DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


Boek Zeven


Namen van Boeddha





"In dat heilige woud in Mágadha was de Wereldgeëerde zojuist tot Ontwaken gekomen. Zittend op een leeuwentroon gemaakt van opeengehoopte lotussen vervolmaakte hij de onvoorstelbare Verlichting, had eens en voor altijd een eind gemaakt aan wereldse opinies over transmigreren (samsára) en uitdoving (niródha). Aangekomen bij de vormloze waarheid verbleef hij in het Boeddharijk, bezat de gelijkmoedigheid van de Verlichtten, bereikte - in dat rijk zonder obstakels - het stadium van het onveranderlijke. Door niets gehinderd in zijn handelingen vestigde hij het onvoorstelbare, nam alles in het verleden, heden en de toekomst waar."

(*)De nog net niet mahāyāna-traditie van de Lokòttara-vada, die grote centra had in onderandere de Bamiyan-vlakte in Afghanistan, gebruikt de term 'uitgeblust zijn', ksaya-jñana. Zie ook de derde bijlage bij boek 12


Dit is de aanhef van het zevende boek van de Avatámsaka Soetra. We moeten hier ook het hoofdthema van dit boek vinden.

In boek zes zagen we Boeddhagestalten, afschaduwingen van de werkelijke Boeddha, dit ene particuliere leven binnenkomen en het weer verlaten. Deze beelden vestigden het weten dat er in de relatieve wereld vergankelijkheid is, dat ik die ene gedachte of dat ene beeld nog niet heb aangeraakt of het verdwijnt al weer. En, zoals het Chinese spreekwoord zegt, aan een gast die toch niet blijft besteed je niet te veel aandacht.

In dit zevende boek is een einde gekomen aan wereldse opinies over transmigreren (samsára) en uitdoving (niródha).
We kunnen dat einde op een paar manieren bereiken, zowel door het intellect in te zetten, als door meditatief ervaren.
We kunnen zeggen dat het transmigreren en uitdoven ledig van substantie zijn, en dus - naar de kern geredeneerd - niet kunnen ontstaan of vergaan.
We kunnen zeggen dat alle fenomenen, inclusief het transmigreren en de uitdoving voor hun bestaan afhankelijk zijn van voorwaarden en condities, en dus 'ensloos' zijn en - naar de kern geredeneerd - niet kunnen ontstaan of vergaan.
We kunnen de geest ook zodanig tot rust brengen dat gedachten of beelden aan komen en gaan niet meer voorkomen, en dan zijn we er ook.

Alle drie technieken, zo lijkt het, worden aanvaard, voor waar gehouden en toegepast in de Avatámsaka. Er is een voortdurend herhalen van de leer die zegt dat alles ledig van substantie is; er is een voortdurend tonen hoe de "oceanen aan werelden" in en uit elkaar schuiven, en zo de onderlinge afhankelijkheid illustreren; en in het hierbovenstaande citaat zien we dat ook de meditatieve weg wordt bewandeld waar er wordt gesproken over de vormloze waarheid.

Een van de oudste meditatietechnieken die de boeddhistische soetras )leerredes) prediken is die van dhyāna (spreek: djaana). In deze techniek doorloopt de meditator een viertal stadia om, als het bereikt wordt, uiteindelijk aan te komen bij een vijfde, onzegbaar stadium. De vier worden ingeleid en begeleid door meditaties, of een meditatie, op fenomenen in de gekende en kenbare wereld, zogenaamde kásina(1). Van deze kásina zijn er per traditie veertig. De Avatámsaka is in die zin modern dat zij de mándala aan werelden met alles wat daar bij komt als eenenveertigste tot en met de ontelbaarste neemt.
Die vier "vormloze" (arûpa) dhyanas zijn:
1/ Het rijk van de oneindigheid van ruimte,
2/ Het rijk van de oneindigheid van bewustzijn,
3/ Het rijk van het niets (waarin niets waargenomen wordt of de aandacht opeist),
4/ Het rijk van noch perceptie, noch niet-perceptie.

We kunnen vaststellen dat in de voorgaande boeken, plus het voorliggende, de vier stadia of meditaties werden besproken, en dat hier Boeddha wordt getoond in die meditatie die des Boeddhas is, namelijk voorbij het stadium van perceptie, noch niet-perceptie. Hier zwijgen we.



(1) In de Abhi-dhamma die deel uitmaken van de de Theravāda-pítaka wordt de kásina-meditatie gezien als een oefening die leidt tot de dhyāna.


» De Abhidhamma is een omvangrijke collectie commentaren waarin de gegevens uit de Leerredes, de sutta in het Pāli, en sūtra in het (Hybrid-) Sanskriet, systematisch worden voorgesteld, en onderverdeeld naar factoren van het psychische en fysieke leven. Met name wordt daarin verteld hoe lichaam en geest op elkaar inwerken, en welke de geesteshoudingen zijn die voorafgaan aan, en bestaan tijdens de meditatie, en wat daarvan dan het resultaat is op de korte en lange termijn.
» Over de vroegste manuscripten met de standaard-formule over de dhyāna leest u meer op de betreffende pagina.
» Het theravāda wordt op andere plaatsen het zuidelijk boeddhisme, het Pāli-boeddhisme, of het Kleine Voertuig genoemd.
» Pitaka betekent letterlijk 'mand'. Het is als het ware een mand waarin drie onderscheiden collecties geschriften uit de theravāda-traditie zijn samengebracht.

De kásina-meditatie is de meditatie waarbij de geest als het ware wordt vastgebonden op een voorwerp of op een natuurlijk fenomeen.
De eerste tien van deze kásina, letterlijk 'plaats van cultiveren', althans binnen de boeddhistische context, worden in een van de samenvattingen beschreven als: aarde, water, vuur, lucht, de kleuren blauw, geel, rood, en wit, en ruimte en licht.
Het lijkt er op dat de kásina-meditatie, althans op de traditionele objecten als aarde, etc. aan het begin van deze eeuw niet meer beoefend wordt. Ruim genomen zouden we kunnen zeggen dat het vandaag, nu eens binnen het theravāda, en dan weer binnen de mahāyāna gebruikte tellen van de adem, het de geest richten op de ademhaling rond de plexus solaris, en het visualiseren van een boeddha of bodhisattva behoort tot de categorie kásina-meditatie. Die kásina-objecten worden dharma, dingen', genoemd, en op verschillende plaatsen zegt Boeddha daarvan dat dharmas, dus ook de kásina-onderwerpen, achtergelaten moeten worden. Ze moeten achtergelaten worden omdat de meditator anders niet toekomt aan de daaropvolgende dhyāna-meditatie, en wat daaraan dan weer voorbij gaat.

Binnen de zentraditie lijkt de tijd voorbij dat een monnik contempleerde op een kom met water totdat zijn geest dat object kon loslaten en hij de werkelijke zen-meditatie binnenging. Maar er zijn nog steeds meditatoren die de stenen in de tuin van Roanji als kásina-object gebruiken.

Het grote gevaar van kásina-meditatie, zeker wanneer een beginnend meditator op eigen houtje of onder leiding van een ondeskundige gids aan de slag gaat, is dat hiermee de geest behoorlijk op hol kan slaan, en het denkproces eerder wordt aangewakkerd dan tot rust gebracht. Mogelijk is dat de reden voor het min of meer in onbruik geraken van de traditionele kásina-praktijk.


Tot zover de inleiding.




Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Naar pagina twee

Terug naar de startpagina

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme