DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


Boek Twaalf


Bijlage 2 - gelovig vertrouwen





Het twaalfde boek van de Avatámsaka Soetra heeft 239 verzen waarvan 18 vierregelige, 60 tweeregelige, en 161 van variabele lengte.
Een van de eerste themas die in het eerste deel van dit boek aan de orde komt, is het thema van geloof, vertrouwen, of gelovig vertrouwen. In het Hybrid-Sanskriet heet het śraddhā(1).
Dat is helemaal niet opmerkelijk: Wanneer je iets werkelijk serieus wilt gaan aanpakken, dan moet je er ook in geloven, er vertrouwen in hebben, anders komt er niets van terecht. Als u er niet op vertrouwt dat u pannenkoeken kunt bakken, dan is het resultaat verbrand meel of kledder. Trouwens, u begint er niet aan als dat sprankje (zelf-)vertrouwen er niet is.

Een van de stromingen die zich baseert op de Lotus Soetra, waarin het woord śraddhā(á) prominent voorkomt, zegt dat de betekenis van dit woord niet alleen "geloof opwekken" betekent, maar ook "er nieuwsgierig naar zijn". Die bron zegt ook dat śraddhā(á) niet hetzelfde is als het vedische bhakti dat oorspronkelijk "er deel van worden" betekent, en dat een overgave aan het voorwerp of onderwerp van devotie inhoudt.
Omdat śraddhā die medebetekenis van nieuwsgierigheid heeft, kan hier geen sprake zijn van eenwording of onderwerping; er blijft altijd een zekere afstand die ruimte laat voor reflectie en individueel beslissen.

De Avatámsaka, het twaalfde boek, beschrijft śraddhā als volgt:

"śraddhā is de basis van het Pad (marga), de moeder van deugd (of waardigheden - ws. nirāma).

Wanneer śraddhā onbezoedeld is, is de geest zuiver.

śraddhā is gul .... het kan kennis en deugd doen toenemen.

śraddhā zorgt voor zuivere zintuigen [moreel onbezoedeld], die helder en scherp zijn.

śraddhā kan de wortel van mentale kwellingen uitroeien.

śraddhā hecht zich niet aan objecten.

śraddhā is het reine zaad van deugd."


Met dit gelovig vertrouwen als basis, zegt boek twaalf, behaal je dus die zuiverheid, helderheid, en scherpte van geest. Met dat op zak kom je niet in aanraking met slecht gezelschap. Dan kun je het goede cultiveren, dan kweek je grote mentale kracht, dan ga je de dingen juist begrijpen, dan wordt je beschermd door de Boeddhas, dan ontstaat er in je de wil tot Verlichting (bodhi-citta), dan kun je de deugden van Boeddha cultiveren, dan wordt je wedergeboren in de familie van de Verlichtten [als Bodhisattva]. Daarna kun je effectieve vlotte en vaardige middelen ontwikkelen om anderen te bevrijden, dan wordt je wil sterker, dan kun je het alles overstijgende pad (van de Boeddhas) beoefenen, dan ga je het Grote Voertuig binnen, ... totaan: dan krijg je het onmetelijke Boeddhalichaam dat niet gekend kan worden door levende wezens.




(1) In de woordenboeken Klassiek Sanskriet vinden we het alleen maar in samenstellingen als samyak-sraddhāna, en is het in die context een woord uit het jaïnisme: Juist geloof.
In het Pāli wordt het geschreven als śaddhā.
Zo zijn er dus een aantal belangrijke woorden binnen het Boeddhisme die in de pré-hindu vedische geschriften, en daarna in de woordenboeken van het klassieke Sanskriet niet voorkomen: Tathāgata, Bodhisattva, en śraddhā zijn er een paar van.




Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Naar de pagina over de bovenredelijke Dharma en het Grote Voertuig

Naar Het doodloze en de samādhi

Naar het vervolg van de derde bijlage

Naar bijlage vier

Terug naar de eerste pagina van boek twaalf

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme