die deze beoefent.
Mogen alle wezens in staat zijn hun twijfel achter te laten; mogen ze in staat zijn het juiste geloof in het Grote Voertuig te doen ontwaken opdat de afstammingslijn der Boeddhas niet onderbroken wordt.


DE INHOUD VAN DEZE VERHANDELING

Er is een Leer die in ons de basis voor geloof in het Grote Voertuig kan vestigen; die leer dient derhalve verklaard te worden. Deze Verhandeling bestaat uit vijf delen: 1/ de Redenen om dit te schrijven; 2/ de Grote Lijnen; 3/ de Interpretatie; 4/ over Geloof en Praktijk; 5/ de Aanmoediging tot de praktijk en de voordelen daarvan.

DE REDENEN OM DIT TE SCHRIJVEN

Men zou kunnen vragen wat de redenen zijn geweest om dit te schrijven. Mijn antwoord is: er zijn acht redenen.

De eerste en belangrijkste is dat ik zou willen dat de mens zich bevrijdt van lijden en de allerhoogste vreugde bereikt. De reden is niet dat ik wereldse faam najaag, of materieel gewin, of respect en eer.

De tweede reden is dat ik de fundamentele betekenis van Tathāgata wil weergeven, opdat men dit juist verstaat en er geen misvattingen over op na houdt.

De derde reden is dat ik hen wier vermogen tot goedheid tot volle wasdom is gekomen in staat wil stellen een stevige greep te houden op de leer van de mahāyāna, opdat zij niet terugglijden.

De vierde reden is dat ik hen wier vermogen tot goedheid nog gering is wil aanmoedigen een gelovige geest te ontwikkelen.

De vijfde reden is dat ik hen de vlotte en vaardige middelen (upāya) wil tonen waarmee ze het obstakel van slecht karma kunnen bewaken, waarmee ze hun geest kundig kunnen bewaken, waarmee ze zichzelf kunnen bevrijden van domheid en verwaandheid, en aan het net van ketterij kunnen ontsnappen.

De zesde reden is dat ik hen de praktijken van stilleggen en zuiver schouwen wil tonen opdat zowel de gewone mensen als de volgelingen van het Kleine Voertuig de vergissingen uit hun geest kunnen wissen.

De zevende reden is dat ik hen het vaardige middel wil uiteenzetten van "in gedachten houden" (smrti) opdat zij in de aanwezigheid van een Boeddha geboren mogen worden en hun geest gevestigd kunnen houden in een niet-terugglijdend geloof.

De achtste reden is dat ik hen de voordelen wil tonen en dat ik hen wil aanmoedigen. Dit zijn de redenen voor het schrijven van deze verhandeling.

Vraag: Wat is de noodzaak de uiteenzettingen van de leer te herhalen waar ze toch al in detail in de soetras zijn uiteengezet?

Antwoord: Hoewel deze leer in de soetras is uiteengezet zijn de capaciteiten en daden van de mensen van vandaag niet meer dezelfde als toen, en ook de condities waaronder de leer wordt ontvangen en het begrip ervan zijn niet meer hetzelfde. Dat wil zeggen, toen de Tathāgata nog in de wereld was waren mensen hoog begaafd en de Prediker muntte uit in vorm, geest en daden, zodat, nadat hij met zijn perfecte stemgeluid had gepredikt, verschillend geaarde mensen het allen hadden begrepen; toen was er geen noodzaak voor dit soort verhandelingen. Maar na het heengaan van de Tathāgata waren er die kracht genoeg hadden om uitgebreid naar anderen te luisteren om zo tot begrip te komen. Er waren er die kracht genoeg hadden om te kunnen luisteren naar maar heel weinig woorden om tot goed begrip te komen. Er waren er die zonder hun geest in te spannen steun vonden in de uitgebreide uiteenzettingen van anderen en die zo tot begrip kwamen. En natuurlijk waren er ook die niet veel waarde hechtten aan uitgebreide uiteenzettingen; ze vonden ze maar problematisch. Dezen zochten naar wat samenvattend is, naar wat beknopt is, en toch vol van grote betekenis. (Dat eenmaal gevonden) waren ze tot begrip in staat. Dit in overweging genomen is deze verhandeling bedoeld om in algemene bewoordingen de grenzeloze betekenis van de wijde en diepe leer van de Tathāgata te omvatten. Daarom dient deze verhandeling aan het daglicht te komen.

Toelichting

— De vreemde woorden die hier tussen haakjes worden gegeven zijn in merendeel uit het Hybrid-Sanskriet, en soms uit het Pāli)

— De eerste keer dat het woord Tathāgata in dit tekstgedeelte voorkomt verwijst niet zozeer naar Boeddha alswel naar de essentie van boeddhaschap. Consulteer de woordenlijst van de "Afdaling op Lanka".

— SMRTI, Chinees: niàn (spreek ongev.: njèn). Dit zou letterlijk vertaald kunnen worden met "herinneren, voor de geest houden." Het houdt een meditatieve praktijk in van het voortdurend voor ogen houden van Boeddha, of Boeddha nu gevisualiseerd wordt of herinnerd in zijn dharmatā-vorm (voetn.27). Lees een aantal keren de Zangen vanuit Tushita op deze site om er achter te komen wat Boeddha wel of niet is.

— De eeste drie regels die volgen op "Antwoord:" vinden we in iets andere bewoordingen ook bij Bodhidharma, wanneer hij, volgens een manuscript dat in de bibliotheekgrot te Dunhuang gevonden is, in gesprek is met zijn leerling en tweede patriarch van het chinese zen Huike (spreek ongev.: hweikù). Daar zegt Bodhidharma: "In de tijd dat Boeddha sprak waren de monniken intelligent en allen begrepen wat hij bedoelde. .... Dezer dagen zijn de mensen dom en zijn hun faculteiten afgestompt ...."
Het zijn telkens weer woorden die een gevoel van urgentie willen opwekken: ik ben niet dom, mijn faculteiten zijn niet afgestompt; wacht maar af.





DE GROTE LIJNEN

Verklaard zijn de redenen om dit te schrijven. Nu volgt de grote lijn (van de verhandeling als geheel).

Globaal genomen kan de mahāyāna vanuit twee gezichtspunten verklaard worden. Enerzijds vanuit het principe, en anderzijds vanuit de betekenis.

Het principe is "Het bewustzijn van de wezens." In zichzelf omvat dit bewustzijn alle bewustzijnsstaten in zowel de fenomenale wereld als in de transcendente staat. Met dit bewustzijn als basis kan de betekenis van de mahāyāna ontvouwd worden. Waarom? Omdat het absolute aspect van dit bewustzijn de zelf-aard (svabhāva) van de mahāyāna representeert. Het fenomenale aspect van dit bewustzijn verwijst naar die zelf-aard, naar de kenmerken (làkshana) en naar de werking (kriya) van mahāyāna zelf.

De betekenis (van het adjectief "mahā" — groot — in de samenstelling mahāyāna) heeft drie aspecten: 1/ de "grootheid" van de essentie — want alle fenomenen (dharma) zijn identiek aan de Zoheid; ze nemen toe noch af; 2/ de grootheid van de kenmerken — want de Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen (Tathāgata-garbha) heeft uitmuntende kwaliteiten; 3/ de grootheid van de werking — want de werking (van de mahāyāna) geeft geboorte aan de goede oorzaken en effecten, zowel in deze als in andere werelden (resp. levens).

(De betekenis van het woord "yāna" — Voertuig — wordt geïntroduceerd) omdat alle Verlichtten (dit Voertuig) kozen, en alle Bodhisattvas (c.q. bodhisattva-mahā-sattvas) zullen, geleid door dit principe, het stadium van Tathāgataschap bereiken.

Toelichting

— Mahāyāna. Deze naam zou niet begrepen moeten worden als in contrast staand tot hinayāna, maar als een aanduiding voor een Grote, volledig uitgewerkte leer. Tekstgedeelten 3 en 7 verwijzen eveneens naar deze opvatting. De component "yāna", voertuig, komt nog ter sprake in teksten 9 en 11.

— SVABHĀVA.
Als aanvulling: W. Liebenthal in zijn "Chao-lun; the treatises of Seng Chao" (Hong Kong Univ. Press, 1968) geeft een uiteenzetting van de chinese term tzu-[d]jan, en plaatst dit tegen de achtergrond van wat hij Buddho-taoisme noemt. In dit laatste geval zou "zelf-natuur" de "spontane", "vanzelfsprekende" "eigenheid" en volmaaktheid van de Natuur in zijn totaliteit zijn. Daar neigt de voorliggende tekst veel meer toe, mits we het woord Natuur vergeten en ons beperken tot het "zichzelf-zijn" van Bewustzijn met een hoofdletter-B. Bedenken we echter wel dat Asvhaghosa, net als Nāgārjuna, op vele plaatsen telkens weer de neiging onderuit haalt om wat dan ook maar, ook bewustzijn, Substantie of realiteit toe te kennen.

— Met BEWUSTZIJN wordt in dit deel verwezen naar het Opslagbewustzijn, de Ālaya-vijñāna, en naar de Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen, de Tathāgatagarbha.





DE INTERPRETATIE

Het deel over de grote lijnen is nu gegeven. Nu volgt het deel over de interpretatie. Dit bestaat uit drie delen: 1/ Het Tonen van de Ware Betekenis; 2/ Het Corrigeren van Slechte Manieren van Hechten; 3/ Analyse van de Soorten Aspiratie tot Verlichting.

