Licht is in de Mahāyāna Soetras een belangrijk gegeven. Het staat daar veelal voor wijsheid, want wijsheid kan pas verrijzen als alle gegevenheden van de wereld en de geest in het zonnetje worden gezet.
Zonder enige twijfel vindt het Mahāyāna-concept van licht zijn fundament in de Eerste Leerrede waar Boeddha, wanneer hij het moment van Ontwaken weer voor de geest haalt zegt: "Licht verrees". Deze bijna-uitroep herhaalde hij een paar keer tijdens deze Leerrede. Volgen we de Pāli-tekst
"cakkhum udapādi - visie verrees
ñanam udapādi - kennis verrees
pañña udapādi - wijsheid verrees
vijjā udapādi - doordringend inzicht verrees
alóko udapādi - licht verrees."
Er zijn in diezelfde Pāli-canon bovendien passages waarin het lichaam van Boeddha "glanzend" wordt genoemd, als in de Parinibbāna Sutta wanneer attendant Ānanda zijn vreugde uit nadat Boeddha na een periode van ziek zijn weer genezen is.
Binnen de Mahayana-canon zullen we dan zien dat het interne licht dat in Boeddha verrees 'wijsheid' genoemd zal gaan worden, en dat zijn lichamelijke manifestatie wordt geassocieerd met licht. Dit gaat in de tantrische tradities zo ver dat de yogi zal gaan werken aan een meditatiemethode die "Helder Licht van Vreugde" wordt genoemd.
Lang voor die tijd zien de samenstellers van de Avatámsaka Soetra in hoe weldoend en doelgericht het voor ogen halen van licht is. Gaan we terug naar de monniken die, kijken we naar de vorige pagina van dit boek, in meditatie bijeen zitten en zich de Boeddha voor ogen halen. Er staat onderandere:
"Op dat punt aangekomen, wetend wat de Bodhisattvas dachten, zond Boeddha [vanuit zijn geopende mond] een ontelbaar aantal lichtstralen uit."
Even verder zien we een passage waar staat:
"Vairocana's grote oceaan aan wijsheid straalt van zijn gezicht; ieder kan het zien."
En nog weer verder staat:
"Toen, in de wens alle Bodhisattvas de geesteskracht van het oneindige rijk van de Verlichtte te doen realiseren, straalde Boeddha een licht uit vanuit het haartoefje tussen zijn wenkbrauwen."
In een passage die verwijst naar het wederzijds doordrenken van de zintuigen, vinden we dan ook nog:
"In een enkele haarporie
is een web van licht dat alle richtingen doorstraalt;
het brengt de sublieme Boeddhaklanken voort,
en temt de ontembaren.
Dat doordrenken van de zintuigen komt in de laatste bijlage van dit tweede boek ter sprake.