In dit boek
"overzagen de Bodhisattvas de werelden van de levenden, van de elementaire cosmos, van uitdoving. Ze overzagen de gevolgen van alle handelen, het proces in de geest, de betekenis van alle verklaringen (gedaan door Boeddhas), de wereldse en de bovenwereldse sferen, het samengestelde en het niet-samengestelde, het verleden, heden en de toekomst."
Het was niet uit blote nieuwsgierigheid dat ze een en ander aanschouwden, maar omdat ze allemaal tegelijk, tesamen, één bepaalde wens
(1), één bepaalde aspiratie hadden.
Ze formuleerden allemaal tesamen en tegelijkertijd deze ene gedachte
: mocht toch Boeddha zijn Weten aan ons doorgeven opdat we alle andere bodhisattvas tot spirituele ontwikkeling kunnen brengen, opdat de
"familie van de Verlichtten ononderbroken voortduurt, opdat we alle wezens kunnen bevrijden."
Nadat deze wens was geuit verscheen er opnieuw een mándala aan werelden, en in iedere wereld verschenen een Boeddha, en een Bodhisattva die aan het hoofd stond van een groep andere bodhisattvas.
Uit de wereld in het oosten, die het
Gouden Land werd genoemd, en waar de Boeddha
Onmetelijke Kennis heette, verscheen Bodhisattva Manjushri die een Dharma-uiteenzetting gaf, waarover in de rechterkolom meer.
Daarvoor al wordt in de kolommen van boek zeven een aantal meditatieve onderwerpen genoemd waarin we een aantal boeken uit onze Avatámsaka vinden
:
De Tien Verblijfplaatsen (boek 15),
De Tien Praktijken (boek 21),
De Tien Opdrachten (dedicaties) (boek 25),
De Tien Onuitputtelijke Kostbaarheden (boek 22),
De Tien Stadia (boek 26),
De Tien Concentraties (boek 27), en
De Tien Bovennatuurlijke Vormen van Kennen (boek 28).
Dit is de volgorde zoals deze in boek zeven voorkomt. De index van de manuscripten laat zien dat boek 25 tussen boeken 21 en 22 is geschoven. De onderwerpen komen tezijnertijd aan de orde.
(1)
Het woord 'wens' zoals het in deze Boeddhistische context wordt gebruikt heet in het Sanskriet en in het Pāli chanda (tsjànda). Het Pāli-woordenboek geeft chanda eenvoudigweg als 'wens', 'aspiratie'. Het Sanskriet-woordenboek voegt er aan toe dat het ook 'aangenaam', 'aantrekkelijk' en 'uitnodigend' betekent.
Binnen het boeddhisme wordt ons geleerd (obsessieve) begeerte achter te laten, maar èèn wens mogen we houden: het bereiken van Boeddhaschap.
Naar de tweede kolom