Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






Mūdra en pinkama

Een boeddhabeeld zoals we dat in Myanmar en Sri Lanka kunnen aantreffen met de bhumi-sparsa, de aarde-aanrakende mūdra. Het birmese kenmerk aan een dergelijk beeld is de haarband en de afwezigheid van nog een extra toef haar op de kruin. Zie ook de bijdrage over Boeddha's afscheid van het burgerleven

Op 6 januari 2007 werd in de Srilankaanse plaats Koluwa-módara een "10 cubit Buddha statue" ceremonieel geïnstalleerd. Dit meldde de Daily News van die dag.
De drie dagen durende ceremonie, die werd aangeduid met de generieke naam pinkama, werd bijgewoond door overheidsfunctionarissen, en werd op 8 januari afgesloten met het voedsel geven aan 400 monniken.

Een cubit is een maat gebaseerd op de lengte tussen het topje van de middelvinger en de elleboog van een volwassen mens, dus 40 - 45 cm.

Het Koluwa-módara-beeld toont de bhumi-sparsa de aarde-aanrakende mūdra. Deze mūdra wordt beschreven in de Padhāna sutta uit de vroege Sutta Nipāta van de/het theravāda.
In de Padhāna sutta wordt beschreven hoe Boeddha "het leger van Māra" versloeg, dat wil zeggen, hoe hij weerstand bood aan de pull die wordt uitgeoefend door het verlangen naar het verlangen, het volkomen hedonistische verlangen naar wat je in principe al hebt: leven en alles wat de relatieve wereld te bieden heeft.
De beschrijving in deze Leerrede moet niet letterlijk genomen worden. Net als in het oude Europa lopen de werkelijkheid en het sprookje door elkaar, en wordt niet zelden de voorkeur gegeven aan het sprookje omdat dit de werkelijkheid in wezen dichter benadert dan een historisch-feitelijke opsomming van gebeurtenissen. In India heet dat in het Sanskriet: itihása.

Hier zien we de twijfel van de Bodhisattva die op het punt staat "door te breken": Heb ik nu werkelijk alles gedaan wat gedaan moest worden, zijn de tien perfecties (dasa-paramitā) nu werkelijk vervuld? Wanneer dan Boeddha de aarde aanroept als getuige is er zekerheid, en valt die zorgelijke onrust weg. Wellicht mogen we daarom nirvāna wel omschrijven met de vredige rust van iemand die weet dat hem of haar niets, maar dan ook niets meer verweten kan worden. Ook daarom wordt van Boeddha gezegd dat hij de angstloze is, en ook daarom is het alleen aan boeddhabeelden dat we de vreesafwerende mūdra zien, de abhaya-mūdra.(1)
De passage, naar een vertaling van Paul Carus, gaat als volgt:
"Māra liet een wervelwind ontstaan, maar tevergeefs; hij liet een stortbui ontstaan opdat Boeddha daarin verdrinken zou, maar geen druppel maakte zijn pij ook maar nat; hij liet rotsblokken van een helling naar beneden komen, maar die veranderden in bloemen; hij veroorzaakte een regen van wapens — zwaarden, speren en pijlen — die hem moesten treffen, maar het werden hemelse bloemen; hij veroorzaakte een regen van gloeiende kolen die uit de hemel neerdaalden, maar ook deze richtten geen schade aan. Zo ook werden hete as, een zandstorm en een modderstroom veranderd in hemelse zalven.
Ten leste veroorzaakte hij duisternis, maar de duisternis week voor Boeddha zoals de nacht wijkt voor de zon. Māra schreeuwde: "Siddhàrta, sta op van die zetel, die behoort jou niet toe, die behoort mij toe." Boeddha antwoordde, "Māra, je hebt de tien perfecties(2) niet vervuld. Deze zetel behoort niet jou toe, maar mij, want ik heb die tien perfecties vervuld."
Māra weersprak Boeddha's claim en riep zijn leger als getuige aan. Boeddha zei, "Ik heb geen ademhebbende getuige hier tegenwoordig, maar", zijn rechterhand naar de machtige aarde uitstrekkend zei hij tot de aarde, "Wilt u mijn getuige zijn?" En de machtige aarde donderde: "Ik ben getuige." En Māra's olifant viel op zijn knieën, en al zijn volgelingen vluchtten alle kanten op. Toen de menigte hemelingen zag hoe Māra's leger vluchtte, riepen ze: "Māra is verslagen! Prins Siddhàrtha heeft overwonnen! Laat ons die zege vieren!"


(1) De abhaya-mūdra.
(2)Tien perfecties (paramitā). Zie hiervoor het Oxford lemma.


Het singhalese woord pinkama is afgeleid van het Pāali puñña-kamma, of het Sanskriet punya-karma, verdienstelijke, of morele verdiensten opleverende handeling. Het woord is gebaseerd op een passage in de Mahā-parinibbāna Sutta in de Pāli-canon. In deze Leerrede wordt gesproken over de architecten van de stad Patna die vroeger Pataliputra heette: Vassakāra en Sunidha. Daar prijst Boeddha beide mannen met de woorden,
"Ānanda, het is alsof Vassakāra en Sunidha advies hebben gevraagd aan de deva (meerv.) van de [Hemel van] Drieëndertig (Pāli: Tava-timsa of (Skr.: Traya-trimsa). ... In een streek waar er deva met grote geestkracht zijn, daar zijn machtige overheidsdienaren bezig met de constructie van gebouwen; waar er deva met minder grote geestkracht zijn, daar zijn minder machtige overheidsdienaren bezig met de constructie van gebouwen."

Aan het eind van een nachtelijke bijeenkomst met toehoorders uit de stad nemen Vassakāra en Sunidha toevlucht tot de Boeddha en zijn Leer(1), en nodigen het gezelschap monniken met Boeddha aan het hoofd uit de volgende dag een maaltijd te aanvaarden. Na deze maaltijd dankt Boeddha de gevers in een aantal versregels en zegt daarin,
"Waar hij ook moge verblijven, de wijze mens | offert gaven aan de reinen en waardigen. | En nadat hij deze waardigen gaven heeft overhandigd | deelt hij zijn [morele] verdienste met de lokale deva. | En zo geëerd, eren zij hem op zijn beurt. | .... | Hij is door hen geliefd; hij wordt fortuinlijk."

De puriteinen onder ons hebben nog steeds moeite met Boeddha's aanvaarden van een deel van de vedische traditie waarin wordt gesproken over deva en brahma. Maar in bijvoorbeeld Boeddha's biografie, de Nobele Zoektocht, zien we al een verwijzing naar de deva van die tijd. Je tegen zo'n concept openlijk afzetten had eindeloze discussies en onthouden van voedelgaven veroorzaakt, en had de zaak in zijn kern niet vooruit geholpen.

(1) De standaard toevluchtname zoals we die nu kennen is het toevlucht nemen tot het Drievoudig Juweel, de Boeddha, de Leer (Dharma) en de Communiteit (Sangha). Dit vroege werk toont ons dat in de jaren dat Boeddha over aarde ging de mensen toevlucht namen tot alleen de Boeddha en de Leer, en we moeten er daarom van uit gaan dat de drievoudige toevluchtname van later datum is.






Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme