Ook hier is Samantabhadra Bodhisattva degeen die het gevisualiseerde verwoordt
:
De
"Wereld Grote Zuil van Bloemen" die de groep zich voor de geest haalt rust op "tien atmosferische lagen" van verschillende soorten licht, van juwelen, en van geuren en kleuren. De elfde laag is een oceaan van "geurig water" waaruit een reuzengrote lotus oprijst, en het hart van die lotus heeft geen zaden maar juwelen.
We weten inmiddels dat de lotus het symbool voor zuiverheid is, en dat het woord juwelen staat voor allerlei ethisch-morele perfecties. Alleen die omgeving is goed genoeg om de Wereld Grote Zuil van Bloemen te ontvangen, met in het centrum de cosmische Boeddha Vairocana.
We komen in deze tekst ook een zinsnede tegen die ons herinnert aan de opbouw van de
stupa. Er wordt namelijk gezegd dat deze elflagige wereld
vierkant en vlak is.(
(1)) Met andere woorden, hier wordt een wereldsysteem voorgesteld dat al in die tijd een kunstzinnige vorm heeft gekregen in de vorm van de
stūpa met zijn vierkante basis die de wereld voorstelt, met zijn bolvormige opbouw die het gevisualiseerde wereldsysteem voorstelt, en met de drielagige parasol die wijst naar Boeddha.
"Die wereld is zonder mentale bezoedelingen" zegt de tekst. Tegen het eind van boek vijf wordt er dan ook gesproken over Boeddhas die in "zuivere (of reine) landen verblijven", waarover in de bijlage bij de vorige pagina al min of meer werd gesproken
: "Wanneer ze [de Bodhisattvas] Boeddhalanden verfraaien betekent dat, dat ze zuiver zijn, vrij van mentale kwellingen."
We zouden opnieuw samen met Pascal door de microscoop kunnen kijken en zien wat de groep zich vervolgens voor de geest haalt. Men ziet de omliggende bergen; men ziet landen in die bergen; men ziet zeeën in die landen; men ziet rivieren in die zeeën uitmonden; men ziet de bodem die bedekt is met juwelen.
En dan gaat het verder met het vergrootglas waarmee Alice naar Lewis Carol's wereld keek
: In die juwelen ziet men boeddhavelden (buddha-ksetra), en daarin opnieuw werelden, tweehonderd stuks en meer. En ook daarin zijn "zeeën van geurig water", met daarop de centrale wereld, enzovoorts. En in al die landen zitten gevisulaliseerde Boeddhas -- zo wordt het verwoordt -- die hun tien krachten(
(2)) gebruiken om te onderwijzen.
Al in dit vijfde boek wordt herhaaldelijk verwezen naar
Indra's Net, dat hele korte leerstuk dat onder woorden brengt hoe alle illusoire fenomenen in de wereld en in de geest in elkaar weerspiegeld worden, dat wil zeggen, niet niet-verbonden met elkaar zijn. Maar we vinden hier nog niet de beroemde passage over dat Net zoals die de wereld is rondgegaan en nog steeds in herinnering wordt geroepen. Dat vinden we alleen in een andere vertaling, die van Buddhabhadra. Zie daarvoor boek 27. U vindt Buddhabhadra's versie
in een bijlage bij de woorden over de Huayen-leer.
Dit leerstukje over Indra's Net is, in vergelijking, een ultra-korte weergave van de lange soetra-delen die het
een in allen, allen in een uiteenzetten aan de hand van die voorbeelden over in en uit elkaar schuivende werelden, landen, enzovoorts.
(1) Zie ook het korte stuk over de koreaanse stoepa.
(2) De onderandere in dit boek voorkomende term "gevisualiseerde Boeddhas" heeft in ieder geval de latere Commentaartraditie, en met name die van de tantras, zoals de Vairocanābhisambodhitantra, er toe gebracht het concept van de Drie Boeddhalichamen te ontwikkelen. Of een vermelding als "Drie Lichamen" in de Avatámsaka zelf voorkomt, vinden we ook niet in boek 6, ook al wordt er verwezen naar de serindische monnik die dit in zijn ontwikkeling van de esoterie meenam; de Avatámsaka is geen esoterische verhandeling ook al wordt er in gevisualiseerd.
De tien krachten worden gegeven in het eerste deel van de Lankāvatāra Soetra.