DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


DEEL TWEE

Boek Achtentwintig


De Tien Bovennatuurlijke Vormen van Kennen
de debatten, de Bodhisattva's dasabalañana




Na het Grote Heengaan van Sakyamuni Boeddha moet er onzekerheid zijn ontstaan over wat monniken in hun dhyāna konden bereiken, of wat ze bereikt hadden, of hoe geverifieerd kon worden of datgene waar ze aanspraak op maakten ook werkelijk zo was. Ook kwam er discussie over de in de eerste pagina van dit boek genoemde iddhis. We zien bijvoorbeeld dat dit onderwerp van discussie is geweest tijdens het derde Concilie, want de toenmalige Ándhaka-trend, een groep monniken die zich na dit concilie vestigde in het zuidelijke Andhra-Pradesh (India) om daar de Boeddha-Dharma te beleven zoals zij dat juist achtten, sprak zich uit over dit onderwerp. De Ándhaka meenden dat de kracht (bala) van de Tathāgata (Boeddha) dezelfde (sādhārana) is als in de srāvaka, de wijze toehoorder, d.w.z. de monnik-volgeling uit het vroegste boeddhisme. Zij verklaarden ook het volgende: "De kracht (bala) van de Tathāgata, die de kennis van de werkelijkheid is over wat gefundeerde en niet gefundeerde conclusies zijn, is nobel (arya)."(1)

Of de Boeddha en de Arhat dezelfde krachten hadden, in de zelfde sterkte, en hetzelfde in aantal, werd punt van debat. Nu moeten we ons daar geen 'Bible-thumping' monniken bij voorstellen. Eerder was het zo dat deze en gene traditie lijsten ging opstellen van krachten (bala), iddhis, abhiññā, die zij voor juist hielden zonder verder in te gaan op de opvattingen van anderen. Die lijsten kwamen op punten overeen, en weken op punten weer af.
Zo zien we op een andere plaats in de Pāli-leerredes een lijst van 10 supranormale krachten (dása-balañana) die afwijkt van een soortgelijke lijst in de Abhidharma, en die zeker afwijkt van lijsten die vanaf een zekere tijd binnen de/het mahāyāna gaan ontstaan.

De Dasa-Nipāta van de Pāli Angúttara Nikāya geeft deze tien, de dasa-balañana, als volgt:


  1. Thana-tthana ñāna - de kennis van de werkelijkheid, het zien dat het mogelijke mogelijk is, en dat het onmogelijke onmogelijk is;

  2. Kamma-vipāka ñāna - kennis over de resultaten van handelingen uit het verleden, heden en de toekomst;

  3. Sabbatha-gāmini ñāna - kennis van het pad dat leidt naar het welzijn van alle wezens;

  4. Aneka-dhātu ñāna-dhātu loka-ñāna - kennis van de wereld met zijn verschillende elementen;
  5. Ñadhi-muttikatá ñāna - kennis van de verschillende inclinaties der wezens;

  6. ìndriya paro-pariyàtta ñāna - kennis over de verhevenere en lagere faculteiten (vermogens) van wezens;
  7. Jhānadi Sam-kilésa Vódana-vútthana Ñāna - kennis over de mentale bezoedelingen, de zuiverheid, het 'opstijgen' in jhāna (dhyāna), concentratie, dat wat bereikt is, etc.;

  8. Pubbe-nivása ñāna - kennis van voorgaande levens;

  9. Cutu-pápata ñāna (of dibba-càkkhu ñāna) - met het supranormale gezichtsvermogen waarnemen hoe mensen verdwijnen (overlijden) en weer verschijnen (geboren worden), afhankelijk van hun karma;

  10. Ásava-kkhaya ñāna - kennis over het uitdoven van alle mentale verslavingen en bezoedelingen.

Dit is de Arahatta-maggāña ñāna, het pad en de kennis van de Arhat.


De punten 4/, 5/, 6/, en 7/ van de lijst op de eerste pagina komen overeen met de hier genoemde lijst, terwijl de overeenkomst met de lijst in de Abhidhamma (Abhidhammatta-sánghaha), eveneens behorend tot de Pāli-literatuur, weer een andere overeenkomst tussen vijf punten geeft.

De onderzoekers Soothill en Hodous die in de 19e, begin 20ste eeuw onderzoek deden temidden van de voornamelijk esoterische richtingen in Japan komen met een lijst van tien die nog maar op twee punten overeenkomst vertoont met de Pāli Abhidhamma.
De Lotus Soetra spreekt uitgebreid over de krachten (bala) van Boeddha, maar somt deze niet op.
Noot
(1) A. Bareau, Les Sectes Bouddhiques du Pt. Véhicule.




de Bodhisattva's dasabalañana
De Avatámsaka Soetra lijkt op een bepaalde manier de knoop door te hakken en geeft dan in dit tweede deel een lijst van 10 krachten en machten die de Bodhisattva, niet de Arhat zoals in de vroege geschriften, vervolmaakt, en waarvan gezegd wordt dat "deze tien onvoorstelbaar zijn voor mensen, Toehoorders (srāvaka, de Kleine Voertuig-discipel), Zelf-Verlichtten (Pratyéka-Boeddhas) en andere Bodhisattvas" die nog iets lager op de ladder staan.

Deze krachten, of vormen van kennen zijn:
  1. De kennis van de geest van anderen ... waarbij de Bodhisattva de individuele verschillen kent — een punt dat overeenkomt met de vroege opsomming;

  2. Het niet-geobstrueerde zuivere, bovenwereldse oog — eveneens overeenkomend met de vroege opsomming;
  3. Het vermogen vorige levens te herinneren — idem;

  4. In de toekomst kunnen kijken, hoe mensen daar aan hun einde zullen komen, en wat het resultaat van hun handelen zal zijn — enigszins overeenkomend met de vroege opsomming;

  5. Het niet-geobstrueerde bovenwereldse oor, waarmee "de Boeddhaleringen in alle werelden gevolgd kunnen worden" — half overeenkomend met de vroege opsomming;

  6. Het vermogen om "naar alle Boeddhalanden te kunnen gaan onderwijl 'verblijvend in insubstantialiteit', zonder beweging of handeling — een nieuw gegeven;

  7. De macht om alle talen te kunnen verstaan — een nieuw gegeven;

  8. Supranormale kennis over ontelbare vormhebbende lichamen, ... en dit ten bate van de wezens — een nieuw gegeven.

Met betrekking tot dit punt kan hier een citaat gegeven worden:

"Bodhisattva-Mahāsattvas weten, dankzij hun supranormale vermogen tot het produceren van hele rijen oneindige fysieke vormen, dat ze geen beeld hebben van(2) onderscheid [daartussen], ze hebben geen beeld van variëteit, geen beeld van oneindigheid, geen beeld van onderscheidenheid, geen beeld van kleur. Bodhisattvas die zo
het rijk van werkelijkheid binnengaan kunnen hun lichaam in verschillende gedaante tonen; ... | ... vormen die alle praktijken van Samántabhadra vervullen."

9. De kennis van alle fenomenen — min of meer overeenkomend met de vroege opsomming.
Een citaat:

"Bodhisattvas weten dat alle dingen naamloos zijn, ... dat ze komen noch gaan(2), ... dat ze de logica ontstijgen."

10. De kennis over de concentratie op het uitdoven van alle dingen — overeenkomend met de vroege opsomming.
Een citaat:

"Bodhisattvas gaan in ieder moment de concentratie op het uitdoven van alle dingen binnen ... en toch ... nemen ze geen afstand van het grote hart van vriendelijkheid en mededogen."
Een ander citaat:
"Ze gaan de Boeddhafamilie binnen en bereiken de andere oever." ... "; ze weten dat alle dingen ontstaan als gevolg van condities [en voorwaarden], en geen intrinsieke eigen-aard hebben ..."

Deze concentratie, zo zegt de tekst, kan eindeloos duren, "Ze zijn zichtbaar noch onzichtbaar". "Ze verschijnen overal, als lichtstralen , terwijl ze stil en onbewogen in concentratie zitten."

Noten
(1) Geen teken van: ws. animitta, niet zien.
(2) Noch komen, noch gaan, ws. aya-vyaya (aaja-vjaaja).
De zen-richting zal nog wat later komen noch gaan op haar eigen wijze gaan interpreteren, of niet interpreteren.




Naar de het volgende boek

Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme