EEN PAAR CITATEN
1/ "Boeddha's lichaam is altijd waarneembaar, het vult de hele cosmos;
altijd doet het de verreikende klanken horen,
het doet alle landen op hun grondvesten schudden, in alle uithoeken."
2/ "Er is slechts één onvernietigbaar immanent lichaam
dat in alle partikeltjes wordt gezien."
3/ "In iedere haarporie
manifesteert hij [Boeddha] mystieke krachten ..."
4/ "Al Boeddha's Leringen zijn Zo:
Ze verblijven in het Boeddhaland,
Verschijnen op alle plaatsen;
Ze zijn zonder komen of gaan."
BIJ DE TEKSTEN
De groep monniken die zich samen had gezet om Boeddha te visualiseren en zo zijn Leringen te vernemen, ontwikkelde als vanzelf een geestestoestand waarin we een oneindige heldere, onbegrensde, lege ruimtelijkheid ervaren. In die ruimtelijkheid kan een beeld of een gedachte aan ons voorbij trekken, als een lichte wolk aan de zomerhemel, snel verschijnend op de zomerwind, en net zo snel weer verdwijnend -- illusoir.
Die onbegrensde ruimtelijkheid is het Boeddhalichaam, de Dharmakāya(1) als in citaat 1. Het is het decor waarvoor zich het spel van het leven afspeelt.
|
|
De filosoof Pascal moet iets dergelijks hebben ervaren toen hij voor het eerst door een microscoop keek. Vanuit die ruimtelijkheid kijken we naar binnen en zien de mándala aan oceanen van werelden voorbij glijden.
We stellen de microscoop wat bij en zien in die oceanen van werelden de landen. We stellen de microscoop nog wat fijner en zien in die landen een Boeddha en zijn Bodhisattvas; we zien de 'wolken van leeuwenzetels' en alle andere nog kleinere zaken zoals wordt beschreven in citaat 2, inclusief de bodem van de in citaat 3 genoemde haarporie. Dan klimt - herdenken we Pascal - de blik weer omhoog en vanaf de bodem van die haarporie verwijdt zich de wand van de tunnel; we zien de wezens in de landen voorbijgaan, we zien de landen in de werelden van oceanen, we zien de mándala van continenten.
Maar we beseffen dan ook gelijk het illusoire van hetgeen we op die manier waarnemen, als in citaat 4. Dit illusoire is ledig van essentie, en daarom komt noch gaat het. Dan begrijpen we hoe het grote het kleine kan omvatten, en het kleine het grote. Dit is de leer van de Chinese Huayen-leer.
(1) (Alhoewel Ashva-ghosa niet zegt welke Soetra hij voor ogen heeft wanneer hij het heeft over de Dharmakāya, is het bijna zeker dat hij in zijn Ontwaken van Gelovig Vertrouwen in de Mahāyāna hier naar verwijst. Zie deel 3, hoofdstuk twee, "de vooroordelen die mensen er op na houden.")
|