Een paar citaten
Boeddha's mededogen, uitstrekt als de wolken, bedekt alles;
hij heeft zijn lichaam ontelbare keren opgegeven.
Allen, in de uitgestrekte landen in de tien windrichtingen
gaan dit wereldsysteem binnen;
Hoewel we ze allen zien binnengaan
is er in werkelijkheid geen komen en geen binnengaan.
Zoals een plaatje
door een kunstenaar getekend wordt,
zo zijn alle werelden
gemaakt door de geest, die schilder.
Door de kracht van wezens' handelen
worden vele landen gemaakt,
ondersteund door atmosferische winden,
of rustend op atmosferische wateren.
De fenomenen in de werelden
... hebben geen ontstaan
en geen vergaan.
De themas
Over het waarom van deze leerrede is nog niet gesproken. Er is niet over gesproken omdat er naar de Boeddhistische mening altijd dezelfde wens van Boeddha aan ten gronde ligt: het verheffen van de levende wezens naar het stadium van Boeddhaschap. Die wens vinden we verwoord in het eerste citaat over Boeddha's mededogen.
Om dat stadium te bereiken moeten we leren om beter, en realistischer te kijken.
|
|
Dat lijkt in eerste instantie in contrast te staan tot de hier getoonde methode van visualiseren -- die al snel misvormd kan raken tot fantaseren en het scheppen van een eigen Boeddhisme, aangepast aan de wensen en mentale vergroeiingen van het individu.
Daarom worden ook telkens weer de themas van de Mahayana-leer herhaald, zoals het derde citaat waaruit we moeten leren dat het de geest is die alles schept, en dat de gevisualiseerde wereld geen fysieke wereld is.
Van de geest die alles schept wordt in de Dharmapāda (Dhammapāda), in een van de eerste verzen, gezegd: Alle dingen worden door de geest aangestuurd ".
Er wordt ook telkens herhaald dat de gevisualiseerde, voortdurend in en uit elkaar schuivende werelden - zoals alle dingen die de geest schept of tot leven brengt - illusoir zijn. Ze zijn illusoir omdat ze voor hun bestaan van elkaar afhankelijk zijn, en ze zijn illusoir omdat ze een ens, een kern, een 'ziel' missen.
Daarom staat in een van de verzen van boek vijf:
De landen van de Boeddhas zijn als de lege ruimte,
ze kennen hun gelijke niet; zijn ongeboren, zonder kenmerk --
Om de levenden bij te staan verfraaien en zuiveren ze de landen,
en verblijven daarin vanwege de kracht van hun oorspronkelijke geloften.
Over 'de landen' las u al in de eerste pagina over boek vijf.
|