DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


Boek Vijftien


De Tien Verblijfplaatsen
bijlage twee





In ieder van de tien stadia wordt één aspect van perfectie geoefend. En uiteraard gebeurt dat op tien verschillende manieren, of in tien verschillende vormen.
In het eerste stadium wordt kennis aangescherpt, in het tweede wordt "de grond" in gereedheid gebracht, in het derde wordt er geoefend, in het vierde is een geboren zijn temidden van de nobelen, de wijzen.
In het vijfde stadium worden de vaardige middelen (upāya) geperfectioneerd, in het zesde bevindt de geest zich in de juiste toestand; vanaf het zevende is er geen terugvallen meer, in het achtste is men als het ware als jeugdige herboren, in het negende wordt de Bodhisattva "Dharmaprins" genoemd, en in het tiende zien we de "prins" gekroond als "koning".

Een citaat uit het eerste stadium:
"De bodhisattvas geven geboorte aan de vaste wil, [adhisthāna/pranidhāna(1)] om de moeilijk te bereiken doelen te behalen, te weten, de kennis over wat zo en niet zo is(2), de kennis over de gevolgen van dienstige en ondienstige handelingen, ... (tot en met) de kennis over voorgaande levens."
Zo hopen ze "een toevluchtsoord te worden voor allen die lijden."

Noten
(1) Zie boek drie, de bijlage.
(2) Zie voor "zo" boek vijf, bijlage een bij boek zeven, boek negen.




Zo gaat het ook voor de overige stadia.
Wat in het derde stadium opvalt is dat daar grote nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van altruïsme en mededogen, en dat de beoefenaar daar leert dat alle levende wezens voor hem/haar zowel leraren als gidsen zijn.
Het is dit laatste leerstuk dat Dharmaleraren hun leerlingen voorhouden: "zeg altijd dank u, ook al ben jij degeen die geeft en is het de ander die ontvangt. Want het is toch maar die ander die jouw in staat stelt altruïsme te beoefenen."




De basis voor het mededogen dat de beoefenaar in het tweede stadium wordt voorgehouden, wordt nog eens herhaald in de beschrijving van het derde stadium: "Alle dingen zijn impermanent, dukkha(*), ledig, zelfloos, ongeschapen..." enzovoorts. De bespreking van het voorgaande boek 14 ging daar uitgebreid op in.(**)

Noten
(*) Zie boek acht.
(**) Zie boek veertien.




In het vierde stadium wordt de beoefenaar voorgehouden dat hij/zij "geboren is uit de leringen der wijzen ... en geboren wordt in het Rijk van Werkelijkheid."
Er wordt ook nog gezegd dat in of tussen de Bodhisattvas geen onderscheid gemaakt kan worden. Deze zinsnede verwijst naar een belangrijk woord binnen het mahāyāna-boeddhisme, samatá, dat aangeeft dat er, bij afwezigheid van die fameuze kern, geen onderscheid gemaakt kan worden tussen samenstellende delen of kwaliteiten van wezens of dingen.




In het vijfde stadium wordt opnieuw herhaald dat al de Bodhisattva's strevingen er op gericht zijn om de wezens te redden.
In het zesde stadium komen we voor het eerst de term samma sati tegen, "juist aandachtig bewust zijn". Het begrip komt hierna nog drie keer voor en geeft dus aan dat doorheen het met het intellect begrijpen van wat geweten of gekend moet worden, er ook, en tegelijkertijd, plaats is voor een meer formele meditatievorm waarbij met aandachtigheid wordt gekeken naar wat zich aan het geestesoog voordoet, zonder daarbij in te grijpen.

In dit boek wordt het beschreven als, "De geest is stabiel, zelfs wanneer de Boeddha of de Leer wordt geprezen of afgewezen."(3)
Noot
(3) In de Brahma-jāla Soetta die tot de Pāli-collectie behoort vinden we de volgende passage; onderandere daarop zijn ongetwijfeld alle mahyā-passages gebaseerd die de praktikant aanraden gelijkmoedigheid of onverstoorbaarheid in te zetten.
"Monniken, zou iemand kwaad over mij spreken, of over de Dharma of over de Sangha, dan moeten jullie daarom niet boos worden, geen wrok koesteren of van streek zijn. Zouden jullie boos of misnoegd worden over dergelijke kwaadsprekerij, dan zou dat maar een hindernis op je pad zijn. Want wanneer anderen kwaad over mij spreken, of over de Dharma, of over de Sangha, kunnen jullie dan op zo'n moment herkennen wat in zo iemand's woorden correct is of niet?
- Nee, Heer.
Wanneer iemand over mij, of over de Dharma, of over de Sangha kwaad spreekt, dan moeten jullie uitleggen wat correct is en wat niet, en zou je je zo moeten uiten: 'Dit is onjuist; dit is verkeerd; dit is niet onze manier van doen of denken; dit wordt onder ons niet aangetroffen.'"

(Zie voor de hele engelstalige tekst www.geocities.com/upasakha/brahmajalasutta.html)



Vanaf het zevende stadium ligt de beoefenaar "goed onder stoom", en zal niet meer terugkeren naar een manier van leven waarin hij als een blinde wordt rondgeleid door zijn/haar impulsen, emoties, en van buiten komende gegevenheden.
"Daar", zegt de tekst,
"blijft de geest stevig gevestigd, zelfs wanneer er gesproken wordt over 'bestaan' of 'niet-bestaan'.(1)"


Noot
(1) In de Pāli-canon, in de Sutta Nipāta, de Attaka vàgga vers 786 staat: "Voor de wijzen bestaat er geen vastgelegde leerstelling over bestaan of niet bestaan." Dit is waarschijnlijk de oudste bron van het vroege boeddhisme. In de Samyutta Nikāya (Pāli - spreek: samjóeta), en in de Samyukta Āgama (Skr.), vinden we een iets latere bron. Ze luidt in het Pāli: Neva hoti na na hoti, er is noch is, noch niet is. De woorden worden gebruikt wanneer een wijsneus-geleerde Boeddha aan de tand wil voelen over de vraag of hij na dit leven zal bestaan of niet bestaan, een hot issue in die tijd.
Het antwoord is "noch ... noch", en de rest van deze Leerrede breidt dit "noch ... noch" uit naar de zogenaamd vijf skandhas. Zie voor de skandhas boek 8.




Het zevende stadium sluit af met de woorden,
"Het ene is de veelheid, het vele is een; ... zo ontstaat alles in onderlinge afhankelijkheid."
Het is een onverwachte manier om het leerstuk van Voorwaardelijk, Afhankelijk Ontstaan te verwoorden. Zie daarvoor boek 22-2.

In de hele beschrijving van het zevende stadium, waar nu eens alles wordt bevestigd dat in voorgaande stadia werd ontkend -- om te voorkomen dat we naar een eenzijdige en morbide geestestoestand afglijden -- wordt de hele serie van te bestuderen dingen gegeven als complementair, of één, of niet verschillend, als volgt,

"Uitdrukkingen stemmen overeen met de betekenis, en betekenissen stemmen overeen met de uitdrukkingen. Niet-bestaan is bestaan, en bestaan is niet-bestaan. Niet-materialiteit is vorm, en vorm is niet-materialiteit; de aard is zonder aard, en dat wat zonder aard is, is de aard."

Je kunt van de fenomenen in de wereld - op relatief niveau - alles zeggen, maar je kunt er - op absoluut niveau - ook niets van zeggen. Met andere woorden, hier wordt een demonstratie gegeven van de termen samvrti satya (Hybr.Skr. - spreek: sàtja), het relatieve kennen, en param-artha satya, het absolute kennen.




Op het achtste niveau wordt, zoals eerder aangekondigd, gezegd dat de beoefenaar een "Dharmaprins" is geworden die alle "boeddhalanden kent, activeert, onderhoudt, observeert en bezoekt." Dit is een andere manier om te zeggen dat in dit stadium aanbeland de Bodhisattva een grondige en praktische kennis heeft van de ontelbare methoden om in de Boeddha-Dharma door te dringen. Hij "dient dan ook ontelbare Boeddhas" (die ieder een iets ander Pad aanbieden, aangepast aan de geneigdheden van diegenen die zich tot hen richten.)

Op het tiende niveau is de Bodhisattva-Dharmaprins een onderwijzer geworden van hen die zich nog onderweg bevinden. Ze onderwijzen hen datgene dat ze zelf beoefend hebben, en
"zorgen er voor dat hun geest ongehecht blijft."
Allen tesamen gaan ze dan voort met de bovengenoemde samma sati te beoefenen, het juiste aandachtig bewustzijn, in dit geval onverstoorbaarheid.




Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Terug naar de startpagina

Naar het volgende boek

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme