De titel van boek zes belooft ons de onthulling over Vairocana Boeddha die we verwachten. Het teleurstellende nieuws is echter dat van dit zesde boek waarschijnlijk maar een deel bewaard is gebleven; het eindigt met "Einde van de eerste samenkomst", suggererend dat er meer manuscripten moeten zijn geweest die verdere samenkomsten beschreven — en die ook de naam Vairocana zouden onthullen, wat in het hier gegeven deel niet het geval is.
We kunnen dus kort blijven en datgene opschrijven dat tot ons gekomen is over de betekenis van de naam, en een aanduiding over het thema van dit boek.
Al in boek 1 en in boek 3 werden een paar woorden aan Vairocana Boeddha gewijd.
De naam Vairocana worden uitgesproken als Vai-ródzjana. Het is een naam die zowel in de vedische als in de boeddhistische literatuur voorkomt. Vairocana, zegt het woordenboek klassiek Sanskriet, betekent 'van de zon komen' of 'behorend tot de zon'.
Binnen de vedische traditie wordt Vairocana opgevoerd als zoon van een aantal goden.
In haar "Rise of Esoteric Buddhism in Tibet" vermeldt Eva Dargyay op p. 32 (een pagina waarop ook sprake is van "cremation ground", hetgeen "charnel ground" zou moeten zijn -- het veld waar in het antieke India de lichamen van sadhus werden achtergelaten die niet gecremeerd wilden/mochten worden, en ook die van de allerarmsten die niet gecremeerd mochten worden --, het over twee al-dan-niet monniken uit de stal van het Dzogchen, een stroming binnen het mahāyana-boeddhisme die in de achtste eeuw geleid werd door de Tibetaan Jam-dpal-bses-gnyen (de meeste medeklinkers in deze ouderwetste transliteratie hoeven niet te worden uitgesproken) en de Indiër Sri-simha. De ene leerling heet Vimala-mitra, en de ander Vairocana.
Deze Vairocana had maar vast de naam van genoemde Boeddha aangenomen of gekregen, als rolmodel en voor ogen te houden ultieme doel. Dat komt meer voor, met meer grote namen, en dat heeft tot grote verwarring geleid (we willen niet weten hoeveel Maitreyas er zijn, en zijn geweest).
Het is hier niet te ver gezocht om te wijzen naar de Pāli Pabba(d)já Sutta waarin Sakyamuni Boeddha zegt dat hij afstamt van de zonneclan, het zonneras, of de zonnestam. De naam Vairocana komt in de Pali-canon niet voor, maar Rocana wel (spreek: róódzjana). Rocana betekent daar zowel als in de Sanskriet-geschriften 'de heldere lucht', of de 'doorlichtte atmosfeer', en ook gewoon licht, schijnend, helder, stralend.
Dat de monnik Subha-kara-simha die ooit de esoterische leer naar China bracht daarom een eerbetoon schreef aan de drie gestalten Vairocana, Rocana, en Sakyamuni is helemaal niet zo vreemd. De drie gestalten vormen in die esoterische of tantrische opvatting één Boeddhafamilie.
Nog verder filosoferen over de naam is niet zo nuttig omdat we voor die aannames nergens geldig bewijsmateriaal kunnen vinden.
Waar boek zes, waarin de naam Vairocana dus niet voorkomt, vooral over gaat is het beschrijven van een "tijdspad", om het modieus te zeggen. We zien een vorst en zijn zoon leven in een tijd waarin een bepaalde Boeddha, een afschaduwing van de cosmische, verschijnt —— "zijn lichaam was overal, gelijk aan de cosmos, leek in alle Boeddhalanden geboorte te vinden, ging naar alle bodhimándas, d.w.z. plaatsen van Verlichting."
Als in een aantal andere geschriften krijgt de prins (Licht van Grote Kracht) hierdoor inspiratie en realiseert de diepste waarheden van de Dharma.
Het verhaal gaat dan verder als een sprookje: Na het uitspreken van de lering genaamd Universele Methodische Collectie Vrijheden van Alle Boeddhas uit het verleden, heden en de toekomst overlijdt deze Boeddha, en ook de vorst over het land waar hij predikte. Daarop wordt de jonge prins maha-radja, verrijst er opnieuw een Boeddha die predikt in het woud genaamd Kring van Takken met Juwelenbloemen. Daarop overlijdt de vroegere prins, nu koning en vindt wedergeboorte in een hemelse sfeer.
Tegen die tijd is er een eind gekomen aan de "eerste samenkomst".
Wellicht hadden volgende delen een [d]Játaka-structuur getoond, een Geboorteverhaal waarin de vorige levens van Boeddha staan opgetekend. Zo'n Játaka eindigt dan met, Die opeenvolgende koningen, dat was X; die opeenvolgende Bodhisattvas, dat was Y, en die opeenvolgende Boeddhas, dat was ik.
Behalve opnieuw een beschrijving van een mándala aan werelden met alle schoonheid die we inmiddels mogen verwachten in zo'n samenstel aan werelden en landen, wordt ons duidelijk gemaakt dat de beelden die we te zien krijgen niet statisch zijn, maar dat er een aeon is ... waarin zoveel kleine aeonen als er zandkorrels in de Ganges zijn ....
In dit boek verglijdt de tijd, en heeft daar tijd voor nodig, dichtte Boris Vian.
Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.
Naar de bijlage
Naar de engelstalige pagina over de mudra
Terug naar de startpagina
Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala
Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor boeddhisme
|