"In deze concentratie(1) overstijgen Bodhisattvas de wereld; ze zijn er van onthecht. Niets kan hen van de wijs brengen of macht over hen verkrijgen."
De passage komt overeen met de beschrijving van de vier (Skr.:) dhyānas (Pāli: jhānas), waarin de meditator in de vierde fase door niets meer van zijn stuk gebracht kan worden. In de Sutta Nipāta, de Urága Vagga, wordt er gesproken over de meditator die is "als de leeuw: niet gestoord door geluid, ...", en in de (Pāli:) Dhammapāda (Skr.: Dharmapāda), het zesde deel over de Wijze, wordt gezegd dat deze bij het horen van de Dharma geworden is "als een diep, helder, door niets verstoord meer." Ook wordt in diezelfde Dhammapāda over de Verlichtte gezegd dat hij "door niets verstoord is, als de aarde."
In een beschrijving van "tien onuitputtelijke kwaliteiten" die gepaard gaan met de "grote concentratie op universeel licht" komt de naam van Titanenkoning Ráhula naar voren. Hoewel, zegt de tekst "deze titanenkoning nog vol is van begeerte, kwade wil en onwetendheid, en nog vol is van arrogantie en bedrog, is hij toch in staat zijn (kolossaal grote) lichaam (ten gunste) te transformeren." Als hij het al kan, hoeveel temeer kunnen de Bodhisattvas - in hun meditatie - dat dan niet.
De passage is een hart onder de riem voor al diegenen die bang zijn dat ze al dat moeilijks nooit voor elkaar zullen krijgen - zelfs een titanenkoning kan het, waarom dan niet een mens. De passage herinnert ons ook aan een uitspraak van Sakyamuni Boeddha waar hij een twijfelende gesprekspartner bemoedigt: "Als deze grote Sala-bomen (waaronder we nu zitten) bewustzijn zouden hebben, dan zouden ze inmiddels Srota-ápanna zijn geworden, Zij die de Stroom Binnengaan."
Noten
(1) In de "grote concentratie op universeel licht" (wijsheid), zie bijlage 1
Ook in dit boek 27 vinden we aanwijzingen dat de Avatámsaka geschreven moet zijn ten noorden en westen van India zelf. Hier wordt gesproken over het hooggebergte :
"Het is als wanneer de zon opkomt en om de centrale berg heendraait en haar licht laat schijnen over de bergen die gemaakt zijn uit de zeven kostbare gesteenten ... en in de valleien verschijnt het licht dat weerkaatst van die juwelenbergen."
Op deze manier worden we vergast op een heel aantal prachtige vergelijkingen en metaforen. Zo wordt er ook gesproken over de magiër, c.q. de hypnotist
"die op een kruispunt van wegen staat en daar zijn kunsten vertoont; in één enkele dag, in een oogwenk, kan hij een dag of een nacht tevoorschijn roepen, of hij kan het doen voorkomen dat er zeven dagen en nachten verstrijken, of twee weken, of een maand, een jaar, een eeuw - zoals je wilt ... en toch vernietigt hij niet die ene originele dag of dat ene originele uur door het te doen voorkomen dat er jaren zijn heengegaan ... De illusie is duidelijk zichtbaar, maar de werkelijke tijd is niet uitgewist."
Zo is het ook met de Bodhisattva, zegt de tekst. Hij kan in zijn meditatie ontelbare werelden tevoorschijn roepen met alles wat zich daarop en daarin bevindt, maar
"de veelheid van die [verbeeldde] werelden vernietigt deze ene wereld niet, en de eenheid van deze wereld hier vernietigt de [verbeeldde] vele werelden niet. Waarom niet? Omdat Bodhisattvas weten dat alle fenomenen een eigen-aard missen; van hen wordt gezegd dat ze tot de principes van niet-bestaan, niet-scheppen zijn doorgedrongen."(1)
Een paar citaten verderop worden vergelijkingen als deze dan ook gebruikt om te verklaren dat de Bodhisattvas in hun meditatie die ene wereld in de andere kunnen laten schuiven en omgekeerd, zonder dat de originele gestalte uitdijt of inkrimpt. Hierover werd ook al gesproken in boek 5.
In het vijfde stadium, de "Grote concentratie van de kennis over de bijeengegaarde en opgeslagen verfraaiingen uit het verleden", wordt eigenlijk het pad van de leraar uiteengezet.
"Wanneer deze Bodhisattva-Mahāsattvas uit deze concentratie verrijzen ontvangen ze uit handen van de Verlichtte tien onvoorstelbare abhiséka(1), en deze bereiken, zuiveren, vervolmaken, realiseren, vervullen ze; ze gaan er in binnen en behouden ze."
Er wordt van hen gezegd dat ze dan
"Als de spirit, de mentale erfenis, worden wanneer deze de moederschoot binnengaat; het bewustzijn wordt op datzelfde moment geboren ... zo ook is het met de Bodhisattvas die uit deze concentratie verrijzen; in de aanwezigheid van de Verlichtte bereiken ze in een oogwenk deze tien kwaliteiten."
Die tien kwaliteiten zijn :
- het uiteenzetten en geen schade toerichten aan de betekenis [van de Dharma],
- de onuitputtelijkheid van de Dharma,
- perfecte mondelinge uiteenzetting,
- eindeloos [over de Dharma] kunnen spreken,
- nooit aarzelen,
- altijd waarheidsgetrouw zijn,
- de toevlucht van de communiteit zijn,
- allen die in de drievoudige wereld verkeren bevrijden,
- verheven en uitmuntende wortels van het goede,
- meesterschap in de Wonderbaarlijke Leer.
Noot:
(1) Zie voor abhiséka, het kroningsritueel, boek 3-2.
Naar bijlage 3, zoheid, elementaire cosmos, het tiende stadium
Terug naar de eerste pagina
Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.
Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala
Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme
|