HET TONEN VAN DE WARE BETEKENIS

Een bewustzijn en zijn twee aspecten

Het aan het licht brengen van de ware betekenis (kan bereikt worden) door (te tonen) dat het principe van een (enkel) bewustzijn twee aspecten heeft. Het ene is het aspect van het bewustzijn in termen van Zoheid (tathāta), en het andere is het aspect van bewustzijn in termen van het fenomenale. Ieder van deze twee aspecten omvat alle vormen van zijn. Waarom? Omdat deze twee aspecten elkaar insluiten.

Het bewustzijn in termen van Zoheid

Het bewustzijn in termen van Zoheid is zowel de Dharmadhātu (tkst 60) alsook de essentie van alle fasen van bestaan, in hun totaliteit.

Dat wat de zelf-aard van het bewustzijn wordt genoemd is ongeboren (anut-panna) en kan niet vergaan. Het is alleen maar te wijten aan (de werking van) illusie dat alle dingen als van elkaar onderscheiden worden waargenomen. Is iemand bevrijd van illusies dan ziet hij geen kenmerken (làkshana) van objecten. Het is daarom dat alle dingen vanaf het begin aan alle vormen van verbaliseren, van beschrijven, van conceptualiseren voorbijgaan en, naar laatste analyse, niet-onderscheiden zijn, onveranderlijk, en onvernietigbaar. Ze komen slechts voort uit het Ene Bewustzijn, en daarom wordt de term Zoheid gebezigd. Verbale uiteenzettingen zijn maar provisorisch en hebben geen waarde, want ze worden slechts gebruikt in samenhang met illusies, en zijn krachteloos (want ens-loos). Bovendien heeft de term Zoheid geen attributen. De term Zoheid ligt, om zo te zeggen, aan de limiet van de mogelijkheid tot verbaliseren; bij die limiet aangekomen wordt een woord gebruikt om een eind aan woorden te maken — maar aan de aard van Zoheid zelf kan geen eind gesteld worden, want alle dingen zijn werkelijk. Ook is er niets dat als werkelijk aangeduid zou moeten worden, want alle dingen zijn gelijkelijk in de staat van Zoheid. We dienen te begrijpen dat geen ding met woorden verklaard of overdacht kan worden — derhalve de naam Zoheid.

Vraag: Als dat de betekenis is, hoe kan een mens zich er dan aan conformeren en er in opgaan?

Antwoord? Als ze begrijpen dat er, zodra het over de dingen gaat, hoewel er over gesproken wordt, noch dat is wat spreekt, noch dat waarvan gesproken wordt, en dat, hoewel er over gedacht wordt, er noch dat is wat denkt, noch dat waarover gedacht kan worden, dan kan van hen gezegd worden dat ze zich ermee geconformeerd hebben. En wanneer ze bevrijd zijn van hun gedachten wordt er van hen gezegd dat ze er in zijn opgegaan. Vervolgens, zodra Zoheid met behulp van woorden predicaten wordt toegekend heeft het twee aspecten. Het ene aspect houdt in dat het waarachtig ledig is (sunya), want dit kan, in de uiteindelijke betekenis, onthullen wat waar en werkelijk is. Het andere aspect houdt in dat het waarachtig niet-ledig (asunya) is, want de eigenste essentie ervan is begiftigd met onbezoedelde en uitmuntende kwaliteiten.

Waarachtig ledig

(Zoheid is ledig) want sinds het begin (zonder begin) is het nooit gerelateerd geworden aan enigerlei bezoedelde staat van bestaan. Het is vrij van alle kenmerken van individueel onderscheiden van dingen, en het heeft niets te maken met gedachten die in een misleide geest ontstaan.

Men zou moeten beseffen dat de zelfaard van Zoheid noch kenmerken heeft, noch geen kenmerken, noch dat het niet voorzien is van kenmerken, hoewel het ook niet niet-voorzien is van kenmerken — en het is ook niet zo dat het zowel kenmerken als geen kenmerken heeft. Het heeft noch een enkel kenmerk, noch meerdere; noch is het niet-voorzien van een (enkel) kenmerk, en het is ook niet niet-voorzien ervan. Het is ook niet tegelijkertijd voorzien van een enkel kenmerk en tegelijkertijd meerdere.
Kort gezegd, omdat alle niet-verlichtte mensen met hun misleidde geest van moment-tot-moment (fenomenen) onderscheiden, hebben ze zich vervreemd (van Zoheid); daarom wordt de term "ledig" (sunya) gehanteerd. Zijn ze echter eenmaal bevrijd van hun misleidde geest dan zullen ze zien dat er niets ontkend behoeft te worden.

Waarachtig niet-ledig

Daar nu duidelijk is gemaakt dat de aard van alle dingen ledig (of ledigheid) is, m.a.w. dat ze ontdaan is van illusies, is het ware bewustzijn eeuwig, permanent, niet-veranderend, zuiver en in zichzelf berustend. Derhalve wordt het "niet-ledig" genoemd. Daar het het denkvermogen teboven gaat, is er ook geen enkel spoor van enig kenmerk in of aan te vinden; het is enkel en alleen in harmonie met verlichting.

Toelichting

— HET FENOMENALE wordt in de Lankāvatāra soetra omschreven met wereld-van-objecten.

— VERBALISEREN "De term Zoheid ligt, om zo te zeggen, aan de limiet van de mogelijkheid tot verbaliseren; bij die limiet aangekomen wordt een woord gebruikt om een eind aan woorden te maken - maar aan de aard van Zoheid zelf kan geen eind gesteld worden, want alle dingen zijn werkelijk."
De daoïst Zhuangzi (Chuang Tze) zei: "omdat woorden niets zeggen, kan men spreken en niets zeggen". (yan wu yan, zhong shen yan, wei chang yan).

— ELKAAR INSLUITEN. Hiernavolgende tekstgedeelten zullen tonen dat ook en zeker hier op het principe van "leegte is vorm, vorm is leegte" wordt ingegaan.

— EEN (enkel) BEWUSTZIJN heet in het Sanskriet eka-citta, en in het Chinees i-hsin (oude spelling). de letterlijke vertaling van deze term, in beide talen, betekent "een (ongedeelde) geest", "een bewustzijn", of, als we hsin willen zien als het samengaan van hart en bewustzijn: "een hart-geest". "Een" moet begrepen worden als "een" in tegenstelling tot "twee" (of meer), "veelvoud", of "dualiteit".

— IN HUN TOTALITEIT: Hierover zei de eerw. Fazang dat dit verwijst naar het wederzijds insluiten of omarmen van Zoheid en het fenomenale.

— Zie voor zelf-aard de eerdere aantekening over svabhāva.

— Zie voor "als van elkaar onderscheiden" de aantekeningen bij de Lanka, en wel de vele woorden over onderscheid-aanleggen (4de al.).

— Zie voor "Verbale uiteenzettingen" het hierop betrekking hebbende vers uit de "Zangen vanuit Tushita", doorklik hierboven.

De gedachten dat Zoheid alle vormen van denken transcendeert wordt ook gevonden in de Zangen over de Wortels van het Midden (Mūlamadhyāmakakārika) van Nāgārjuna: "Terwijl het gedachten-object afwezig is houdt het geven van een predicaat op, want net als in het geval van nirvāna kan de essentiële aard van alle dingen (dharmatā-dharma-svabhāva), die noch geboren wordt, noch vergaat, niet van een predicaat worden voorzien."

— De zin "Zoheid ligt, om zo te zeggen, ...". Daarover schreef de eerw Wonhyo: "Het is net als te zeggen: Stilte!" Ware deze stem er niet, dan zouden andere stemmen niet tot ophouden gebracht worden."

— Het zinsdeel "want alle dingen zijn werkelijk" wordt in de Lanka verklaard aan de hand van de skandhas waarvan gezegd wordt dat ze zijn.

— SUNYA en ASUNYA — ledig en niet-ledig in het tekstgedeelte 3.1 wordt het tetralemma — zie de deze pagina — verder doorgevoerd dan zelfs Nāgārjuna ooit deed. Een van Nāgārjuna's uitspraken, opgetekend in de bovengenoemde kárika zegt: "Wanneer ledigheid slecht wordt begrepen vernietigt het de onnozele (student van de Dharma) op dezelfde manier als wanneer hij een slang bij het verkeerde eind zou vastgrijpen, of een bezwerende tekst verkeerd zou hanteren."
Ook zegt hij: "Ware er iets niet-ledigs, dan zou er ook iets zijn dat ledig genoemd wordt. Er is echter niets dat niet-ledig is; hoe zou er dan iets ledigs kunnen zijn?"
In een daaropvolgend hoofdstuk echter zegt hij ook: De Overwinnaars (de Boeddhas) hebben verklaard dat ledigheid het opgeven van alle opinies is. Zij die er over ledigheid opinies op na houden zijn niet meer voor verbetering vatbaar."

van moment-tot-moment.

— Het tekstgedeelte "Waarachtig niet-ledig". Wat hier "illusies" wordt genoemd heet in de Lanka prapanca (tkst.50).
. Het "ware bewustzijn" in dit tekstgedeelte verwijst eerder naar de Tathāgatagarbha (Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen), dan naar het Opslagbewustzijn (álaya-vijñāna).







Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme