DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


Boek Zeventien


Dharmamegha





" ... Dankzij de morele verdiensten die zij gedurende honderd-duizend eonen hebben geaccumuleerd zullen ze, geleidelijk-aan de stadia doorlopend, en grondig bekend rakend met wat wel en niet gedaan moet worden uiteindelijk dat Bodhisattvastadium bereiken dat Dharma-mégha (Dharmawolk, het tiende en laatste) wordt genoemd."

Verpakt in een mooie parabel over regen en planten vinden we dit concept ook in het vijfde hoofdstuk van de Lotus soetra.

Het ligt erg voor de hand om dit te vergelijken met het Patànjali sūtra. Patànjali was een auteur van vedische werken uit, naar mening van een meerderheid aan geleerden, de tweede eeuw voor de westerse jaartelling.
Nog afgezien van zijn voor boeddhisten problematische opvatting over het veranderlijke zelf, dat hij (Skr.:) chitta noemt(1) en het absolute zelf dat in zijn woorden (Skr.:) purúsha(2) heet, stelt hij aan het eind van zijn bovengenoemde sūtra (leerrede, gezegde, uiting):
(Skr.:) prasamkhyāne-'py-akusīdasya sarvathā vivekakhyāteh dharma-meghas-samādhih [29]

"Diep en werkelijk inzicht verwerven doet een constante overstoorbaarheid en onderscheidingsvermogen (3) ontstaan. / Deze staat wordt dharma megha samādhi genoemd."

De (pré-)hindu Patànjali ziet "dharma mégha", dharma-wolk, dus als "constante overstoorbaarheid en onderscheidingsvermogen".
De mahāyānisten zien, samen met het zuidelijke boeddhisme en zijn taal het Pāli, vivéka als de staat van los zijn van alles, en als gevolg bevrijd zijn. Duidelijk moet zijn dat zij "dharma mégha" daarom zien als een complete immersie in Boeddha's leer, met als gevolgtrekking dat hier voor de bodhisattva (dus volgens het mahāyāna, niet volgens het theravāda), hoewel nog "in de wereld", boeddhaschap is bereikt.

Patànjali kende het concept bodhisattva niet, het komt alleen in het Hybride Sanskriet van het Grote Voertuig voor. Als andere denkers uit de vedische periode en het hinduïsme is hij te zeer overtuigd van het feit dat er een Absoluut Zelf is (purúsha) en kennelijk ziet hij het uiteindelijke verenigen van het menselijke zelf — zijn "chitta" — met het absolute Zelf (purúsha) eerder zoals een christen het bereiken van de hemel zien: niet slecht, maar ook niet godgeworden.

Zie voor de afwezigheid van "ens", respectievelijk het niet-zelf (anàtman) deze pagina. Het zelf tegenover het niet-zelf, het goddelijke (in de actieve, in mensenlevens ingrijpende zin van het woord) tegenover het niet-goddelijke zijn de grote themas waar het hinduïsme, en dan met name het yoga van Patànjali en het vedanta diametraal tegenover elkaar staan. Wie denkt beide filosofieën met elkaar te kunnen verenigen (mijn joogga en mijn meditátie) kan heel erg in de war raken. Een mens moet een keuze maken; joe kèn't hèv it all, zei de Amerikaan.

(1) Spreek: tsjietta - Pāli: citta, voor "ons" gewoon "het denken".
(2) In het denken van het boeddhisme niet meer dan gewoon maar "mens".
(3) Patànjali noemt onderscheidingsvermogen vivéka, althans volgens deze vertaling. De verschillende (yoga-)stromingen die Patànjali's teksten hebben geadopteerd, zullen er enigszins verschillende betekenissen aan hechten, al naar gelang hoe het hen uitkomt.


Terug naar de de hoofdtekst

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme