DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


DEEL TWEE

Boek Zevenentwintig


De Tien Concentraties




"In die tijd was de Wereldgeëerde(1) op de plaats van Verlichting(2), in een woud, in het land van Mágadha, en had zojuist de volmaakte bodhi(3) bereikt. Daar, in de hal van Universeel Licht(4), ging hij de Boeddha-concentratie van het absolute moment(5) binnen. En dankzij zijn inherente geestkracht van universeel weten manifesteerde hij het lichaam van een gerealiseerde Boeddha(6), zuiver en onaangedaan, nergens op steunend(7), zonder hechten aan objecten, verblijvend in de uiteindelijke rust van uitdoving(8), voorzien van grote macht, zonder ergens aan gehecht te zijn, in staat alle toeschouwers tot Ontwaken te bewegen(9), met een gepaste verschijning in overeenstemming met de tijd [en plaats], altijd verblijvend in één vorm, die niet-vorm is(10)."

Wordt in boek 26 de Boeddha met name genoemd als Sakyamuni Boeddha, de op aarde manifeste Boeddha die (het is nu 2006) 2550 jaar geleden over de wereld rondging, hier in boek 27 wordt die trend doorgezet en is niet langer de oer-Boeddha Vairócana de centrale Boeddha, maar Sakyamuni, als manifestatie van het absolute Boeddhaschap.
Daarmee zijn we in een tweede deel van de Avatámsaka Soetra aanbeland, in een deel waarin niet meer wordt gecultiveerd in een van de geestgeschapen bovenwereldse rijken, maar hier op aarde, in een bos, in een voormalig staatje van India, maar nog wel in een "hal van Universeel Licht" waarvan de historici waarschijnlijk zullen zeggen dat die er nooit gestaan heeft, al is daar op een gegeven moment in de geschiedenis, vlak voor de werkelijke Boeddhazetel, wel een tempel verrezen die er nog steeds staat, en die de Mahā-bodhi-tempel heet.

Noten:
  1. Een van de toenamen van Boeddha.

  2. De plek onder de bodhi-boom, de ficus religiosa, te Bodh Gaya, eertijds deel van de niet meer bestaande staat Mágadha.
  3. De volmaakte bodhi is het meest verheven Weten, dat later Ontwaakt of Verlicht zou worden genoemd.

  4. Over de hal van Universeel Licht werd boven al gesproken. Op andere plaatsen in de Avatámsaka Soetra zien we dat licht gelijkgesteld wordt aan Wijsheid.

  5. Het absolute moment, nemen we aan, is daar zodra er het Weten is dat al het bestaande, of ervaarbare, of te wetene wordt beleefd in dat ene moment waarin geweten wordt dat tijd op dat moment niet bestaat, resp waarin er geen tijdsbesef is. De stichter van het Japanse Sōtō-zen, Dōgen, spreekt hier ook zo over.
    Hier wordt over de relativiteit van tijd gesproken, en niet in termen van het hedonistische 'geniet nu, want wie weet wat morgen geeft'.

  6. Het lichaam van een gerealiseerde Boeddha. Voordat Sakyamuni bodhi bereikte, onderging hij jarenlang allerlei ascetische praktijken tot een punt waarop hij vel over been was geworden, en waarschijnlijk daardoor schrikaanjagend om te zien. Nu, op dit moment van Ontwaken, viel dat vroegere al te uitgemergelde uiterlijk weg en verscheen er een volmaakte gestalte. Verder in noot 10.

  7. Nergens op steunend verwijst naar Boeddha's woorden, zie daarvoor de Eerste Leerrede, waarin hij zegt dat hij dit bepaalde Ontwaken heeft bereikt onafhankelijk van enige overgedragen leer.
    We vinden er ook een bron voor bij de vroege Dharma-guptaka, of Dharma-gupta-traditie (góepta; g als in 'good') waarover in boeken 33 en 34 meer.

  8. Uitdoving: niródha, zie boek 7

  9. Toeschouwers tot Ontwaken bewegen. Darshaná is zelfs in Boeddhistische kring een veelvoorkomend fenomeen; denken dat je Verlichting kunt bereiken door naar het grote voorbeeld te staren, of tegen hem of haar aan te hangen. Dat heeft Boeddha altijd ferm van de hand gewezen. Er wordt keer op keer gezegd dat diegenen die bodhi wensen te bereiken daar zelf voor aan de slag moeten. Niettemin is het van aangezicht tot aangezicht zitten met diegenen die kleine of grote stappen vooruit zijn, laat staan met Boeddha, een enorme stimulans - om het zelf te gaan doen.

  10. ... één vorm die niet-vorm is. Hoewel hier Boeddha in zijn menselijke gedaante verschijnt neemt hij gedurende deze passage "het lichaam van een gerealiseerde Boeddha" aan. In uiteindelijke zin is zo'n lichaam geen manifeste vorm maar bodhi.
    Hiermee hebben we in één korte alinea alle stadia doorlopen, van de relatieve waarheid (samvrti satya - spreek: sàtja) waarin een Boeddhalichaam 32 volmaakte kenmerken kan hebben, tot de absolute waarheid (param-artha satya) waarin Boeddha Boeddhaschap is.




Er zijn een paar redenen om aan te nemen dat met boek 27 een tweede deel van de Avatámsaka Soetra begint. In de eerste plaats is de aanhef van boek 27 een verkorte, meer sobere versie van boek 1 met zijn enorm lange uiteenzetting over wie er allemaal aanwezig waren toen Boeddha aanstalten maakte om te gaan spreken, en wat er allemaal aan buitengewone manifestaties viel waar te nemen, hier in boek 27 begint Boeddha - Sakyamuni Boeddha, al wordt hij niet bij die naam genoemd - daadwerkelijk te spreken, maar wordt Bodhisattva Samànta-bhádra, Meest Vooraanstaande in Goedheid, ook een verschijning en functie toegekend die niet in eerdere boeken wordt vermeld.

De hele onoverzienbare menigte aan toehoorders, zegt het eerste deel van de tekst, zit hier wel aan Boeddha's voeten, maar ze "hadden in het verleden, onder Vairócana Boeddha, dezelfde bodhisattva-wortels van het goede(1) gecultiveerd."

Wat er dan volgt is een conversatie tussen Boeddha en Bodhisattva Universeel Oog:
"Hoeveel concentraties en bevrijdingen hebben Bodhisattva Samantabhadra ... en de Bodhisattvas die bij zijn geloften(2) en praktijken(3) leven, bereikt?" vraagt Universeel Oog.
Vraag het hem zelf, antwoordt Boeddha, hij zit naast me, en is al die tijd niet van zijn plaats geweest [hoewel al die tijd wezens hebben kunnen denken dat hij zich nu eens hier, en dan weer daar manifesteerde].

Op deze aansporing kijkt de menigte in het rond en vindt Samantabhadra niet. Desgevraagd antwoordt Boeddha hen, Bodhisattvas kunnen hem niet vinden omdat zijn verblijfplaats diep [of verheven] en onverklaarbaar is ... zijn lichaam is de matrix [garbha] van de cosmos(4) ... dat is waarom jullie hem niet kunnen zien.

De menigte probeert hem opnieuw in het vizier te krijgen, en weer lukt het niet. Dan zegt Boeddha,
"Samantabhadra doordrenkt de cosmos, is een met de cosmos aan werkelijkheden, en toch gaat hij in geen wereld rond, en toch verblijft hij nergens ...
Boeddhakinderen, jullie zouden je voor Samantabhadra moeten neerbuigen, en hem oprecht moeten vragen [zich te manifesteren], en jullie zouden met eenheid van geest de tien windrichtingen moeten overschouwen en het lichaam van Samantabhadra moeten visualiseren. Met de geest zo gericht, denkend dat Samantabhadra doorheen de cosmos alomaanwezig is, met diep gelovig vertrouwen(5), onthecht van alles, zou je de gelofte moeten afleggen hetzelfde te gaan ondernemen als Samantabhadra, en zou je de ware werkelijkheid moeten binnengaan die niet-twee is; [dan, voor je geestesoog] verschijnt het lichaam van Samantabhadra overal in alle werelden, met alomvattende kennis over de verschillen in faculteiten in alle wezens, het Samantabhadra-Pad overal vestigend. Als je zo'n grote gelofte kunt genereren, dan zul je in staat zijn Samantabhadra te zien."


Noten:
  1. De wortels van het goede, zie boek 25

  2. Samantabhadra's geloften, zie boek 3

  3. Samantabhadra's praktijken, zie boek 12 en boek 36
  4. Matrix van de cosmos. In dit boek wordt Samantabhadra de Boeddha-rol toegeschreven, en wordt van hem gezegd dat hij de matrix, schoot (garbha), van de cosmos is, dus iets waar de cosmos uit ontstaan is. Deze betiteling moet beslist bij de categorie ongelukkige uitspraken gevoegd worden, omdat Boeddhisme nu juist leert dat er geen ultieme ontstaansgrond is, er niet iets scheppends is. Dit wordt dan wel weer rechtgezet wanneer in de regels daarna van Samantabhadra wordt gezegd dat zijn lichaam, als dat van Boeddha, alomaanwezig doorheen de cosmos is, (als principe van perfectie). Hij is "een met de cosmos aan werkelijkheden" zegt de tekst, dat wil zeggen dat hij een is met, en niet verschillend van sunyatā, ledigheid van essentie.
    Met deze passage gaat de Avatámsaka Soetra over de Lotus Soetra heen. In hoofdstuk 26 van de Lotus zien we dat Sakyamuni Boeddha een voorspelling uitspreekt over Samantabhadra; hij zal eens Boeddha zijn.
    In het Avatámsaka-denken, als we het zo even mogen noemen, komen we in eerdere boeken al tegen hoe Boeddha en de Grote Bodhisattva identiek zijn; daar hebben ze beide dezelfde naam. Het is in dit boek 27 dat we voor het eerst heel expliciet vermeld zien dat de Bodhisattva-Mahāsattva, en wel Samantabhadra, Boeddha ís, dat hij niet meer hoeft te worden wat hij van het begin af aan al in huis heeft.
    Het is waarschijnlijk hier dat het verschil in Dharma-opvattingen tussen het 'Lotus-denken' en het 'Avatámsaka-denken' het duidelijkst aan het licht komt. In de Lotus Soetra wordt nog gedacht in termen van dualiteit - men is nog geen Boeddha en dient het op een of andere manier te worden -, als voortzetting op de vroege geschriften. De Avatámsaka Soetra ontkent die dualiteit, en is daarmee waarschijnlijk jonger dan de Lotus, want een reactie op de thematiek daarvan.
    Daarnaast valt natuurlijk het verschil in nadruk op die wordt gelegd op Avalokiteshvara Bodhisattva in de Lotus, en op Samantabhadra in deze Avatámsaka. Zie daarvoor ook de eerste bijlage.

  5. Gelovig vertrouwen, sraddhā, zie boek 12, 1ste bijlage




Indra's Net
Zoals eerder aangekondigd bevat deze vertaling die gemaakt is op basis van Shiksha-nanda's vertaling(1) niet de veelbesproken parabel over Indra's Net. Die vinden we wel in Buddhabhadra's(2) vertaling. Buddhabhadra's vertaling kwam gereed in 406Wj.
In plaats van de parabel over Indra's Net heeft dit zevenentwintigste boek, in de vertaling van Shiksha-ndanda, de volgende alinea:

"Deze Bodhisattvas bezitten een lotus(3) die uitgestrekt is zoals ook de ruimte zich naar alle tien de windrichtingen uitstrekt. Die lotus is verfraaid met ontelbare aantallen zaden(4), juwelen, en geuren(5). Deze ontelbare aantallen juwelen reflecteren alle soorten andere juwelen die zuiver zijn, kostbaar, verfijnd; ze rusten op deze bloem, ze stralen een veelkleurig licht uit dat alle werelden in de tien windrichtingen in het licht zet."
We hebben eigenlijk dringend behoefte aan een Buddhabhadra-vertaling om te zien of en in hoeverre Shiksha-nanda zich door zijn enthousiasme heeft laten meeslepen en zich heeft laten verleiden tot gewijzigde of uitgebreide tekstgedeelten.


Noten:
  1. 652 - 710, een Khotanees.

  2. 359-429, geboren in Kápila-vastu, in het hedendaagse Nepal.

  3. De lotus, die nergens anders op kan groeien dan op modder, wordt gezien als het summum van zuiverheid.
  4. Zie voor de lotuszaden en -juwelen boek 5.

  5. De geur van de lotus is zo verfijnd dat we er ons pas van gewaar zijn zodra we het vertrek verlaten waarin die lotus staat.


Tot zover de inleiding.



Naar bijlage 1, binnengaan, boeddha zijn, bodhi
Naar bijlage 2, onverstoorbaar, realiteit en illusie, pad van de leraar
Naar bijlage 3, zoheid, elementaire cosmos, het tiende stadium

Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme
harma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme