Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






CONNECTIE TUSSEN
PAKISTAN EN JAPAN




De migratie van de Boeddha-Dharma naar Japan
Welke Soetra de Koreaanse vorst van het Peakche-rijk in het jaar 538 naar keizer Kimmo, de Yamato-heerser zond, is niet bekend. Er wordt zelfs van uitgegaan dat dit verhaal een legende is, en dat de werkelijke introductie van boeddhisme in Japan iets later tot stand kwam. Het verhaal zegt dat de keizer, bij het horen van de betreffende tekst een huppeltje deed, zozeer was hij ingenomen met wat hij hoorde.

Om het traject duidelijk te maken: Vanuit India, maar meer vanuit de stadstaatjes langs de Zijderoute, arriveerden de eerste boeddhistische teksten in het Chinese Dunhuang, waar in de loop van de tijd de Mogao-grotten een standplaats voor het boeddhisme zouden worden. Die instroom begon in het jaar 67. Vanuit China sijpelde de Boeddha-Dharma door naar het Oosten, naar Korea. Van daaruit werden de soetras naar Japan gebracht.

Het is bekend dat de Japanse prins Shotoku (574-622), zo'n dertig, veertig jaar na de introductie van de eerste tekst, eigenhandig een Hokke-gisho penseelde, een drietal commentaren op de: Lotus Soetra, Shrimaladevi Soetra en de Vimalakirti Soetra. In het tweede werk is de persoon die spreekt een zekere koningin Srimala, en in het derde werk is het de rijke zakenman Vimala-kirti (klemtoon op vim) die de ondervraagde monniken te slim af is.

Waar heeft een keizer wat aan? Welke tekst zou keizer Kimmo aan het huppelen hebben gebracht? Van deze drie komen er twee direct in aanmerking: de Lotus Soetra en de Srimaladevi Soetra. In de Lotus Soetra wordt gezegd dat boeddha(-schap) tijd en ruimte ontstijgt, en dus eeuwig is. Dat zal als een bevestiging zijn opgevat van de indigene leer die spreekt over de eeuwige oergodin Amaterasu omikami. Bovendien spreken beide soetras over onze ingeboren mogelijkheid zelf boeddhaschap te realiseren. Ook dit zal de keizer als muziek in de oren geklonken hebben; hij en zijn geslacht waren immers nazaten van Amaterasu omikami, en dus inherent goddellijk.

Het is niet eens waarschijnlijk dat het deze soetras zijn geweest die hem werden voorgelezen; ze zijn nogal lang en hebben geen onmiddellijk herkenbare adviezen ten aanzien van het besturen van een land. De keizer moet een stevige onderbouwing hebben gezocht voor de dagelijkse uitoefening van zijn ambt. Die zal hij gevonden hebben in de teksten en verhalen over de chakravartin, de wereldheerser, of universeel vorst, zoals die in de canonieke geschriften naar voren komt, en in de Suvarna-prabhasha-sutra, de Soetra van het Gouden Licht. Daarin wordt gezegd dat ieder wezen in principe voorzien is van prajnyā, wijsheid, waarmee een onderscheid gemaakt kan worden tussen goed en kwaad. Deze soetra werd ook een ideale tekst waar opeenvolgende keizers zich naar richtten. Ze spreekt over de onveranderlijke universele, bovenredelijke wetmatigheid, maar ook over de veranderlijke wetten van het aardse bestaan. Dat laatste verschafte hen een uitgangspunt om ook de gewone mensenwetten en de politiek aan veranderlijkheid onderhevig te doen zijn, en toch te kunnen zeggen dat dit in overeenstemming is met de Leer van de Boeddhas.

Voorts moet gezegd worden dat in een paar mahāyana soetras, en in een paar (d)Játakas (Geboorteverhalen) gesproken wordt over schenkingen van beddengoed aan de monnikengemeenschap. Dergelijke schenkingen komen niet voor in de standaardlijst gepaste geschenken uit het vroege boeddhisme van rond de Gangesvlakte; een tropisch klimaat behoeft geen beddengoed. Aan dergelijke minieme details kunnen we dus zien dat soetras die dergelijke verwijzingen geven, of die verwijzen naar de donder die weerkaatst tusen nauwe bergpassen, of naar "de koningin" die met één stem meerdere tonen tevoorschijn kan roepen — dus boventoon kan zingen — in ieder geval in koelere klimaten tot stand zijn gekomen, niet in India Bharat.







Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme