[De onderstaande vragen worden gesteld aan Bodhisattva Vajra-garbha (Diamant-matrix), om vervolgens door
hem, namens Boeddha, te worden beantwoord.]
[Hierna volgt een inleiding waarin de verzamelde bodhisattvas en andere wezens Vajra-garbha bodhisattva vragen een uiteenzetting te geven over de Tien Stadia op het bodhisattvapad. Vajra-garbha consulteert Boeddha, die deze verlof geeft namens hem te spreken.]
DE VERZEN
Aldus heb ik het gehoord:
En zo, dankzij de lichtstralen die uitgingen vanuit Boeddha Shakyamuni's derde oog werden al die werelden
en al die Boeddhaverzamelingen, en het gezelschap bodhisattvas duidelijk in het licht gezet.
En daar al die andere Boeddhas (in andere wereldstelsels) eveneens lichtstralen uitzonden werd dit wereld-systeem, ons deel van de cosmos, met de Boeddha- en Bodhisattva-verzameling daarin eveneens belicht.
Toen, vanuit die toren van lichtwolken, de kracht der Boeddhas ontvangen hebbend, klonk een stem:
Dit wonder geschiedt door hen die hun Tien Krachten (1) vertonen, die hun gelijke niet kennen, die gelijk de ruimte zijn, die ongekende waardigheden bezitten.
Dat wil zeggen, (het geschiedt) door Shakyamuni Boeddha's Leer, door hen die aan goden en mensen voorbij zijn.
Nu (,Vajragarbha,) in het bezit van de kracht der Boeddhas, open nu de schatkamer der Waarheids-Vorsten
En zet de verheven praktijk en de stadia van kennis in het licht.
Zij die deze verheven leer vernemen zullen evenzo
De kracht ontvangen en zich gesteund weten door Boeddhas en bodhisattvas,
En dezen zullen hen, zodra ze de Tien Krachten bezitten en geleidelijkaan de
Tien Stadia hebben doorlopen, Boeddhaschap doen ingaan.
Zelfs diegenen die neergetuimeld zijn in de oceaan, of in een hel
Zullen zonder twijfel in staat zijn deze leer te vernemen.
Maar zij die volharden in hun dwaasheid, die argwanend zijn en niet open staan,
Die zullen 't nooit horen.
Wees zo goed de verheven kennispaden doorheen deze stadia, van 't begin tot 't einde
Stap voor stap uiteen te zetten, met inbegrip der oefeningen en tot waar de handelingen zich uitstrekken.
Toen, met als doel de zuiverheid van deze bijeenkomst te doen toenemen, sprak Vajragarbha, de tien richtingen
overschouwend, de volgende verzen:
Het pad der grote wijzen is subtiel en moeilijk te kennen.
Het is buiten het voorstellingsvermogen, en moeilijk ermee in aanraking te komen.
Het is zuiver; alleen de wijzen kennen het.
De aard ervan is onbewogenheid, zonder ontstaan of vergaan.
Van nature ledig, volmaakt in ruste, niet-twee, onuitputtelijk,
Vrij van alle (bestaans-)staten, gelijkmoedig voortgegaan tot aan nirvāna,
Zonder uitersten, zonder Midden, niet in woorden uit te drukken,
Niet in tijd te vatten, als het luchtruim,
In ruste, volmaakt stil, behaald door de Verlichtten,
Uiterst moeilijk in woorden te omschrijven:
Zo zijn de Stadia en hun oefeningen —;
Moeilijk uit te leggen, moeilijk aan te horen.
Voorbij het denken en bewustzijn's bezig zijn,
Te kennen met behulp van jnana (Weten), gerealiseerd door de grootste wijzen,
Niet aan 't licht gebracht door de (vier) elementen van materie en bewustzijn,
Onbereikbaar door de geest, voorbij intellectualiseren: —
Zoals zelfs de Verlichtten het pad der vogels niet kunnen zien of beschrijven,
Zo kunnen ook de Stadia niet in woorden worden gevat, laat staan gehoord.
Ik zal dan slechts vertellen over het begin,
Uit vriendelijkheid, mededogen, en betrokkenheid:
Ik zal het stap voor stap bespreken. Echter, niet door overdenken,
Doch door kennis (ñana) zal men, indien gewenst, die stadia kunnen waarmaken.
Zo'n (geestes)rijk is moeilijk te herkennen, onmogelijk te beschrijven —
Het berust slechts in je eigen geest.
Niettemin zal ik spreken vanuit de Boeddha's kracht —
Men zou dan nu geconcentreerd en respectvol moeten luisteren.
Deze toegang tot kennis, zo zijnd
Kan niet verklaard worden, al neemt het eeuwen.
Toch geef ik hier een samenvatting
In overeenstemming met de zoheid van de Leer.
Gezegenden, luister dan respectvol,
Met Boeddha's kracht zal ik spreken.
Ik zal de verhevenste Leer doen horen
In aangepaste spraak, voorzien van voorbeelden.
Hoewel het moeilijk in woorden valt te vatten
Heb ik nu de kracht dit toch te doen
Dankzij de onmetelijke Boeddhakracht, en de kracht van het Lichtend Lichaam
Die nu in mij zijn.
Noot
(1) Zie de Lankāvatara Soetra, I, voetnoot 6
[Hierna volgen de uiteenzettingen over de eigenlijke Stadia.]
HET EERSTE STADIUM
Toen, om de betekenis van dit stadium te duiden, sprak Vajragarbha (Diamant-matrix) de volgende verzen:
Na de wortels van het goede te hebben gezuiverd, nu waardigheden zijn verworven,
Na dienstbaar te zijn geweest met een hart vol verlichtende vriendelijkheid en mededogen,
Bezitten ze nu het supreme vertrouwen en niets dan goede wil —
Nu cultiveren ze het gemoed van verlichte kennis.
In de wens de kracht, de zuiverheid en energie der Boeddhas te vergaren
Om zo de staat der Overwinnaars te bereiken en de wereld te bevrijden
Ontstaat de verheven wens het Grote Mededogen te ontwikkelen
En het Dharmawiel te draaien en Boeddhalanden te zuiveren.
Teneinde alle tijden in een oogwenk te kennen, zonder hier een voorkeur in te tonen,
Om in de wereld, zo verscheiden, te tonen dat het juiste uur nu daar is,
In 't kort: om in 't bezit te komen van alle kwaliteiten van de Gidsen,
Daarom wordt die nobele Bodhimind (1) geboren, onmetelijk als de ruimte.
Door wijsheid aangevoerd, met mededogen als gids, voorzien van vaardigheden,
De intentie gezuiverd, met onmetelijke kracht,
Door niets gehinderd, recht door zee, niet geleid door anderen,
Met kennis van het verhevenste bewustzijn dat gelijk is aan dat der verlichtten —
Nu aan dit verlichte geest-juweel (2) geboorte is gegeven
Gaat men voorbij de wereld der onwetenden, en bereikt die der Boeddhas.
Daar vindt zo-een geboorte in de Verlichtten's clan (3), en is van dan af smetteloos.
Daar is men gelijk de Boeddhas, en zeker van het komende Ontwaken.
Zodra men deze bodhimind ontwikkelt bereikt men deze staat,
Daar is de wil onwrikbaar als een berg,
Daar is men vol van vreugde, sereen, vastberaden, en vol kracht,
En toont een vreugdevol gemoed.
Vol van vrede, vrij van boosheid,
Eenvoudig en respectvol, volmaakt oprecht en voorzien van zelfbeheersing
Houd je de onmetelijke wereld — bevrijdende kennis — in't vizier
En ben je eenvoudig blij bij het vooruitzicht van die staat van geest.
Is die staat verworven, dan verdwijnen deze vier vormen van angst:
Angst voor armoede, doodsangst, angst voor 't verlies van reputatie, angst voor kwellingen en voor groepen.
Die staat is alle angst voorbij. Waarom?
Omdat er geen gehechtheid is aan 't zelf.
Zij die eenmaal vrij van angst zijn, vriendelijk en vol mededogen,
Die vertrouwend zijn, respectvol, waardig en eenvoudig,
Die oefenen dag en nacht en zoeken naar de Leer teneinde Waarheid te verwerven —
Niet omwille van het wereldse genot.
Die overwegen, zonder ergens aan gehecht te zijn, hetgeen ze hoorden.
Hun streven naar de Bodhimind is vrij van denken aan gewin.
Terwijl ze zoeken naar de kennis en de krachten, naar de zuiverende leer der Boeddhas
Beoefenen ze het alles-overstijgende — zijn niet begoocheld, niet verwaand.
Handelen en denken niet gescheiden, waarheidsgetrouw,
Zo belasteren ze de Boeddha-familie niet en onderzoeken de weg totaan verlichting.
Vrij van de wereld, en toch haar toegewijd
Onvermoeibaar goede daden verrichtend bereiken ze steeds hogere paden.
Zo de waarheid zoekend, er op gebrand waardigheden te verwerven
Nemen ze de gelofte op zich de Boeddhas te aanschouwen.
Teneinde de ware Leer te behoeden en de Zieners te kunnen benaderen
Nemen ze de geloften op zich van hen wier handelen verheven is.
Teneinde wezens op een hoger plan te brengen en Boeddhalanden (4) te zuiveren,
Teneinde hun (eigen Boeddha-)land te bevolken met verlichte wezens, —
Met een enkel doel voor ogen sporen ze,
Niet vergeefs, overal naar (de manifestaties van) verlichting.
Ze leggen een veelvoud aan doelgerichte geloften af, oneindig in aantal,
Tijdloze geloften zijn het, als de ruimte, als de totaliteit der wezens, als tijd,
Als de aard der dingen, als nirvana, als de wereld, als gemanifesteerde Boeddhas,
En als de basis van verheven kennis.
Hun geestkracht zorgt er voor dat hun geloften duren zolang er objecten van de geest zijn,
Zolang er toegang is tot kennis die eindeloos zijn werk doet in de wereld.
(Dan zeggen ze) "Mogen mijn objectieven pas eindigen wanneer deze (de objecten en de wereld) eindigen;
Moge ik hiertoe geduldige verdraagzaamheid beoefenen."
Zo waarlijk toegewijd, flexibel en harmonieus van geest
Stellen ze hun vertrouwen in de Boeddhawaardigheden (5) en zien hoe de wezens zijn:
Wetend hoe zij zijn geconditioneerd, zelf vol mededogen, vinden ze
Dat ze de wezens bevrijden moeten van hun lijden.
Ter verwezenlijking van dat doel beoefenen ze vrijgevigheid —
Geven koningschap, waardevolle dingen, paarden, olifanten,
hoofd en handen, voeten en ogen, en zelfs hun vlees en bloed —
Alles wordt geschonken zonder daaronder te lijden.
Onvermoeibaar zoeken ze naar onderwijsmethoden.
Zijn ze eenmaal geleerd, dan stemmen ze zich af op de wereld.
De wereld kennend, eenvoudig en vastberaden,
Dienen ze respectvol een oneindigheid aan Boeddhas.
Zo oefenen ze constant, dag en nacht; zo
Zijn hun waardigheden gerafineerd, zoals goud gerafineerd is na door 't vuur te zijn gegaan.
Eenmaal de voorbereidingen voltooid voor het bestijgen van de stadia
Zijn ze vrij van hindernissen, zijn obstakels vernietigd.
Zoals een karavaanleider zijn karavaan dient
Door naar de toestand van de weg te vragen om zo veilig te kunnen reizen,
Zo begeven Verlichtende Wezens zich op weg doorheen het eerste stadium,
En bereiken, dankzij deze stadia, ongehinderd het verlichtingsdoel.
Eenmaal hier zijn zij waardige soevereinen,
Zijn een rechtvaardig gids, geweldloos en weldadig.
Als wereldleider brengen ze alle wezens
Tot verzaken en tot de hoogste Boeddha-kennis.
Maar, nog op zoek naar Waarheid laten ze resoluut het leiderschap achter;
Gaan ze tot Boeddha's leer en brengen deze in praktijk.
Honderd concentraties bereikend, en honderd Boeddhas ziend,
Doen ze honderd (meditatieve) landen op hun grondvesten schudden en verlichten deze op hun reis.
Honderd wezens zuiveren ze, zoeken honderd waarheids-poorten,
Doordringen honderd aeonen, tonen honderd lichamen,
honderd Verlichtende Wezens, en zelfs meer.
De kracht van hun verheven gelofte is onmeetbaar.
Dit is een uiteenzetting over het uitmuntende Eerste Stadium dat Verlichtende Wezen doorlopen ten bate
van alle werelden. Zo is het Eerste Stadium; het heet "Verheven Vreugde."
Noten
— "Geven koningschap" betekent dat men, in de hulp aan anderen, die ander op een voetstuk plaats en volle waardigheid verleent; op iemand die koningschap is verleend wordt niet neergekeken, ook al behoeft de persoon hulp.
— WAARHEIDSPOORTEN zijn praktijken, leringen, en mentale instellingen die toegang verschaffen tot het Boeddhastadium.
De gegeven Sanskriet vaktermen zijn een poging tot verklaren; ze kunnen in het verloren gegane origineel gestaan hebben, maar zeker is het niet
(1) Bodhimind: bodhicitta
(2) Cinta-mani
(3) clan of afstammingslijn: ws gotra en anders kula.
(4) Boeddhalanden: zie deze voetnoot, en ook deze
(5) Zie voor 'waardigheden' boek 12
HET TWEEDE STADIUM
Toen sprak Vajragarbha de volgende verzen teneinde de betekenis van dit stadium uiteen te zetten:
Zachtmoedig zijn ze, eerlijk, mild, en vaardig.
Ze zijn van goede wil, niet verwend, onthecht, met verheven aandacht.
Ruim van gemoed gaan ze het tweede stadium binnen.
Hier zijn ze waardig, doordrongen van het goede.
Hier nemen ze geen leven, zijn ze goed gehumeurd.
Ze nemen niet wat niet gegeven is, noch nemen ze anderman's gade.
Rechtschapen zijn ze, lasteren niet, zijn niet ruw van taal,
Hebzuchtig zijn ze niet. Met een hart vol liefde
Volgen ze het juiste Pad, en zijn er hierin niet op uit anderen te bedriegen.
Hun welgeschapen schijngestalten gaan tot
de Leraar, en immer zijn ze ijverig.
Het lijden in de hellen en de dierenrijken,
de kwellingen, de hitte en de honger die men in de lagere regionen ondergaat
Zijn alle het gevolg van slechte daden;
Laat ons, door deze kwaden van ons te werpen de Waarheid naderbij komen.
Vanaf de gewenste geboorte in het rijk der mensen,
tot aan de hoogste vorm van bestaan, vrij van conflicten, in de vreugde van de meditatie
Komen de Voertuigen der Zelf-Verlichtten en Toehoorders, en ook de Boeddhas
Tot bestaan vanuit de tien paden van waardigheden.
Dit wetend zijn Verlichtende Wezens altijd ijverig,
Houden zich aan de juiste ethiek en sporen anderen aan hetzelfde te doen.
En omdat ze vol compassie zijn, wetend
Dat de wezens lijden, ontwikkelen ze een hart vol sympathie.
"Deze onwetenden hebben de verkeerde visie,
zijn snel boos, vol haat en twistziek,
Zijn nooit tevreden, vol van hebzucht —
Deze wezens, geconditioneerd door hebzucht, haat en onwetendheid zouden gered moeten worden.
"Onder een dek van duisternis leven ze, gedompeld in onwetendheid;
Ze begaan een moeilijk pad doorheen een wildernis, zijn gevangen in een net van geopinieerdheid.
Gevangen in een kooi die "werelds leven" heet worden ze door vijanden aangevallen —
Al die zich in die duivelse kooi bevinden zouden we moeten redden.
"Weggevaagd door de golven van aandoeningen, meegenomen in de kolking,
Zijn ze, doorheen de drie werelden, gekweld door honderden miseries.
Omwikkeld door de skandhas, denkend in termen van zelf en ego —
Het is voor hen dat we ons best doen, hen te bevrijden van dukkha.
"Hoewel ze naar bevrijding trachten hebben ze 't zicht op
Boeddhaschap verloren; hun aspiraties zijn gering.
Wij zullen hen vestigen in de onbezoedelde kennis der verlichtten."
Zo denkend verzamelen Verlichtende Wezens onvergelijkelijke kracht op het pad totaan verlichting.
In dit stadium zien de grote wijzen die honderden
Waardigheden behaalden vele Boeddhas, eren hen en brengen offerandes.
Daarmee zijn voor vele komende eeuwen hun waardigheden glanzend schoon gepoetst,
Net als goud nadat het in vitriool is gedompeld.
In dit stadium worden Verlichtende Wezens leiders,
Met de Tien Waardigheden als gids leiden ze de levenden;
Kunnen dat omdat ze zelf die waardigheden bezitten;
En zo worden ze wereldredders, zijn begiftigd met die tien krachten.
Omdat ze 't zo wensen verzaken hier de Verlichtende Wezens het koningschap (1),
Want ze zijn vastberaden op het pad der Hoogste Leringen gegaan;
Vol van energie bereiken ze de hoogste concentratie
En zien in een enkel ogenblik duizenden Boeddhas.
In dit stadium tonen Verlichtende Wezens bovennatuurlijke
krachten, hebben nobele intenties.
Eenmaal daaraan voorbij, in de kracht van geloften en kennis
Gidsen ze op miraculeuze wijzen de wezens.
Zo heb ik het tweede, verheven stadium verklaard dat Verlichtende
Wezens doorlopen die zich inspannen voor het welzijn van alle
werelden."
Noten
— Een schijngestalte is de vorm die men zich in gedachten tijdens meditatie (visualisatie) of ritueel kiezen kan om daarmee
voor het aangezicht van de Boeddhas te verschijnen.
(1) Het koningsschap verzaken. Zie hiervoor de Pabbadja Soetta
HET DERDE STADIUM
Toen sprak Vajragarbha de volgende verzen teneinde de betekenis van dit stadium uiteen te zetten:
Zuiver en helder van geest, vol waardigheden,
Gelijkmoedig en niet terugvallend,
Doelgericht, met vurig verlangen, onwrikbaar, energiek, genereus,
Gaan ze het derde stadium binnen.
In dit derde stadium dat Glorieus Schijnend heet contempleren ze
op het principe van dukkha, vergangkelijkheid, onzuiverheid,
Ontbinding, het vlietende, het van-moment-tot-moment zijn, en op het krachteloos zijn
(van het illusoir bestaande), en ze contempleren hoe er geen komen-en-gaan is van al wat geconditioneerd (1) is.
Wat geconditioneerd is zien ze alsof het ziek is, vergezeld van leed en gelamenteer,
Van kwellingen, en geketend door aantrekken en afstoten,
kortom, een rijk van dukkha, ongelukkig zijn, als een fel brandend vuur,
En al dit verrijst in een ononderbroken keten, al tesamen.
Zonder illusies over alle wezens' staten, ongebonden en
een van hart trachten Verlichtende Wezens naar kennis,
Zien ze Boeddhas'kennis als onvoorstelbaar,
Niet in te denken, onvergelijkelijk, vrij van kwellingen.
Boeddhakennis ziend die vrij van dukkha is,
Hebben ze medelijden met al diegenen die hulpeloos, zonder middelen
(tot verlichting), verteerd door het vuur van passies en onwetendheid,
Hun geest geketend aan honderden vormen van ellende in helse omstandigheden verkeren.
Standvastig gaan ze voort om al diegenen te bevrijden die dukkha ondergaan,
Dat wil zeggen, zij die inzicht en wilskracht ontberen,
Die het juweel dat Bodhimind heet niet bezitten,
Die op de wereldse stroom worden meegevoerd en bang zijn voor bevrijding.
Kennis zoekend, ongebonden, handelend voor het welzijn van de wereld,
Overwegen ze (de Verlichtende Wezens) hoe de bevrijding van de wereld tot stand gebracht kan worden —
(En weten:) Dat wordt nergens anders gevonden dan in de ongehinderde kennis der verlichtten;
De ongelimiteerde Boeddhakennis wordt uit wijsheid geboren.
Overwegend dat wijsheid voortkomt uit leren,
Zijn Verlichtende Wezens goede studenten.
Dag en nacht studerend, niets anders voor ogen,
Zoeken ze de Waarheid, het ultieme doel.
Wat ze niet al bereid zijn achter te laten teneinde die Waarheid te vinden:
Juwelen en parels, geliefde familieleden,
Soevereiniteit, steden en verblijfplaatsen,
Echtgenoten en kinderen — zo aardig in de omgang,
Hoofd, handen en voeten, ogen, vlees, tong, tanden en oren,
Hart, bloed, botten en merg —
Ze geven het van harte weg, vinden dit niet moeilijk;
Wat ze moeilijk vinden is binnen gehoorsafstand van de Waarheid te komen.
Als iemand hen zou vertellen dat deze
Het Boeddhajuweel slechts zou geven
Aan iemand die in 't vuur springt,
Dat zou hij (het Verlichtende Wezen) daar zonder angst gehoor aan geven.
Als 't zou moeten zouden ze voor een enkele passage uit de Leer
Vanuit de bovenaardse oorden in een vuurzee springen.
Hoe moeilijk is het niet deze verheven leer der Boeddhas waar te maken;
Hoeveel menselijk lijden is daar niet aan voorafgegaan!
Als het nodig was zouden ze de ononderbroken helse pijnen ondergaan,
Zo lang het nodig is, teneinde de kennis der zieners te vergaren — en
Dan hebben we 't nog niet over het lijden in de wereld!
Teneinde de Verheven Leer te ontmoeten aanvaarden ze alle dukkha.
Maar hebben ze de Leer eenmaal vernomen, dan overdenken ze deze in alle redelijkheid,
En brengen de vier dhyanas tot perfectie, verkrijgen een onmetelijke geest,
Bereiken de Vormloze staten en de vijf bovennatuurlijke vormen van kennis (2).
Echter, eenmaal deze verkregen blijven ze er niet in hangen.
In dit stadium brengen de dragers van waardigheid ontelbare Boeddhas eer,
En luisteren vol van vertrouwen naar de Leer.
In dit stadium geraken ze vrij van 't begaan van fouten, zijn gezuiverd
Als gezuiverd goud dat (tijdens het zuiveren) niet (in gehalte) is afgenomen.
Hier worden de waardigen bovenwereldse leiders,
Vol kracht, vrij van passies.
Hier brengen ze ontelbare groepen wezens tot waardigheid en gelijkmoedigheid,
Zijn er op gebrand de Boeddhakwaliteiten te winnen.
Hier zijn Verlichtende Wezens onvermoeibaar,
Hier hebben ze honderdduizend concentraties vervolmaakt,
Hier zien ze Boeddhalichamen vol verheven karakteristieken,
En nog meer — alleen maar vanwege hun onbeschrijfelijke wilskracht.
"Zo heb ik het tweede, verheven stadium verklaard dat Verlichtende
Wezens doorlopen die het welzijn van alle wezens voor ogen hebben."
Noten
(1) Geconditioneerd. Samskrta.
(2) De dhyānas zijn besproken in boek 7. De vijf bovennatuurlijke vormen van kennis, eigenlijk de vijf krachten, zijn, in de Pāli-traditie: 1. Saddha Bala - de kracht van oprechtheid; 2. Viriya Bala - de kracht van energie; 3. Sati Bala - de kracht van aandachtig bewust zijn; 4. Samādhi Bala - de kracht van concentratie; en 5. Pañña Bala - de kracht van wijsheid.
— Gelijkmoedig is gekozen voor de term "virāga" dat letterlijk "zonder passies" betekent.
— Zie voor komen-en-gaan Lanka, noot bij 50; het geconditioneerde is een ander woord voor het samengestelde.
— "Hoofd, handen en voeten, etc." Binnen de Himalaya-tradities wordt dit veelal letterlijk genomen; andere tradities beschouwen deze vorm van geven als overdrachtelijk, en zien het veeleer als op velerlei wijze hand- en spandiensten verlenen.
— Boeddhas zien kan, zoals bij de "Zangen vanuit Tushita" is verklaard op twee manieren worden verklaard. Een manier is die van visualiseren, de andere is die van 't schouwen in sunyatā.
HET VIERDE STADIUM
Zij die het derde stadium genaamd Glorieus Schijnend hebben vervuld,
Waarin ze contempleerden op de handelingen der wezens, op de wereld, en op de fenomenen,
En dat met vastberadenheid en zuivere wil, dezen zullen
Het rijk van het luchtruim ingaan, en dat van (oorspronkelijk) bewustzijn, en de drie werelden (van heden, verleden, en toekomst).
Zodra zij die grote kracht bezitten dit stadium van Vurig bereiken,
Zijn ze in de clan der Leraar geboren, en zullen nooit terugglijden.
Daar zijn ze onafscheidelijk van Boeddha, van de Leer, en van de Communiteit,
Daar zien ze hoe de voortgang van (het wiel van) geboorte en dood (naar laatste analyse) niet voortgaat.
Schouwend in het tot ontstaan komen van handelen, dat de wereld tot ontwikkeling brengt,
Schouwend in het cyclische bestaan, in nirvana, in landen (praktijken), en in wezens,
Maar ook in fenomenen, het verleden en de toekomst, en in niet-ontstaan en niet-vergaan,
Worden ze een met de clan der Leraar, en handelen in overeenstemming daarmee.
In vriendelijkheid en mededogen deze principes gerealiseerd hebbend,
Contempleren ze nu op wat hun lichaam en geest hen toont;
Ze contempleren op het innerlijk, op het uiterlijk, en op beide (tegelijk).
Ze overwegen, vrij van gehechtheden, de vier vormen van ongedeelde aandacht (1).
Omdat ze hier het kwaad hebben vernietigd en goede kwaliteiten hebben gewonnen,
Brengen ze nu de Vier Juiste Inspanningen tot vervolmaking.
Ze brengen de Vier bases voor supranormale kracht tot ontwikkeling, alsmede de vier powers en de Vier faculteiten. (2)
En voorts ontwikkelen ze het lichtende juweel van de bodj-ànga (3) — en daarmee het Verheven Pad.
Deze ontwikkelen ze ten bate van de wezens, hierop richten ze hun geest.
Ze zijn ondersteund door hun geloften; hun mededogen staat voorop.
Ze zoeken alkennis, de akker van de Boeddhas.
Ze denken aan de hoogste geesteskracht en het verhevenste Pad.
Een van geest streven ze naar de onwrikbare staat van wijsheid
En naar de Leraar's onovertroffen woorden, naar
Het juweel van het verheven pad en naar het rijk van bevrijding —
Daartoe ontwikkelen ze ongekende vlotte en vaardige middelen.
Bevrijd van opinies over een werkelijk lichaam en andere dogmas zijn ze,
Bevrijd van ego en (hang naar) bezittingen, van (opinies over) leven en gewin.
In dit vierde stadium is de bezoedeling die gehechtheid aan de
Skandhas, aan de zintuigen en aan de dhatu (4) heet geheel verdwenen.
Welke handelingen de Boeddhas ook verwerpen als zijnde
leidend tot (mentale) aandoeningen, en niet doelgericht,
Die laten de Verlichtende Wezens achter, en met zuivere intentie
Ondernemen ze het goede, ten bate van de wereld.
Vriendelijk worden ze, voorzichtig, mild, kameraadschappelijk,
Eerlijk, zachtaardig, makkelijk in de omgang.
Door geen (mentale) kwaal belast zoeken ze, op weg naar verheven kennis,
Het hoogste pad; handelen ten bate van de wereld.
De waardigen benaderen ze met respect en wensen te leren.
Dankbaar zijn ze, makkelijk te onderrichten, niet tweeslachtig.
En vrij van trots en waan; gelijkmoedig en moedig
Laten ze niet-terugvallende vlijt in cultivering toe.
Zij die in de glorie van dit stadium zijn gevestigd
Hebben een geest die op zuivere waarheid is ingesteld.
Gloeiend van ijver zijn ze, goede eigenschappen kweken ze aan —
Alle bezoedelingen, onzuiverheid, roekeloosheid, en twijfel verdwijnen.
Hier brengen de Verlichtende Wezens, de besten onder de wezens
Eer aan ontelbare Boeddhas en luisteren naar hun leer.
En, hoewel niet van de wereld, gaan ze deze binnen;
Onmogelijk hun goedheid teniet te doen; ze zijn als gouden ornamenten.
De waardige staat van geest, kennis, vaardige praktijk,
En het zuiverende pad der wijzen in dit stadium
Kunnen geenszins teniet gedaan worden, nog niet door miljoenen demonen,
Evenmin als de schittering van juwelen niet weggewassen kan worden door de regen.
Zij die in dit stadium verkeren, die de achting verdienen van mensen en hemelingen,
Worden heer over de hemel waar de tijd in porties is onderverdeeld (5), en daar spreken ze bovenwerelds recht.
Ze trekken wezens uit hun wirwar aan opinies en verzamelen verdienste
Om verlichtte kennis te kunnen behalen.
Vol van kracht, dankzij concentratie, en een van geest
Zien ze miljoenen Boeddhas.
Daarna, gedurende vele eonen handelen ze heilzaam, tonen
Verheven daden die gekenschets worden door kennis.
"Boeddhakinderen, zo heb ik het vierde stadium verklaard dat Verlichtende Wezens doorlopen. Dat stadium heet Vurig;
het is zuiver en is voor hen die van onbesproken gedrag zijn, die waardigheden, en die kennis bezitten."
Noten:
(1) De vier vormen van ongedeelde aandacht zijn: ongedeelde aandacht op het lichaam, op de gevoelens of ondervindingen in en aan dit lichaam, op de geest, en op de fenomenen in of van de geest.
(2) de 4 supranormale krachten zijn: 1. Chanda-dhi-pada - de ononderbroken wens tot concentratie; 2. Citta-dhi-pada - de ononderbroken intentie je te concentreren; 3. Viriya-dhi-pada - de ononderbroken inspanning tijdens de concentratie; 4. Vimànsa-dhi-pada - het ononderbroken onderzoek naar de concentratie.
De Vier Juiste Inspanningen: energiek voorkomen dat onheilzame geestestoestanden ontstaan; verwijderen van zulke geestestoestanden als ze er zijn; goede geestestoestanden de mogelijkheid geven te ontstaan; goede geestestoestanden die er al zijn onderhouden.
De 7 bodj-anga. Er zijn twee sets: een van 37 factoren, en een van zeven. De zeven zijn in het Pāli: Sati — Aandachtig bewust zijn, Dhamma-vi[d]jaya — onderzoek in de Dharma, Viriya — energie, Pīti — vreugde, Pássadhi — een tot rust gekomen geest, Samādhi — concentratie-meditatie, Upèkkha — gelijkmoedigheid.
Hier zijn de lijsten uit het Pāli-boeddhisme gebruikt omdat de hier beschreven stadia zich binnen die leeropvatting bevinden.
(4) Zie voor skandhas, dhatu en zintuigen de aantekeningen bij de II-2 toel. 29 van de Lankāvatāra soetra.
(5) De hemel waar de tijd in porties is onderverdeeld. We kunnen dit zien als het rijk dat in of na de vierde dhyāna (meditatie) wordt binnengegaan. Het is nog een zogenoemde rūpa-vècara (spreek: roepa-vètsjara), een bereik dat de vormhebbende sfeer nog niet verlaten heeft. In dit bereik bevindt zich bijvoorbeeld Brahma's hemel. Boven dit rijk stijgen nog enkele andere uit.
HET VIJFDE STADIUM
Aldoende gezuiverd door de excellente praktijken in het vierde stadium,
Mediteren ze nu op het eender( samatè) zijn van Boeddhas uit het verleden, het heden, en de toekomst;
Ze mediteren op hun eender gedrag, op wat zij bereikten, en op de zuiverheid van het Pad,
Alsook op hun eigen bevrijd zijn van twijfel — zo gaan ze het vijfde stadium binnen.
Juist contempleren (Skr.: smrti) is hun boog; geestkracht is hun pijl die recht op 't doel afgaat.
Juiste inspanningen zijn hun paarden; hun supranormaal vermogen vormt hun strijdwagen.
De vijf Krachten zijn hun wapenrusting waar geen bandiet doorheen breekt.
Heroïsch zijn ze, nooit versagend — zo treden ze het vijfde stadium binnen.
Moreel besef en eenvoud is hun kleed; wijs zijn ze, doordrenkt van zuiver handelen.
De (in het vierde stadium vermelde) bodj-anga zijn hun bloemenkrans, de geur van diepe meditatie.
Hiermee, en met de uitmuntende methoden die verfraaid zijn met wijsheid en ongedeelde aandacht,
— Zo de hof van controle over het mentale binnentredend, gaan ze het vijfde stadium binnen.
De vier bases voor supranormaal vermogen zijn als hun voeten, zuivere aandacht ( sati) is als hun nek,
De nobelste vormen van vriendelijkheid en mededogen zijn hun ogen, verheven wijsheid hun tanden;
Zo heffen ze de strijdkreet van zelfloosheid aan teneinde de dieven, hun (mentale) aandoeningen, te overwinnen;
Zo gaan de leeuwen onder de mensen gelijkmoedig en wijs geworden het vijfde stadium binnen.
Dit verheven vijfde stadium bereikt hebbend,
Doen ze het zuivere Pad glanzend stralen.
Zuiver van intentie, met Boeddhaschap voor ogen
Houden ze mededogen en vriendelijkheid voor ogen, zijn nooit bedrukt.
Door een voorraad waardigheden en hogere kennis aan te leggen,
Schouwen ze op veel manieren in wat de stadia vereisen.
Boeddha voor ogen, doordrenkt met intelligentie en rede
Hebben ze een volmaakt beeld van wat de Vier Nobele (Edele) Waarheden beduiden.
Ze nemen een duik in de opperste waarheid, in de relatieve waarheid,
In de waarheid omtrent de karakteristieken, in die der onderscheidingen, de structuren,
Die van substantie, die van het bezoedelde, en van uitdoving ( niródha),
En ook schouwen ze in de waarheid van het Pad, tot en met de waarheid van dat wat geen obstakels meer ontmoet.
Hoewel hun subtiele onderscheidingsvermogen de waarheid zoekt
Bereiken ze nog niet de hoogste bevrijding die geen obstructies kent.
Niettemin, dankzij grote kennis en toewijding overstijgen ze
Alle waardigheden waar de wereldse mens toe in staat is.
Zo de ware waarheid voor ogen hebbend Weten ze dat
Het geconditioneerde van nature onwerkelijk (1) is, en niet naar waarde te schatten.
Hun licht van mededogen en vriendelijkheid, dat zijn volmaaktheid heeft gevonden in de Boeddha, neemt nu toe en toe.
Met dit gereedschap streven ze naar verlichtende kennis, ten bate van de wezens.
Ze schouwen in het verleden en de toekomst van het geconditioneerde.
Ze zien hen die gehuld zijn in de duisternis van onwetendheid, gevangen in dukkha,
En deze wezens, geketend door deze massa aandoeningen, redden ze,
Hoewel ze zonder zelf, zonder ziel zijn — gelijk gras of bomen.
"Wedergeboren werd je vanwege twee gelijktijdig optredende aandoeningen;
Noch in het verleden, noch in het heden, noch in de toekomst zul je (hiermee) een eind aan dukkha vinden."
Zij (de Verlichtende Wezens) zien deze mensen als verloren, als niet afgewend
Van de draaikolk die de wereld is — alhoewel hierin geen eigen aard te ontdekken valt.
Gevangen in de skandhas, met zintuigen die als slangen zijn, vol verkeerde
Meningen, met een hart dat in brand staat, omwikkeld door duisternis,
Overspoeld door begeerte als gevolg van afwezigheid van inzicht, en
Zonder Boeddha's sturing, drijven ze als wrakhout door een zee van lijden.
Dit eenmaal wetend spannen Verlichtende Wezens zich extra in
Teneinde de bevrijding van alle wezens te bewerkstelligen.
Aandachtig worden ze, met juist inzicht, doelgericht, vastberaden.
Gewetensvol worden ze, en als gevolg klaarwakker en vol wijsheid.
Het vergaren van verdienste en hogere kennis verzaken ze niet.
Noch lui, noch sloom streven ze naar de Krachten.
Ze ontwikkelen landen (meditatieve praktijken), kenmerken en Boeddhawoorden ( Buddha-vàcana - boeddha-vàtsjana).
Al hun bestrevingen staan het welzijn der wezens ten dienste.
Teneinde wezens tot volle wasdom te doen komen ontwikkelen ze vaardige middelen —
Zoals schrijven, drukken, mathematica, medische kennis;
Ze zuiveren de wezens en hun omgeving, verstrekken tegengif en medicijnen;
Uitmuntend onderricht verzorgen ze met een hart vol mededogen en vriendschap, en met grote intelligentie.
In zang en dans zijn ze bedreven; ze bouwen de heerlijkste plaatsen:
Watergangen, parken met bloemen en vruchten, banken,
Alle dingen om de wezens te plezieren;
Zelfs schatkisten openen ze voor hen.
Astronomie is hen niet vreemd, noch geologie en gelaatskunde.
Bedreven zijn ze in de meditaties op het vormloze (2), op supranormale
Kennis, en op de Onmetelijken.
Ze wensen de wereld welzijn en geluk.
Aangekomen in dit stadium dat Moeilijk te Overwinnen heet zijn ze beoefenaars van hogere wijsheid.
Daar dienen ze ontelbare Boeddhas en luisteren naar hun Leringen.
Daar zijn ze van harte goed en stralen
Als goud waarop juwelen zijn bevestigd.
Zoals de juwelen-paleizen aan het firmament
Niet weggevaagd worden door de wind, zo blijven Verlichtende Wezens
Onaangedaan terwijl ze niettemin in de wereld werken ten bate van de wezens —
Als lotussen waar water niet op blijft hangen.
In dit stadium vernietigen deze Rajas (koningen) van tevredenheid
De handelingen van nep-leraren die oorden zijn van een menigte aan (verkeerde) opinies.
Al het goede dat ze doen is ten bate van het bereiken van verlichtende kennis.
Ze handelen teneinde de wezens te kunnen redden en koesteren de Tien Krachten als hun schat.
Enorme energie ontwikkelen ze, nooit versagend,
Zo dienen ze miljoenen Boeddhas.
(Ononderbroken) concentratie bereikt hebbend doen ze miljoenen werelden op hun grondvesten schudden,
En brengen de werken der Waardigen tot uitvoering.
"Zo hebben Verlichtende Wezens, hoeders over de levenden, het vijfde stadium verklaard dat Moeilijk te Overwinnen heet; ze deden dat op ontelbare manieren."
Noten:
— De twee gelijktijdig optredende aandoeningen zijn, zo staat in het prozagedeelte, onwetendheid en dorst naar leven, c.q.naar wedergeboren worden.
— Het hart dat in brand staat. Hier mag wellicht gewezen worden naar de vroege Vuur-soetra (de Āditta-pariyāya Soetta, [PTS. Samyutta-nikāya, Salāyata-navaggo 28(6)3-11]) waaruit een fragment. Boeddha en zijn monniken overzien vanaf een heuveltop een bosbrand. Boeddha zegt dan het volgende:
"Monniken, alles staat in brand. Wat is dat alles dat in brand staat? Het oog staat in brand. Vorm (of materie) staat in brand. Bewustzijn staat in brand. Het contact door middel van het oog staat in brand. En wat ook maar verrijst als gevolg van contact tussen deze twee staat in brand, zoals daar zijn — ondervindingen van plezier, pijn, of noch plezier, noch pijn — alles staat in brand. Alles brandt, zeg ik jullie, omdat er geboren worden is, omdat er ouder worden en dood zijn, omdat er als gevolg daarvan leed, gelamenteer, pijn, van je stuk zijn en radeloosheid is.
Zonder oordelen zien dat het zo is — vrij van passie zijn is de orthodoxe vertaling — brengt verkoeling van die binnenbrand, en dat is bevrijdend.
— Zie voor de Onmetelijken de brahmavihara, Encyclopedia of Buddhism.
— Miljoenen werelden op hun grondvesten schudden betekent ontelbare doelgerichte praktijken vervolmaken.
(1) Zie voor 'onwerkelijk' wat er gezegd is in boek 15 over bestaan.
(2) Zie voor de vormloze meditatie boek 7, de woorden over dhyāna.
HET ZESDE STADIUM
Toen sprak Vajra-garbha de volgende verzen teneinde de betekenis van dit stadium uiteen te zetten:
Nu Bodhisattvas de praktijken van het vijfde stadium hebben vervuld,
Nu ze kennis hebben van het niet-geboren (1) zijn van de dingen, en van hun zonder kenmerk, zonder vorm zijn,
Nu ze kennis hebben van hun niet-ontstaan, van hun van nature zuiver zijn, en dat het niet in woorden is te vatten,
Nu gaan ze het zesde stadium binnen.
Nu hun gewone ogen van vlees en bloed voortdurend de fenomenen observeren
Zonder ze af te wijzen, zonder er aan gehecht te raken, zonder er verkeerde meningen over op na te houden,
Nu ze weten dat die fenomenen illusiegelijk zijn, niet vallen in categorieen als zijn en niet-zijn,
Nu gaan de Verlichtende Wezens het hogere stadium binnen, het zesde.
Goed gevestigd in overeenstemming (met de Leer), vol kennis en kracht,
Schouwen ze het worden en vergaan in alle werelden.
Naar essentie is het worden van de wereld het worden van de duisternis die onwetendheid heet.
Zodra die onwetendheid is vernietigd, is worden niet-bestaand.
Ze contempleren op onderling, afhankelijk ontstaan, dat in laatste instantie sunyatá is.
Zonder de onderlinge (afhankelijke) relatie van handelingen of het functioneren van de naam (náma) te weerspreken,
Weten ze naar waarheid: actie heeft geen agerende.
Ze bezien de samengestelde dingen als waren ze pakken wolken — krachteloos.
Niet wetend dat onwetendheid de werkelijkheid (van de wereld) is,
Zijn handelen en bewustzijn daarvan (van onwetendheid) het resultaat.
Dan, op basis van (inmiddels aanwezig) bewustzijn, ontstaan naam en vorm (náma-rūpa).
Zo komen allen tot ontstaan — de hele massa dukkha.
Ze beseffen dat de drie werelden slechts in de geest bestaan,
En dat de twaalf schakels van Voorwaardelijk, Afhankelijk Ontstaan zich in deze ene geest bevinden,
Dat ze geboren zijn uit verlangen, en geschapen door de geest.
Zo zijn ook uitdoving (nirodha) en ontstaan slechts onderscheidingen in de geest.
Het functioneren van onwetendheid is tweevoudig: het schept onwetendheid,
En in onwetendheid ligt ook de oorzaak voor gevoel (of ondervindingen),
En zo vervolgens, tot en met de oude dag, het uiteenvallen, en dood —
Het dukkha dat hieruit voortkomt is oneindig.
Zolang er onwetendheid is, kan het (dukkha) niet tot staan gebracht worden.
Maar zodra is dit voortdurend tot bestaan komen (onder invloed van wijsheid) eenmaal tot staan gebracht, dan komt alles tot stilstand.
Onwetendheid, begeerte, en grijpen-naar zijn de bases voor (mentale) aandoeningen,
Handelen en worden zijn conditioneringen, en de rest is dukkha.
(Binnen deze twaalfvoudige keten van Voorwaardelijk, Afhankelijk, Ontstaan)
Is alles, vanaf onwetendheid tot aan de fysieke zintuigen dukkha omdat er conditionering aan ten grondslag ligt.
(De geledingen die) contact en ontwikkelen van fysieke gevoelens (heten) zijn dukkha omdat er pijnlijke ondervindingen aan ten grondslag liggen.
De rest van de geledingen (in deze keten) zijn dukkha omdat er verval aan ten grondslag ligt.
Wordt aan de ontwikkeling daarvan een halt toegeroepen (door aan onwetendheid een eind te maken), dan is dat dukkha zelfloos.
Die (in deze 12-voudige keten) op kop lopen, dat zijn onwetendheid en conditionering.
Bewustzijn en ondervindingen opereren in het heden.
Verlangen, worden, en lijden richten zich op de toekomst.
Zij die dit objectief beschouwen kappen (uccheda (1)) het ontstaan en de voortgang er van door.
De conditionering die onwetendheid heet creeert gebondenheid.
Het einde van gebondenheid is het tot uitdoving brengen van conditionering.
Het ontstaan van een resultaat als gevolg van een oorzaak ontstaat niet zonder oorzaak.
Verlichtte kennis ziet het als ledig van een zelf-aard.
Geleid worden door onwetendheid is de oorzaak van, en kracht achter tot bestaan komen.
Stel je je daar tegen teweer, dan wordt tot bestaan komen de pas afgesneden omdat dan de oorzaak tot nul is gereduceerd.
Zij wier geest onthecht is observeren op tien manieren
De verheven onderlinge relaties tussen de fenomenen (pratitya samutpada).
Intentie, de elementen van worden, en de plaats van handeling,
Staan voorop in de drie paden:
Het voortschrijden van de condities (hetu?) is niet ontstaan, en vergaat niet;
(Daar zijn) de oorzaak en het vernietigen van de drie vormen van lijden, van ontstaan, en van vergaan.
Zo begrijpen Verlichtende Wezens Voorwaardelijk, Afhankelijk Ontstaan —
Illusiegelijk, onwerkelijk, zonder kennen of handelen,
Als een droom, als een weerspiegeling, ens-loos,
Als een optische illusie die de onwetenden en verwarden voor waar houden.
Wie zo mediteert is gevestigd in de ledigheid der wijze;
Zo iemand realiseert het zonder kenmerk zijn van condities (of voorwaarden).
Wetend dat ze volstrekt onwerkelijk zijn, zijn ze wensloos,
Maar gaan door te leven ten bate van de wezens.
Zo deze (paden op weg) naar bevrijding te hebben waargemaakt, zijn de Grote Wezens
Nog meer vervuld van mededogen, en zoeken de Boeddhakwaliteiten.
Ziend dat het samengestelden ( samskrta) maar een samenkomen van onderdelen is
Neemt hun ijver toe, en zijn ze vol van vele waardigheden.
Ontelbare concentraties in ledigheid vervuld hebbend,
En ook de bevrijding genaamd zonder kenmerk en wensloos zijn,
Neemt hun wijsheid en aanvaarding van "zo is het" toe en toe,
En bovendien komen hun innerlijke vrijheid en kennis tot rijping.
Vastberaden dienen ze vele Boeddhas, en beoefenen het Pad met dezen als gids.
Daarbij bereiken ze de schat van Boeddhawijsheid en sporen anderen aan
De wortels van het goede te cultiveren
Tot ze als met edelstenen versierde gouden ornamenten zijn.
Zoals het maanlicht bekoeling schenkt aan de geest der mensen,
Niet beinvloed door winden die uit de vier richtingen waaien,
Zo ook lest het licht der Verlichtende Wezens die het pad der demonen teboven zijn gekomen
De brand van aandoeningen in diegenen die dukkha ondergaan.
Dit stadium vervolmaakt hebbend worden ze hemelse vorsten,
Kunnen zich overal tonen, hebben aan fantaseren een eind gemaakt.
Wat ze op het pad van kennis ook doen is onovertrefbaar,
Is doelgericht, en voorbij het voertuig der Toehoorders.
f
Al zoekende zien de Verlichtenden wezen, een en al energie,
In het bezit van triljoenen vervolmaakte concentraties ( samadhi),
In een oogwenk de Boeddhas uit de tien windrichtingen,
Vurig schijnend als de zon aan een zomerhemel.
