― Ik bewonderde die newyorkse huizen met een stoeptrapje. Dat was pas sjiek. Totdat een architect ze ging verklaren: aan de voorkant een kamer met raam, aan de achterkant een kamer met raam, en er tussenin 1 of 2 kamers zonder raam. Zo werden ze in de loop van de tijd verhuurd aan de armeren in de stad. Wie een tussenwoning had, had ook altijd de lampen aan en zag niets van wat zich buiten afspeelde.
Het schilderij is van Cinta Vidal die het niet had over die huizen, maar over een verdraaide werkelijkheid.
― Milan Kundera (moet er nog gezegd worden dat het uitgesproken wordt als Koendera?) schreef in 1984 zijn "The Unbearable Lightness of Being" (de ondraaglijke lichtheid van het bestaan). Het werd herkend als iets zen-achtigs. Alleen is die lichtheid volgens het boeddhisme, en idealiter dus ook volgens het zen — ook al weet je het daar maar nooit, niet ondraaglijk maar juist zo draaglijk dat je er niet meer van af wil.
― Filosoof Schopenhauer (als ik de naam goed onthouden heb), zo oreerde laatst een frans filosoof ten overstaan van zijn adorerende klasje, meende dat noch vreugde, noch verdriet neerkomt op verveling. Dat vonden die over hun tafeltjes hangende gastjes leuk.
Maar dit "noch, noch" is precies die draaglijkheid waar je niet meer van af wil: het over zee uitkijken zonder echt te kijken, zonder echt te zien, en zeker zonder die maalstroom aan gedachten die maar afleidt, en toch een geluksgevoel ervaren. Een nirvanisch momentje, zouden we kunnen zeggen — maar dan ook maar een momentje, verbeeldt u maar niets!
|
|
|