|
De Tour de France maakte in juli een ommetje door ondermeer de Isère, het Departement met een toch wel indrukwekkend uitzicht op de bergen van de Hautes Alpes.
Hier in ieder geval riep dat gedachten op aan het ontstaan van de aarde: een immense bal van vuur, ijzer, zuurstof, en wie weet wat nog meer die miljarden, of toch tenminste miljoenen jaren donderend en gierend door het heelal gesuisd moet hebben voordat het enigszins tot stolling kwam. En dan die naweeën van zo'n ontstaan met doorgaande vulkanische activiteit, materie die langzaam of snel naar het oppervlak werd gestuwd, gestolde lagen lava waar verse lagen lava overheen vloeiden en een onder druk van eigen gewicht en afwezigheid van materie in de ondergrond weer heel en half wegzakken van stukken rots zo groot dat we er een dag of langer overheen kunnen dwalen.
Maar dan gaan de gedachten onwillekeurig naar de tijd, als er sprake kan zijn van tijd, voor het tot stand komen van die vuurbal. Waar kwam dat ijzer en ander erts vandaan, waar vandaan die zuurstof waardoor vuur kan ontstaan, enzovoorts.
Die vraag is geloof ik nog niet beantwoord — en kom ons niet aan met een god die 't al geschapen heeft; die tijden zijn voorbij.
In dat verband kunnen we denken aan de leerrede over de man die door een pijl getroffen werd waarvan de punt gif bevatte (De Korte Rede tot Mālúnkya-putta)(1).
De passage waar 't om gaat, uitgesproken ten overstaan van een aspirant-monnik die al heel oud is, niet lang meer te leven heeft, en dus geen tijd meer om aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoek te beginnen:
"Stel een man werd getroffen door een pijl (usu) waarvan de punt dik onder het gif (vişa) zat. Zijn vrienden en familieleden zouden er een arts en een chirurg bij halen. Dan zou hij (de getroffene) het volgende zeggen: Ik trek die pijl er niet uit totdat ik weet of die vent (de schutter) een nobele was, of een brahmaan, een handelaar, of een arbeider.(2) Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit totdat ik weet tot welke groep (P.: kūla of gotha) de man behoort die mij verwondde. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet of de man die me beschoot lang of kort is, of gemiddeld in lengte. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet of die man heel donker getint is, of middelmatig, of een lichte (gouden) huidskleur(3) heeft. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet waar de schutter vandaan komt, van een dorp, of van een middelgrote plaats met een markt, of uit een stad. Hij zou kunnen zeggen: ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet hoe die boog is gemaakt, of het een geveerde boog is of een kruisboog. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet waar de snaar op die boog van gemaakt is, van de engbloem, van riet, van een (dierlijke) pees, van hennep, of van een eulotropis gigantea4. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet waar schacht van de pijl van gemaakt is, welk soort riet er voor is gebruikt. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet hoe die pijl geveerd is, van welke vogel, van een gier, of van een reiger, van een havik, van een pauw, of van welke andere vogelsoort dan ook. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet waar de schacht van de pijl mee omwikkeld was, met de pezen van een buffel, van een koe, van een hert, of van een aap. Hij zou kunnen zeggen: Ik trek die pijl er niet uit voordat ik weet of het een gewone pijl was of een bijzondere soort.
Zoon van Mālúnkya (Mālúnkya-putta), zo'n man zou sterven voordat hij een antwoord had.
De rest van de rede gaat over de vragen waar de oude man, als kind van een brahmaanse, of althans niet-boeddhistische familie, mee opgevoed was: vragen, of liever, debat-onderwerpen als: is de wereld eindig of oneindig, is er geboren worden, bestaan, en dood. En of er afzien en lijden is, beklagen en wanhoop.
Daarop volgt dan de opsomming van alle 62 verkeerde meningen die er toen in de wereld waren.
De oude aspirant-monnik krijgt te horen dat het antwoord zoeken op dergelijke vragen geen bijdrage levert aan het opheffen van lijden en ongemak. En aan het eind van de toespraak krijgt hij te horen dat Boeddha dit spitten en wroeten heeft achtergelaten op het moment dat hij Ontwaken bereikte. Mālúnkya krijgt het advies om diezelfde weg te bewandelen teneinde hetzelfde resultaat te behalen.
In dit laaste zien we een van de belangrijke verschillen met theïstische systemen: er wordt niet aangeraden de stichter van de levensbeschouwing te aanbidden als het hoogst haalbare, een resultaat dat door gewone mensen niet behaald mag of kan worden. Er wordt aangeraden eveneens naar Boeddhaschap te streven.
Dit doorgaans volkomen uit zijn context gepresenteerde fragment — ga maar eens zoeken naar een bronvermelding bij al die "talking heads", we vinden er wellicht 1, althans online — is mede oorzaak geweest van het in zen-kringen rondgaande "weet niet", de zen-voorganger die daarmee wil aantonen dat hij helemaal los van alles is gekomen. Z/Hij gaat niet op zoek naar antwoorden, want dan twijfel je, en wie twijfelt heeft het doel nog niet bereikt.
We moeten ons dan tot andere Kleine Voertuig-manuscripten wenden om het advies tegen te komen dat, in westerse taal verwoord, een "onderzoekt alle dingen, en onthoudt het goede" als advies geeft. Met zo'n advies, al is het advies dat werd voorgehouden aan de Kalāmās nog zo vaag(5), kunnen we vrijelijk beginnen of doorgaan met op gewoon alledaags niveau te spitten en te graven totdat bepaalde raadsels zijn opgelost, zoals bijvoorbeeld de vraag waar de ingrediënten van de planeet aarde vandaan komen.(6).
(1) MN 63
(2) Hier worden de vier hoofdkasten vermeld: raja (kshatriya), brahmin, vaishya (of vessa), shudra
(3) kañcana-sannibha-taca
(4) khīra-paņņim
(5) Vanaf p. 21 vinden we een aantal van de 62 verkeerde meningen van die tijd, en dan met name vraagstukken over wat in westerse streken goed en kwaad wordt genoemd, en in boeddhistische middens bevorderlijk en niet bevorderlijk. In die zin is in ieder geval dat deel van de Rede verkeerd vertaald, en dat is ernstig omdat met het "goed en kwaad" de theïstische filosofie als een pleister wordt geplakt over een mens- en wereldbeeld dat het, en nu gebruik ik pummeltaal, liever heeft over stom resp. verstandig.
(6) Er wordt gezegd dat het heelal propvol zit met een (theoretisch aangetoonde) energie(soort). Hebben we het dan over (hoge) temperatuur? Is er dan zuurstof waardoor het vanwege wrijving kan ontvlammen? En waarvandaan die tastbare materie die als planeten of rotsblokken samengeklonterd rondzwieren? Hoe dan?
|
|
|
|
|
|
Nieuws over Boeddhisme is een productie van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme.
De paginas bestaan sinds september 2004.
email: whitejaderiver@gmail.com
|
Stichting onder nummer 20138036.
|
| |