(1) uccheda (spreek: oetsjeeda) wordt doorgaans vertaald met "kappen" of "doorklieven", maar F. Tola en C Dragonetti (Aspects of Buddhist Sanskrit, Sarnath 1993) geven het als "onderbreken" of "suspens".
Noten:
— Het functioneren van de naam. Naam, nama in 't Sanskriet, is het benoemen van wat materieel, rūpa, is.
— "Actie heeft geen agerende". Er is geen externe macht of kracht die handelingen doet ontstaan.
— Wat hier conditioneringen heet, heet in de Lankavatara soetra "doordrenken" (vásana).
— De prozatekst geeft 2 sets van tien patronen of manieren waarop pratitya samutpada (voorwaardelijk, afhankelijk ontstaan) wordt gezien: De eerste set: 1. de onderlinge verbindingen tussen de elementen van worden; 2. alles bevindt zich samen in deze ene geest; 3. er is differentiatie tussen het eigen handelen; 4. alles is onverbrekelijk onderling verbonden; 5. de drie paden van aandoeningen, handelingen, en dukkha gaan voort en voort; 6. verleden, heden en toekomst zijn onderling verbonden; 7. de drie vormen van dukkha nemen slecht toe en toe; 8. er is geconditioneerd ontstaan; 9. er is gehechtheid aan de concepten ontstaan en vergaan; 10. er wordt gecontempleerd op ontstaan en vergaan.
De drie vormen van lijden zijn: 1. veroorzaakt door onmiddellijk onderliggende voorwaarden en condities; 2. door verlies of niet beschikbaar zijn van iets; 3. doordat alle dingen vergankelijk zijn.
De tweede set geeft in vele verschillende woorden het concept an-atta weer: zelfloos zijn, zielloos zijn, ensloos zijn, zonder merkteken zijn, van nature ledig, zonder agens zijn etc.
— "Intentie, de elementen van worden, en de plaats van handeling,/ Staan voorop in de drie paden". De prozatekst zegt: "Dat wat tot stand gekomen is gaat voort omdat er een onderling aaneenschakelen is, ...; dat wat tot stand gekomen is gaat voort omdat er samenstellen is ..." De drie zijn dus: tot stand komen, onderling aaneenschakelen, en samenstellen. De tekst vertelt dan dat aan al wat samengesteld is onherstelbare ongemakken kleven, en beveelt een doorsnijden (ucchéda — oedszjéda) aan van "dit aaneenschakelen, dit samenstellen."
HET ZEVENDE STADIUM
Toen sprak Vajra-garbha de volgende verzen teneinde de betekenis van dit stadium uiteen te zetten:
Dan, met onmetelijke kennis, het spoor van de ultieme waarheid volgend,
Met een geest die doorheen de zes (voorgaande) stadia gestabiliseerd is geworden, perfect geconcentreeerd,
En de eenheid van wijsheid en vaardige middelen perfect tentoon spreidend,
Gaan ze het zevende stadium van verheven praktijk binnen.
Ledig, zonder kenmerk, wensloos, en toch met mededogen en vriendelijkheid,
De staat van geluk binnengegaand zijnd, en toch nog steeds de Boeddhas erend,
Onvermoeibaar in waardigheden en kracht, en toch wetend dat die ledig zijn,
Gaan ze het rijk van het zevende stadium binnen.
Hoewel in de wereld, met groot uithoudingsvermogen, zijn ze onthecht geraakt,
Hebben de vlammen van de (mentale) aandoeningen gedoofd en de wereldse verlangens tot rust gebracht.
Nu, rijdend in de wagen van het niet-duaal zijn van de dingen — die als weerspiegelingen, illusies, dromen zijn —
En toch mededogen aan de dag leggend, gaan ze het zevende stadium binnen.
Terwijl nochtans hun eigen geest geen onderscheid aanlegt en gelijkmoedig is, zuiveren ze het (Boeddha-)land.
Ze tonen de kenmerken van de Boeddha, maar zijn toch onbewogen in de essentie van Waarheid.
Ze spreken ten bate van de wereld hoewel niet gevangen in (hun eigen fraaie) geluid,
En in een oogwenk gaan ze de kennende geest van Boeddha binnen.
Zelf in het licht gezet overdenken ze deze leringen,
Gaan de hogere stadia binnen met de wens de wereld goed te doen.
In dit stadia zijn ze eindeloos bezig voor de levenden,
Tonen Boeddha-daden, oneindig in aantal.
Ze begrijpen wat "landen" betekent, de soorten daarin en de tijden,
De geneigdheden, de intenties, de diverse geestestoestanden,
En onderwijzen zonder ooit te stoppen — en doen dat naar de geest en letter —
Teneinde allen tot wasdom te brengen.
Zij die met deze kennende geest het verheven Pad bereikten,
Die in al hun handelen wijsheid en vaardige middelen combineren,
Die onderwijl in ieder gedachtemoment de waardigheden van het Pad beoefenen,
Die vervullen de tien alles overstijgende staten.
De wens alle wezens goed te doen is geven ( dana).
Discipline betekent een tot staan komen van de kwellingen, geduldige verdraagzaamheid ( ksanti) betekent geweldloosheid,
Energie is de steeds toenemende inspanning die ze in al hun ondernemingen aan de dag leggen,
Onbewogenheid op het Pad is de meditatie op wat is waardig is.
Aanvaarden dat er niet-ontstaan is, dat het bekoeld is, is verheven wijsheid.
Toewijding is vaardigheid, geloften afleggen staat gelijk aan groeiend succes.
Onvernietigbaarheid is derhalve kracht, en kennis is de vreugde te kunnen leiden.
Zo bereiken ze van moment-tot-moment de kwaliteiten van verlichting.
In het eerste stadium worden waardigheden vervuld door de geest er op te richten;
In het tweede is er verwijdering van mentale bezoedelingen. In het derde worden de kluisters verbroken.
In het vierde is er het Pad, in het vijfde handelen zonder onderscheid des persoons,
En in het zesde is de kennis van niet-ontstaan werkzaam.
Derhalve, zodra ze het zevende stadium bereiken
Vangen ze aan allerhande verdienstelijke daden uit te voeren.
Waarom? Omdat de kennis en de handelingen die (of waarvan) ze (de vruchten) behaalden
Alles zuiveren dat zich tot in het achtste stadium ontwikkelt.
(Het stadium van) Ver-reikend is (een oceaan die) moeilijk over te steken is. Maar dankzij
Stap-voor-stap praktijken steekt men ze over, (zo makkelijk) als je het pad tussen twee landerijen oversteekt.
Dit zevende stadium doorlopend zijn ze onbezoedeld, als vorsten,
En toch gevestigd op het Pad, waarop ze niettemin nog niet alles overstegen zijn.
Wanneer ze het volgende, het achtste stadium bereiken
Overstijgen ze de mentale objecten, gevestigd als ze zijn in de handeling die kennis heet.
Zoals een god de wereld niet beziet zoals de mensen dat doen,
Zo handelen ze, onbezoedeld, als de lotusbloemen.
In dit stadium zijn ze voorbij een aantal kwellingen —
Die, overigens, noch handelen, noch volledig vernietigd zijn.
Op dit Pad handelen ze niet naar de impuls van hun kwellingen,
Maar terwijl ze ernstig streven naar verheven kennis, zijn nochtans nog niet al die kwellingen beeindigd.
Ze kennen vele ambachten, hebben medicinale kennis, en dharani, (en deze toelichting);
De wetenschappen zijn hen welbekend;
Ze vervolmaken meditaties, overstijgende kennis, krachten,
En zijn bedreven in diverse concentraties ( samadhi).
De praktijken der Toehoorders en Zelf-Verlichtten overstegen zijnd,
Zijn ze gevestigd in de oneindige kennis der Verlichtende Wezens.
Voorheen waren ze als koningskinderen vanwege hun vaste voornemen, vanaf nu zijn ze dat
Vanwege Kennis, en, eenmaal tot wasdom gekomen zijn ze krachtig.
De diepste diepten bereikt hebbend houden ze zelfs daar niet stil;
Al is hun geest als uitgewist, dan nog blijven ze in deze praktijk niet hangen.
Ze zijn als iemand die aan boord van een machtig schip
Alle wateren voor zich ziet, en er toch niet in omkomt.
Voorzien van nog verhevener vaardigheden, wijsheid en krachten,
Rijk in waardigheden voortkomend uit kennis en handelen — moeilijk in te schatten door de wereld,
Dienen ze miljoenen Boeddhas, worden immer zuiverder,
Als met edelstenen bezet goud.
Het licht van perfecte wijsheid van de wijzen's wijsheid in dit stadium
Doet het vocht van verlangen verdampen, als stond het in het zonlicht.
Dit stadium bereikt hebbend worden ze gidsen,
Capabel, vaardig in het onderwijzen van kennis' vrucht.
Steeds op 't doel gericht, vastberaden, alert en krachtig
Zien ze, dankzij samādhi, ontelbare Boeddhas
In alle windrichtingen — en meer,
Al de Boeddhas met onmetelijke, verheven wilskracht.
"Dit is het zevende stadium dat Ver-reikend wordt genoemd. Het zuivert
vaardigheden en wijsheid; het is moeilijk te kennen door mensen in
de wereld en al diegenen die slechts voor zichzelve oefenen."
Noten:
— Zie voor de tien alles overstijgende staten de Tien Krachten Lanka I, betreffende voetnoot.
— De achtste en negende verzen gaan over de pāramitā. Zie ook hiervoor bovengenoemde pagina in de Lanka.
In een vraaggesprek met Bodhidharma heeft zijn opvolger Huike (spreek: hweikú - 487-593), de tweede patriarch van het Chinese zen, het over de 6 pāramitā waar de vroegere canonieke teksten het over hebben. Bodhidharma, of de directe voorganger(s) van Bodhidharma kent derhalve nog niet de Dasa-bhumi die de serie van 6 te vervolmaken perfecties uitbreidt naar 10. Wellicht zegt het iets over de kennis van de canon van Bodhidharma; wellicht zegt het iets over de ontstaanstijd van de Dasa-bhumi.
(1) Zie voor dharani
HET ACHTSTE STADIUM
Toen sprak Vajragarbha de volgende verzen teneinde de betekenis van dit stadium uiteen te zetten:
Nadat in het zevende stadium wijsheid en vaardige middelen zijn gezuiverd,
Nu ze goed toegerust op pad kunnen gaan, hun grote geloften in het vizier houdend,
Nu ze goed gevestigd zijn op de Weg, nu gaan de besten onder de mensen, doordrenkt van goedheid
Het achtste stadium binnen.
Nu, met waardigheid en kennis, met mededogen en welwillendheid,
De oneindige paden van kennis begaand, en met ruimtegelijke, niet-afgeleide aandacht,
Met de kracht die tot hen komt dankzij het juist begrijpen van het gehoorde,
Nu bereiken de grote wijzen de aanvaarding van het niet-ontstaan, dat in ruste is, en subtiel.
(Begrijpend) dat, alles gezegd en gedaan, de fenomenen ongeboren zijn, niet ontstaan, zonder kenmerken,
Dat alles onvernietigbaar is, niet geworden, niet gemaakt,
Leeg van zijnde is, Zo, voorbij het voorstellingsvermogen —
Zo zijn ze bevrijd van mentaal bezig zijn, zijn als het luchtruim.
De dingen aanvaardend zoals ze zijn, vrij van fantaseren,
Werkelijk onbewogen, zo winnen ze een vredig hart.
Analyserende en redenerende mensen in de wereld kunnen dit amper bevatten,
Want alles is voorbij conceptualiseren, en voorbij het grijpen naar mentale beelden.
Zo mentaal stabiel geworden is er geen gedachtenproces.
Ze zijn als een monnik die de staat van uitdoving heeft bereikt en tot die van geen-gedachte is gekomen.
Ze zijn als iemand die droomt dat hij drijft op een rivier, niet geplaagd door gedachten aan ontwaken.
Ze zijn als in een zuiver hemels verblijf, ver van gehechtheid aan pleziertjes.
Kennis hebbend van hun oorspronkelijke besluit sporen de Boeddhas hen nog verder aan:
"Deze geduldige verdraagzaamheid is hoger dan gewijd zijn door de Boeddhas.
Maar onze onpeilbare kennis en verheven Boeddhaschap
Is nog niet het uwe, zet daarom heroische inspanning in.
"Hoewel je nog niet het vuur van mentale kwellingen hebt geblust,
Maar wel gezien hebt dat de wereld daar nog steeds onder lijdt, daarom houdt je het best je oorspronkelijke geloften voor ogen.
Nu je gedachten het welzijn van de wereld zijn toegewijd moet je op zoek gaan
Naar de oorzaak van kennis, ter bevrijding van de wereld.
"De ware essentie der dingen is permanent, is zoheid, is voorbij het denken.
Het is in alle Boeddhas, Toehoorders, en Zelf-Verlichtten.
Dit is het niet dat Boeddhas in de wereld doet verschijnen, voorzien van de Tien Krachten —
(Maar wel verschijnen ze) vanwege oneindige kennis, ongehecht aan verleden, heden, en toekomst."
En zo doen de Onvergelijkelijken, zij die de eer van mensen en goden waardig zijn
In de Verlichtende Wezens gedachten aan vele kennis-aspecten ontstaan,
En nooit ophoudend doordringen in de diepste gronden van de Boeddha-Dharma,
Waarbij vergeleken hun voorgaande verlichtte praktijk in het niet valt.
Daarbij ze nu deze staat van kennis bereikt hebben, dringen deze koninklijke wezens
Overal in door omdat ze toegang tot Weten hebben gekregen
En de hogere supranormale kennis hebben vergaard.
Nu zijn ze als een zeewaardig schip dat voortzeilt op de wind.
Niet geplaagd door mentale inspanning, gevestigd in voortgaande kennis,
Zien ze het worden, vergaan en in stand houden van landen
En hebben inzicht in de verschillen tussen de elementen —
Hoe grof of fijn ze zijn, hoe ze van elkaar te onderscheiden zijn.
Ze dringen door in ieder atoom in dit biljoenen-wereld-systeem,
In de verschillen tussen de elementen en lichamen der wezens,
In wat hen van elkaar onderscheidt, en in de atomaire juwelen-deeltjes in de Werelden van Vreugde.
Dit wetend, met de kennis die ze tot dusver vergaarden, maken ze daaromtrent adequate berekeningen.
Nu hun geest wetend is geworden brengen ze alle lichamen
Samen in hun eigen lichaam, ten bate van de wezens.
De biljoenen werelden in hun diverse gestalten doordringend
Manifesteren ze diverse lichamen, in eindeloze werelden.
Net zoals de zon en maan, terwijl ze toch in de hemel hangen
Verschijnen als weerspiegelingen in het water, zo
Verschijnen Verlichtende wezens, hoewel verblijvend in de onbewogen essentie van zoheid,
Als weerspiegelingen (in de wereld), met de intentie deze te zuiveren.
Met inachtneming van zowel de wezens' geneigdheden als hun verschillen in vormen
Verschijnen Verlichtende Wezens in alle groepen (wezens), in alle werelden:
Ze verschijnen als Toehoorders, als Zelf-Verlichtten, als Verlichtende Wezens (bodhisattvas),
En ze verschijnen in de glorieuze Boeddha-gestalte.
Wezens, landen, en de samengebalde resultaten van handelen,
Alle verschillende opeenhopingen — van Werkelijkheid, van Kennis — de gremia der wijzen,
Het geheel van de ruimte, majestueus, overal eender,
Al dit manifesteert zich als gevolg van vele supranormale vermogens, teneinde de wereld te geven wat zij wenst.
Met tienvoudige controle, en overwegingen gebaseerd op zuivere kennis,
Handelend in overeenstemming met Weten, met vriendelijkheid en mededogen paraat,
Doend wat ook maar de Boeddhakwaliteiten tevoorschijn brengt —
Hetzij fysiek, in woorden, of in gedachten — ze blijven rotsvast (in de Dharma) verankerd, stabiel als een berg.
Al die tien krachten van Verlichtende Wezens, die onwrikbaar zijn,
Die behalen ze, — geen demon die hen angst aanjaagt.
Kracht verkregen hebbend door de Boeddhas, geeerd door de goden,
Zijn ze, en altijd vergezeld van vajra-dragers.
De waardigheden van hen die dit stadium hebben bereikt zijn eindeloos,
En kunnen nog in geen miljoenen jaren teniet gedaan worden.
En dan begeven ze zich in het gezelschap van miljoenen Boeddhas
En worden glanzend als een vorstenkroon.
De Verlichtende Wezens die dit stadium bereikten
Worden grote Brahmas, vorsten over duizend werelden, rijk in waardigheden.
In staat de Drie Voertuigen tot in het oneindige te onderwijzen
Vernietigt hun zuivere weldoende licht de kwellingen die de wereld met zich brengt.
In een enkel ogenblik bereiken ze concentraties
Zoveel als atomen in een miljoen wereld-systemem, stevig verankerd,
En zien in de tien windrichtingen vele landen waar de wezens wonen,
En zij wier wilskracht hier nog bovenuit stijgt, gaan deze staat voorbij.
"Dit was een samenvatting van de acht stadia van Verlichtende
Wezens; het zou een eeuwigheid vergen om alle details ervan uiteen te zetten."
Noten:
— Het elfde vers lijkt de voorgaande te weerspreken wanneer het spreekt over het worden en vergaan van alle dingen. Dit kan echter toch gezegd worden omdat, ook al zijn alle dingen naar diepste analyse ledig van een "zijn", ze zich niettmin nog steeds tonen als dingen om ons heen, en elk ding met zijn eigen — ledige — kenmerken.
— Vajra-dragers. Een vajra is een donderkeil; deze representeert zowel de kracht om het kwade te vernietigen als de lichtflits die wijsheid inluidt. Een vajra-drager (Vajra-pani) is een beschermer.
HET NEGENDE STADIUM
Toen sprak Vajra-garbha de volgende verzen teneinde de betekenis van dit stadium uiteen te zetten:
Hier contempleren ze met onvergelijkelijk krachtig mentaal vermogen,
Met uiterst subtiele kennis, met atoom-splijtende kennis.
En zo het esoterische Boeddharijk binnengaand
Bereiken ze het negende stadium, en worden weldoeners van de wereld.
Hun beheersing van het rijk van het mentale en hun concentratie zijn groot,
Hun ver-reikende alles-overstijgende kennis gaat alle landen binnen.
Zeker in hun kennis en kracht bevinden ze zich nu in het rijk dat "vastberadenheid van de overwinnaars" genoemd kan worden.
De toegewijde en mededogende wijzen gaan dit negende stadium binnen.
Zij die dit stadium bereiken, de dragers van Boeddha's schatten,
Weten wat goed en slecht is, en waarop "goed" noch "slecht" van toepassing is.
Ze weten wat bezoedeld en van de wereld is, en wat daaraan voorbij gaat.
Ze weten wat voorstelbaar en onvoorstelbaar is.
Ze onderzoeken wat zeker(e kennis) en onzeker is,
En koesteren de praktijken waarmee je de Drie Voertuigen kunt vervolmaken.
Ze bereiden de leringen over de stadia voor, rekening houdend met de geneigdheden en het gedrag (der wezens),
En gaan zo de wereld tegemoet.
Met verheven, subtiele gedachtenkracht dergelijk Weten volgend,
Sporen ze de spinnewebben in de mensengeest op;
Ze sporen ze op en begrijpen wie de lering kan ontvangen,
En wat het einde en het begin is.
Ze hebben een volmaakt begrip van (mentale) kwellingen, en hoe ze op elkaar inwerken, en zich manifesteren.
Ze weten ook hoe deze voortgaan, aangewakkerd door gewoontepatronen,
En hoe ze zich onderweg onderscheiden en manifesteren,
En hoe het resultaat verdwijnt zodra de aanleiding is weggenomen.
Ze weten welke (mentale) faculteiten (in de wezens) zwak zijn, middelmatig, of sterk.
Ze weten het voortschrijden van het verleden tot in de toekomst:
Hoe daar diverse inclinaties zijn, en of die wel of niet zuiver zijn.
Ze weten het allemaal, alle vierentachtig duizend.
Wezens in de wereld zijn tot ontwikkeling gekomen onder invloed van verschillende (meegebrachte) geneigdheden,
Die een verwarde kluwen van kwellingen en opinies zijn geworden,
Die ononderbroken verbonden zijn met de geest,
Die daar samen mee tot ontstaan zijn gekomen, en hoe de geneigdheden en capaciteiten daaraan zitten vastgekleefd.
Die geneigdheden en capaciteiten zijn ens-loos,
Ze hebben geen plaats, en zijn niet afgezonderd van bewustzijn.
Moeilijk te kennen zijn ze, niet te overwinnen in meditatie;
Alleen de diamanten donderkeil behorend tot het Pad kan de ketenen ervan doorbreken.
Al die zes verschillende levensvormen binnengaand —
Waar begeerte het vocht is, onwetendheid de schaduw, en handelen het veld,
Waar de bewustzijnen de zaden zijn, waar vorm en naam (náma-rūpa) samen ontspruiten —
Zo zien ze de wezens in de wereld — geen begin, geen einde.
Die wezens'geesten zijn vol gekwelde (gedachten)handelingen, gevormd door gewoontepatronen.
Dit is het enige dat hen doet verlangen naar voortbestaan.
De Verlichtende Wezens weten wie onder hen een basis hebben in de Waarheid, of in foutief denken, of daar tussen in,
Wie onder hen weggezonken is in geopinieerdheid, en welke wezens kennis bezitten.
Met deze overwegingen in gedachten, gevestigd in dit stadium
Onthullen Verlichtende Wezens de Leer op verschillende wijzen,
In overeenstemming met de wezens' geneigdheden en capaciteiten.
Hier zijn ze goed ingevoerd in analytische kennis, in de betekenis, en ze kunnen het over het voetlicht brengen.
Hun status is die van prediker.
Ze zijn als leeuwen, als machtige ossen, als majestueuze bergen.
Ze doen de zoete Dharmaregen van niet-geboren, niet-vergaan neerdalen,
En gelijken zo de watergeesten die de oceanen vullen.
Ze bezitten vaardigheden in het speuren naar de betekenis (der Dharma), en ook naar de essentie der dingen.
Ze begrijpen alle uitdrukkingen en zijn welsprekend geworden.
Ze beschikken over ontelbaar miljoenen eeuwen concentratie-dharani,
En zijn vervuld van de Dharma zoals de oceaan vervuld is van de regen.
Zo hebben ze concentratie bereikt door zuiverende dharanī.
Zo zien ze duizenden Boeddhas in een oogwenk.
En nu ze tot de schatkamer van de Dharma zijn doorgedrongen, nu prediken ze,
En de zuiverende stem daarvan bereikt iedere (levens)sfeer, overal.
In biljoenen werelden bevrijden ze een veelheid aan wezens
Daartoe de Drie Juwelen ten voorbeeld stellend.
Zo zijn ze naar allen weldoend, rekening houdend met hun mogelijkheden en geneigdheden,
En gelijken zo de watergeesten die de oceanen vullen.
Met immer toenemende kracht in waardigheid spannen ze zich in
En bedenken hoe ze zijn, als op het topje (van een speld)
Hoe daar ondenkbaar vele Boeddhas onderwijzen, en hoe een variëteit aan wezens luistert,
En die Leringen in zich bergen zoals de aarde de zaden in zich bergt.
Alle wezens die er maar te vinden zijn doorheen de tien windrichtingen
Zitten in een kring in deze bijeenkomst.
Aan allen in een oogwenk verschijnend doen Verlichtende Wezens
Hen allen met een enkele uitspraak goed.
Hier gevestigd als Meesters in de Leer, de hoogsten onder de mensen en goden
Worden ze Boeddhakinderen, gaan voort op (de stroom van) de Leer,
Dag en nacht in het gezelschap van de Boeddhas,
Gevestigd in diepste rust, met ferme kennis, en bevrijd.
Gaan tot miljoenen Boeddhas
En worden gezuiverd, als de hoofdtooi van radjas.
Hun licht verslaat de duisternis van kwellingen,
Zoals Brahma's licht miljoenen werelden doorstraalt.
In dit stadium worden ze Brahmagoden, doordrenkt van waardigheden;
Hier doen ze wezens goed met de Leer der Drie Voertuigen.
Wat zij ondernemen komt alle wezens ten goede;
In Verlichte kennis hun vertrouwen stellend bereiken ze (hoogste) waardigheid en Weten.
In een enkel moment gaan ze evenzovele concentraties binnen
Als er atomen zijn in onmetelijke landen, en blijven niettemin onberoerd.
De Boeddhas uit de tien windrichtingen voor ogen hebbend horen ze de Dharma,
En stijgen daar, dankzij wilskracht, bovenuit en doen ontelbare wonderen.
"Aldus werd het negende stadium uiteengezet dat hen toebehoort die in het Grote Weten schouwen dat moeilijk te zien is, dat subtiel is. Dit negende stadium van Verlichtende Wezens heet Goede Geest."
— Het esoterische Boeddharijk. Dit moeten we begrijpen als het mentale rijk waar de Dhyani-Boeddhas — waarover onderandere in de tantras (esoterische laat-boeddhistische leringen) gesproken wordt — zich manifesteren als gevolg van de praktijk der ingewijden. Veelal wordt hier dan gesproken van een "verborgen of geheime leer"; het is echter correcter te spreken van (meditatieve) praktijken die alleen onthuld worden aan diegenen die succesvol de aanvankelijke stadia van praktizeren hebben doorlopen; alle anderen zouden, daar ze zonder juist begrip hieromtrent zijn, zichzelf alleen maar schaden.
— "Het einde en het begin" betekent dat zo'n bodhisattva weet hoe de al aanwezige kennis in wezens geactiveerd kan worden, en tot waar hij/zij met zo iemand kan gaan, tot waar het mentale vermogen stokt.
— "alle vierentachtig duizend." Alle mogelijke aandoeningen, en alle mogelijke geneeswijzen, ook wel Dharma-deuren genoemd.
— "Die daar samen mee tot ontstaan zijn gekomen". Hier wordt verwezen naar het begrip "rūpa-náma": het onverbrekelijk
met elkaar verbonden conglomeraat van materie en wat daar uitdrukking aan geeft. Daar gaat het volgende vers dan ook
op in en zegt: (yogis/yoginis!, meditators!:) dat je je suf kunt mediteren, maar het toch niet door zult krijgen als niet "... de diamanten donderkeil behorend tot het Pad ... de ketens ervan doorbreekt." Met andere woorden, wijsheid en
praktijk moeten onverbrekelijk aanwezig zijn wil er ook maar een glimp van begrip kunnen komen.
— De zes verschillende levensvormen zijn de levensstadia van (beneden) helwezens, tot (boven) hemelse bestaansvormen. Precies op het midden bevindt zich de mensenwereld.
HET TIENDE STADIUM
(Het tiende stadium is onbeschrijfelijk daar het het stadium van de Boeddhas is.
Nadat Vajra-garbha het negende uiteenzette, volgt er een passage in proza, gevolgd door een lofzang. Deze twee gedeelten zijn hieronder weergegeven. Daarmee zijn niet alle verzen van de Dasa-bhumika opgenomen, maar is slechts een keus gedaan uit die verzen die rechtstreeks de stadia beschrijven.)
"Aldus werd het negende stadium uiteengezet dat hen toebehoort die in het Grote Weten schouwen dat moeilijk te zien is, dat subtiel is. Dit negende stadium van Verlichtende Wezens heet Goede Geest."
Nu ze de onovertroffen praktijk hoorden waren de miljoenen hemelse wezens uit de Zuivere Landen buiten zichzelf van vreugde. Dolblij vertoonden ze zich aan de hemel en eerden de Boeddha. Ontelbare miljoenen Verlichtende Wezens, zeer verheugd, vertoonden zich eveneens aan de hemel; ze brandden wolken wierook, heerlijk geurend, alle kwellingen van de wereld wegwassend. Ook de vorst van het hemelse bereik dat Kracht heet was verheugd, en vertoonde zich eveneens, staand aan het firmament met een triljoenenkoppige stoet volgelingen die vol respect honderden fraaie kledingstukken van grote kwaliteit lieten neerdalen. Vele godinnen juichten en eerden vol respect de Boeddha; ze speelden triljoenen muziekinstrumenten en zongen het volgende:
De Boeddha, in dat ene land gezeten,
Toont zijn gestalte, als een weerspiegeling, in alle landen.
Miljoenen verschillende (Boeddha)lichamen, fraai om te zien
Doordrenken de gehele cosmos.
Naar het naschrift
Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.
Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala
Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme
|