De rond Boeddha geschaarde menigte zit nog steeds in concentratie-visualisatie.
"Op dat punt aangekomen ging ieder van deze Bodhisattvas, verlicht door het licht van concentratie van Boeddha, zoveel poorten van groot mededogen onderdoor als er atomen zijn in ontelbare boeddhalanden, en bereikten een nog groter vermogen tot het weldoen van alle wezens."
Daarop manifesteerden ze licht (wijsheid) dat fantoom-bodhisattvas voortbracht in allerlei menselijke gestalten, zoals die van wereldheerser(1).
Na de cosmos zo doorstraald te hebben waren ze in staat anderen naar datzelfde licht te brengen, ze te gidsen, onderandere door middel van dromen(2) die berichten (kennis) in de geest zetten.
Aan het eind van dit gedeelte wordt nog eens herhaald dat Bodhisattvas zich in allerlei gedaanten kunnen voordoen. Dat toont niet alleen hoe ze geschikte middelen kunnen inzetten om harmonie, dus geweldloosheid (ahimsa) te waarborgen, maar het is ook een hart onder de riem voor al diegenen die in "grensgebieden", zoals het noorden en westen, moeten leven temidden van volkeren die een afwijken van de daar geldende uiterlijke normen afstraffen met minstens buiten de maatschappij plaatsen van "afwijkende" individuen.
Noten:
(1) cakra-vàrtin. Zie de boeken 19 en 34.
(2) Met name het tibetaans geloof heeft een techniek die de yogin leert hoe je moet ontwaken in een droom en hoe je het geestelijke kunt cultiveren in je slaap. Het wordt de Yoga van de Droomstaat genoemd, en het zou kunnen dat deze techniek zijn canonieke rechtvaardiging vindt in de hier genoemde, waarschijnlijk door hen zelf geïnspireerde zeer late, passage.
Het is op dit punt in boek 39 dat een episode begint waarin Manjushri Bodhisattva(1) de hoofdrol speelt, en die zal uitmonden in de pelgrimage van Súdhana (u = de nederlandse oe)(2).
De episode begint met, "In die tijd zat Manjushri, in de gedaante van een jongeman, in zijn toren, tesamen met Bodhisattvas die dezelfde praktijk aanhielden."
Na de beschrijving van zijn entourage "verwijderde Manjushri zich uit de aanwezigheid van Boeddha, en begon aan een rondgang over de mensenwereld."
Op die tocht wordt hij vergezeld van de monnik (Hybr.Skr.:) Shari-putra (Pāli: Sari-putta) die 60 novicen om zich heen verzameld heeft. Deze woorden over Shariputra en zijn leerlingen herinneren aan de Pāli-canon waarin deze Arhat wordt beschreven als Boeddha's beste leermeester (in de Abhi-dharma) die altijd een gezelschap van ca 60 leerlingen om zich heen had.
Shariputra beveelt — volgens dit mahāyāna-manuscript — zijn novicen dan aan Manjushri als voorbeeld te nemen, en zegt onderandere dat "vanuit de haartoef tussen Boeddha's wenkbrauwen een straal licht (wijsheid) uitgaat en Manjushri's hoofd binnentreedt." Ook dit tekststukje toont de fundamentele eenheid van Boeddha en Grote Bodhisattva.
Daarop vragen de leerlingen bij Manjushri geïntroduceerd te mogen worden, en wanneer die vraag is ingewilligd vragen ze hem, "Mogen we net zo als u worden? ". Daarop antwoordt Manjushri dat een man of vrouw(3) die voortgaat in het Grote Voertuig (de mahāyāna) Zoheid zal binnengaan dankzij tien onvermoeibare vaste voornemens(4). De 10 worden hier opgesomd
"Het onvermoeibare voornemen om alle boeddhas te [willen] zien, bij hen [te willen] zijn, en hen te dienen;
om zonder terugvallen alle wortels van het goede te cultiveren;
om alle waarheden na te streven;
om alle bovenredelijke praktijken(6) van Bodhisattvas te beoefenen;
om alle Bodhisattva-concentraties volledig te vervullen;
om de ene na de andere tijd binnen te gaan [d.w.z. in de wereld te blijven];
om grondig alle oceanen van boeddhalanden(7) doorheen de tien richtingen te zuiveren;
om alle levenssferen tot perfectie te brengen [d.w.z. om iedere opeenvolgende wedergeboorte ten volle te benutten];
om in alle landen en alle tijden de Bodhisattva-praktijken te beoefenen;
om iedere boeddhamacht te vervolmaken, en dit door het proces van beoefenen van zoveel bovenredelijke praktijken als er atomen in alle boeddhalanden zijn, om zodoende ieder wezen tot volle wasdom te brengen.
Dergelijke mensen, zegt Manjushri, gaan voort op het boeddhapad, en laten iedere aanduiding van sociale klasse/kaste achter. Ze worden in de boeddhafamilie(8) geboren.
Noten:
(1) boek 7.
(2) boek 23.
(3) Dit is de eerste keer dat de Avatámsaka Soetra expliciet het woord "vrouw" gebruikt. Het volgt op, of gaat vooraf aan, een even nadrukkelijke vermelding van "vrouw" in de Lotus Soetra, en we moeten aannemen dat hier een lange neus werd getrokken naar het Kleine Voertuig waar "vrouw" wel mag, maar niet in hoogste stadia van cultiveren.
(4) Adhi-sthána/prani-dhána. Zie boek 6-1.
(5) boek 12.
(6) boek 21.
(7) boek 27.
Werd in een eerdere passage(1) getoond dat naar de mening van de mahāyāna de Srāvakas uit het Kleine Voertuig Boeddha's magische manifestaties niet kunnen zien, hier zien we hoe ze, na het aanvaarden van Manjushri's 'onvermoeibare voornemens' hiertoe, dankzij deze enorme geloften alsnog toe in staat zijn.
Daarop voert Manjushri hen binnen in de praktijk van Samantabhadra, en "gebaseerd op deze praktijk gingen ze de oceanen van grote geloften binnen, en begonnen deze in praktijk te brengen."
Boek 39 zegt dus dat er aanvankelijke geloften, of 'onvermoeibare voornemens' zijn - die van Manjushri, en dat er hogere of verder reikende zijn - die van Samanta-bhadra. Daarmee legt Manjushri de noodzakelijke basis waarop Samantabhadra het Dharma-huis kan vestigen. Het is dan ook niet voor niets dat Manjushri vergezeld wordt door Shari-putra, die immers ook eerst zijn novicen enige theorie bijbrengt voordat ze de formele meditatie-praktijk kunnen aanvangen. Zomaar "zitten", daar word je alleen maar dom en suffig van.
Vervolgens gaat Manjushri echt op reis, en vanaf de eerste stad houdt hij voordrachten over een geschrift dat slechts bij naam een quasi-bestaan in de Avatámsaka Soetra heeft.
De eerste leken-discipelen die zich tot hem wenden zijn de man Mahā-prajña (Grote Wijsheid) en de vrouw Mahā-prajñā (Grote Wijsheid). Kort daarop verschijnen ook de jongen Súdhana en het meisje Su-bhàdra, ieder met een groot gevolg. Over Súdhana's peregrinaties gaan de volgende bijlagen. De voorlaatste etappe brengt Súdhana opnieuw voor Manjushri.