Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






Begin van het boeddhisme in Europa

We gaan hier gemakshalve even voorbij aan de inspanningen die de academische wereld vanaf het eind van de 19de eeuw heeft geleverd aan het vertalen en interpreteren van boeddhistische teksten. Deze inspanningen waren erg belangrijk, maar waren vanwege de taalkundige en schrift-onderzoeken niet bedoeld om een groot publiek te interesseren.

april 2015
In 1924 werd in Londen The Buddhist Society opgericht. Zo ongeveer de hele boeddhistische wereld is het er over eens dat dit instituut, dat werd opgericht door Christmas Humphreys, het oudste in Europa is. Dat werd in Californië voorafgegaan door een vestiging van het Reine Land-boeddhisme, in 1899, opgericht ten behoeve van de Japanse emigranten naar de VS. Althans, dat wordt gezegd. Maar dan vergeten we de Amerikaan William Sturgis Bigelow die in 1850 werd geboren, een jaar nadat de Japanse kunstenaar Hokusai overleed. Bigelow werd in Japan boeddhist en bracht ukiyo-e met zich mee toen hij eenmaal weer naar de VS terug ging. Hij wordt in verschillende bronnen een "Boston Brahmin" genoemd, en daar wordt dan rijk, beschaafd en goed opgeleid mee bedoeld. Bigelow was kennelijk te beschaafd om zich de arrogantie van een volksmenner aan te meten; hij stichtte geen boeddhistisch centrum, maar schepte misschien wel een beetje op.

Waardering in het vaderland
Dat de Buddhist Society in oktober 1889 werd voorafgegaan door een Londens huiskamer-project, de Buddhist Mission, geïnitieerd door de Ier Charles James William Pfoundes (1840 - 1907), was tot nu toe veelal onbekend, hoewel het mogelijk is dat de stichters van de Buddhist Society weet hadden van deze Mission, en er het hunne van dachten.

In 1881 werd door Thomas William Rhys Davids de Pāli Text Society opgericht, een streng theravāda-gericht vertaal-initiatief. Rhys Davids was erg overtuigd van het theravāda als enige correcte, want, zo meende hij, de oorspronkelijke boeddhistische stroming, en de theravāda-monialen van zijn tijd en later uitten zich herhaaldelijk met een "Mahāyāna is not Buddhism". Of Charles Pfoundes en Thomas Rhys Davids elkaar hebben ontmoet is niet bekend, maar ze werkten in dezelfde tijd en dezelfde ruimte: Londen en omgeving. En wat Rhys Davids en zijn medevertalers produceerden werd door de Buddhist Society zeer gewaardeerd en sterk gepromoot.

Op p. 12 van haar "Presenting Japanese Buddhism to the West: ..." schrijft Judith Snodgrass hoe zij Rhys Davids' opvatting over het religieuze, inclusief het boeddhistische, landschap van Japan ervaart: "Japan was a land of heathens prostraded before a multilimbed idol." (Japan was een land vol heidenen die bogen voor een veelarmige afgod [Avalokiteshvara en andere Japanse uitingen van het mahāyāna-boeddhisme]). Elizabeth Harris (Theravāda Buddhism and the British Encounter ...) specificeert Rhys Davids' afkeer van wat hij als Japan's religieuze mindset beschouwt wat nader met te wijzen naar diens bekende afkeer van de tantras, eveneens beleden door het Japanse shingon. In 1896 is Rhys Davids nog van mening dat de "boeddhistische tantras" nog steeds verbonden zijn met het onbeschaafde" en dat mahāyānistische uitingen, dus ook het eerbetoon aan andere boeddhanamen dan die van Gáutama (Gótama), in tegenspraak zijn met Boeddha's oorspronkelijke leer.

De Pāli Text Society bestond in 1889 nog niet. Aan de universiteit van Londen waaraan Rhys Davids verbonden was, zal Pfoundes (spreek: pounds) niet zijn uitgenodigd, de Buddhist Society bestond zelfs nog niet in de gedachten van de oprichter. Het boeddhistische landschap in Londen was in 1889 bar en troosteloos. Pfoundes vond uitsluitend de inmiddels welbekende groepjes die zich interesseerden voor esoterie en dergelijke, en die van allerlei weetjes over het boeddhisme hadden opgevangen zoals wij alles weten van het leven op planeten waar vast en zeker water, en dus leven te vinden is. Tijdens zijn huiskamer-periode in Londen sprak Charles Pfoundes met vertegenwoordigers of aanhangers van het esoterische en theosofische. Sommigen onder hen, zegt Brian, waren ook in Japan geweest, anderen niet. Pfoundes had er lucht van gekregen dat er in het Verenigd Koninkrijk waren die het christendom de rug hadden toegekeerd en stelde daar zijn hoop op. Hij ontmoette Annie Besant. In de biografie over Charles Darwin (Desmond & Moore) wordt ze omschreven met "atheïste, moeder van twee kinderen, en een vrouw die haar man, een predikant, had verlaten". Ze was samen met een zekere Charles Bradlaugh — hier een notariële klerk, daar een parlementslid — de beheerder van de "International Library of Science and Freethought" hoewel we haar eerder kennen als leerlinge en opvolgster van Mme Blavatsky die vanuit het theravāda-boeddhisme van Sri Lanka was geëvolueerd naar de theosofie. Zo atheïstisch was Annie Besant dan blijkbaar toch ook weer niet. Pfoundes uitte zich in afkeurende bewoordingen ten aanzien van de theosofie, en dat zal zowat het enige punt zijn geweest waarover hij en Rhys Davids het eens waren, met uitzondering van beider schrik voor de "veelarmige afgoden" zoals Rhys Davids de geantropomorfiseerde concepten uit het mahāyāna noemde.

Pfoundes als kleine zelfstandige
Gezien hetgeen de Britse minister naar Japan, Sir Ernest Satow over Pfoundes schreef, en tegen de achtergrond van wat Pfoundes zelf heeft nagelaten aan literatuur en dergelijke, kan gesteld worden dat hij in Japan, binnen zijn Pounds' Nippon Institute als kleine zelfstandige werkte voor Britse en Japanse overheden, en nog een paar zaken. Hij moet adviseur, vertaler, bemiddelaar, publicist (tot op zekere hoogte), en hoogst waarschijnlijk ook leraar Engels zijn geweest.

Het boek "Sir Ernest Satow's Private Letters to W.G. Aston and F.V. Dickins: The Correspondence of a Pioneer Japanologist from 1870 to 1918" windt er geen doekjes om. Ernest Satow is zelfs uitgesproken hard ten aanzien van Charles Pfoundes (p. 127): "I have seen notices of Mr. Pfoundes or Pounds' Nippon Institute, and thought it too ambitious altogether. ... The man is a charlatan and knows nothing. He wrote a Budget of Japanese Notes which were absolutely valueless. (Ik heb de aantekeningen gezien van de heer Pfoundes, van Pounds' Nippon Instituut, en ik meen dat het veel te ambitieus is. ... De man is een charlatan en weet niets. Hij schreef een Budget voor "Japanese Notes" [Japans bankpapier?] dat van nul en gener waarde is).
In Ian Ruxton's "Correspondence of Sir Ernest Satow, British Minister in Japan, 1895- 1900" is Satow nog explicieter, bijvoorbeeld: "He admits that he had the impertinence and effrontery to write on behalf of Kobe" (Hij geeft toe dat hij de gore moed heeft gehad om te schrijven uit naam van [de stad] Kobe).

Pfoundes als boeddhistisch missionaris?
Charles Pfoundes had na of tijdens een periode in Japan de Japanese Buddhist Propagation Society voorgesteld hen te gaan vertegenwoordigen in Engeland. Hoopte hij op financiële ondersteuning in de vorm van een predikantensalaris? Deze JBPS was een organisatie die voortkwam uit het Reine Land-boeddhisme. Of deze organisatie met het voorstel akkoord is gegaan is een beetje de vraag. Het Dhammaloka-project stelt dat de JBPS, formeel en officieel verbonden aan de Nishi Honganji, de hoofdafdeling van het Jōdō Shinshu, met het voorstel akkoord zou zijn gegaan. Maar aan de hand van de hier bijgeleverde foto en de korte duur van het verblijf in Londen zouden we ook kunnen opmaken dat Pfoundes noch een positief, noch een negatief antwoord heeft gekregen — zoals de beleefdheids-adat daar gaat, en vervolgens maar op eigen initiatief aan de slag is gegaan, in de door het Jōdō niet bepaald gewaardeerde tenu van de yamabushi, zie onder. Zou de Nishi Honganji inderdaad koudwatervrees hebben gehad ten aanzien van een vertegenwoordiging door Charles Pfoundes, dan zou dat, in hindsight, een correct instinct zijn geweest.

Brian Bocking, die onderzoek naar het onderwerp heeft gedaan, meent dat Pfoundes tijdens zijn herhaalde verblijf in Japan een expert was geworden op het gebied van de religieuze cultuur.(1)
In een verslag van Jan Brandes, een van Nederland's meest bekende oriëntalisten, vinden we de vermelding dat Pfoundes tijdens het Internationaal Oriëntalisten-congres te Hanoi, 1-6 december 1902, vijf jaar voor zijn dood, een lezing hield over het "japans-boeddhistische pantheon". ("Brandes Verhandelingen", ongedateerd, door een anonymus in eigen beheer uitgegeven, ws. kort na 1946.)
Charles Pfoundes, die de Japanse naam "Omoie Tetzunostzuke" kreeg of aannam, overleed in 1907. Zijn Londense boeddhistische initiatief, dat wil zeggen, dat van 1889, zou niet langer dan een jaar geduurd hebben.

Charles Pfoundes' kennis van het boeddhisme
Wanneer we kijken naar de foto die Charles Pfoundes van zichzelf had laten maken dan zien we dat hij het tenu, inclusief de hoofdtooi, draagt van de yamabushi, de bergasceet. Yamabushi praktizeren een mix van een paar religieuze stromingen, inclusief het shingon en het zen, maar zeker niet het jōdō (Reine Land).
In "Secrecy in Religion" toont Pfoundes zich tot op zekere hoogte een kenner van het shingon, maar er kan niet uit opgemaakt worden dat hij in die kringen meer gedaan heeft dan toekijken hoe shingon-praktikanten zich kleedden en gedroegen. Het zou heel goed kunnen dat hij een voorbeeld nam aan de voorname Amerikaan William Bigelow die in 1885 intrad in de Mikkyo-stroming van het shingon. Deze informatie over Bigelow werd ons geleverd door Roger Warner, op 26 maart 2015 schrijvend voor de Boston Globe. Op de foto die Roger Warner2 levert ziet Bigelow er niet uit; gegeneerd giechelen is de eerste reactie.
Of Pfoundes en Bigelow elkaar echt van nabij kenden, respectievelijk met elkaar omgingen, is, gezien het een tikje ordi zijn van Pfoundes niet waarschijnlijk. Maar het wereldje van expats in Japan moet klein zijn geweest, en wanneer een ambassade iedereen uitnodigt voor een ietsje, dan ziet iedereen elkaar ook — voor zover uitgenodigd; we weten er van mee te praten.

Wat hij op de foto in de linkerhand houdt zou een kunstzinnige representatie van een soetrarolletje kunnen zijn zoals het shingon dat hanteert, hoewel het wel erg klein is in vergelijking met als zodanig bekende voorwerpen.
Het rituele voorwerp in de rechterhand is moeilijker te duiden. In geen van de lijsten die het Jōdō shinshu, het shingon, het shintō en het yamabushi verschaffen wordt het getoond. Zou het een shingon ritueel voorwerp zijn, en zou Charles daar een soort instructie hebben ontvangen, dan zou hij het vastgehouden hebben met naar binnen gebogen middel- en ringvinger. We zien echter dat alleen de middelvinger gekromd is; hij deed maar wat na.
Het voorwerp zelf kan eigenlijk niet echt vergeleken worden met de kinpei, een symbool van zuivering uit het shintō. Het zou nog een verfraaide waaier kunnen zijn zoals shintōïsten dit meedragen in de optocht voor bijvoorbeeld de phoenix, maar ook voor zo'n conclusie is veel fantasie nodig.
Het lijkt er op dat Charles van alles en nog wat aan spulletjes verzamelde om mee naar huis te nemen voor zijn eigen leven als boeddhistisch profeet, thuis in het Verenigd Koninkrijk.
Met andere woorden, Charles Pfoundes zal wellicht enthousiast zijn geweest, en gemeend hebben dat hij de laatste jaren van zijn leven nog zinvol kon besteden. Zijn poging in Engeland is van korte duur geweest, en we mogen er van uitgaan dat de laatste 17 jaar van zijn leven in Japan niet zonder materiële zorgen zijn verlopen.

Initiatieven als die van Charles Pfoundes — lekenboeddhisten die nergens de stiel hadden geleerd, maar het een en ander hadden gelezen — waren er in de beginjaren van het boeddhisme in Europa meer, niet alleen in Engeland. We lijken een grote aantrekkingkracht te hebben op uitzonderlijk begaafden, die zich niettemin niet altijd voldoende wisten en weten weg te cijferen om ook maar ergens aan te kloppen voor opleiding, begeleiding en instructie.

Japan kent een versie van de Lotus soetra waarin het volgende aforisme staat: zonder (de materie) omvat te heben, denkt men het te omvatten; zonder het begrepen te hebben, denkt men het te begrijpen.


(1) Charles Pfoundes is de auteur van een 4-tal artikelen en ingezonden brieven in The Open Court geweest: "The Syllable 'Aum' and the Mantra Cult", de ingezonden brief "Secrecy in Religion", en de eveneens ingezonden brief "The Many Buddhas", alsmede "The French Colonies in China". Hoe Brian er bij komt hier de kwalificatie "diepgaande kennis van de japanse religieuze cultuur" aan te hangen is een klein raadsel. Pfoundes toont hier dezelfde angstige vooroordelen en misconcepties die andere westerse beschouwers van zijn tijd ook hadden. In één ding leek hij het goed gezien te hebben: "Sakya [en andere boeddhanamen] is revered, but not worshipped" (Sakya[muni Boeddha] wordt vereerd, maar niet aanbeden), maar dan gaat hij aan het eind van de ingezonden brief over "de vele Boeddhas" toch weer onderuit met te stellen dat in de Jōdō(-shinshu) opvatting "Amida [is] the chief, but not the sole, object of worship" (Amida boeddha is het belangrijkste, maar niet het enige voorwerp van aanbidding).

(2) http://www.bostonglobe.com/magazine/2015/03/26/seeing-hokusai-boston-thank-this-eccentric-brahmin/YAZU2OQgA8c4M7ysBiNPBP/story.html



Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme