DE BLOEMENKRANS SOETRA

Avatámsaka Soetra


Boek Negen


Bijlage bij het boek over het licht





Zittend op die zetel, zegt de tekst van boek negen, "bracht hij [Boeddha] vanonder zijn voetzolen, die gekenmerkt zijn door het wielteken, honderd miljard lichtstralen voort."

De passage is zonder twijfel geïnspireerd door een paar gebeurtenissen uit Sakyamuni Boeddha's leven, gebeurtenissen die onder de naam "parenwonder" bekend zijn geworden.

Het eerste verhaal gaat als volgt:
Na enkele jaren onderwezen te hebben in de Ganges-vlakte keerde Boeddha met een groot gezelschap monniken terug naar zijn vaderstad Kápila-vastu, dat nu in de Terai, de zuidelijke laagvlakte van Nepal ligt. Omdat de ouderen van zijn clan, aanvankelijk inclusief zijn vader, zijn Boeddhaschap niet wilden aanvaarden zag de Boeddha, om hen daarvan te overtuigen, geen andere uitweg dan hen een mirakel te laten zien.
Toen die ouderen hem niet naar behoren wensten te groeten rees Boeddha op in de lucht en wandelde als het ware over hun hoofden. Daarna volvoerde hij het zogenaamde parenwonder: uit het onderste deel van zijn lichaam straalde vuur (licht). Daarna kwam dat licht uit zijn rechterzijde, en zo verder.
Grof geschut, maar het hielp.

Het tweede verhaal is gecompliceerder.
Een zeker persoon had een mastklimwedstrijd uitgeschreven onder de asceten. Bovenop de ingezeepte mast zat een aalmoezenbol van kostbaar materiaal, te winnen door hem die er bij kon. Geen van de asceten lukte het, maar de monnik Pindola Bhāradvāja nam een sprongetje, en hebbes.
De hele gebeurtenis kreeg een kermisachtig karakter, en de Boeddha was daar misnoegd over - je zo laten gaan om zo'n kom, terwijl rijst uit een gewone stenen kom toch net zo goed smaakte! Hij zal het gebeuren hebben omschreven met woorden die we in de eerste Leerrede ook tegen kwamen hīna, laag, en gama [iets voor] pummels.
Daarop verbood hij zijn monniken en nonnen nog langer bovennatuurlijke krachten te tonen.

De concurrentie maakte hiervan gebruik door te vertellen dat die Boeddhistische monniken geen mirakels konden plegen. Een groepje monniken en een non, Gharanī, Culla Anātthapindika, Cīrā, Cunda, Moggallāna, en de non Úppala-vannā boden aan om dit even recht te zetten, maar dat aanbod werd afgeslagen; alleen Boeddha kon zijn bovennatuurlijke machten tonen. (Spreek de c/C uit als 'tsj')

In de stad Sāvatthi (Pāli) of Srāvasthi (Skr.) zou het gebeuren, tijdens een vollemaannacht, en onder een zekere mango-boom. De concurrentie kapte alle mangobomen om, en Boeddha liet er een als bij mirakel uit de grond oprijzen. Daarop vertoonde hij iets wat hij in Kápilavasthu ook al vertoond had. Staand in de lucht stroomde uit zijn onderlichaam vuur, en uit zijn bovenlichaam water, en omgekeerd.
De gebeurtenis staat beschreven in de Pāli-canon (DA.i.57, en in DhA.iii.204).

De regel dat alleen Boeddha, en niet de monniken en nonnen bovennatuurlijke krachten mogen tonen geldt binnen de theravāda-traditie nog steeds. In de mahāyāna-literatuur zien we dat de Bodhisattvas en anderen op deze regel - wanneer het nodig was en is - inbreuk plegen.


Het woord Bloemenkrans staat voor Perfecties die we kunnen behalen en dan als het ware aanbieden aan Boeddha die ons geleerd heeft wat die Perfecties zijn en hoe ze vergaard moeten worden.

Terug naar de startpagina


Naar het volgende boek

Een engelse vertaling werd uitgegeven door Shambala


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme