De lichtbundels
Opnieuw zit de verzameling bijeen en visualiseert zich een cosmos. Het bewustzijn focust zich hier op de centrale Boeddha die in Mágadha op zijn bodhimánda zit, zijn Verlichtingszetel.
Zittend op die zetel, zegt de tekst, "bracht hij vanonder zijn voetzolen, die gekenmerkt zijn door het wielteken, honderd miljard lichtstralen voort.(1)" Die lichtstralen brachten opnieuw een mándala aan werelden in de cosmos aan het licht, ook honderden miljarden, en evenveel Bodhisattvas, en werelden voorbij de wereld, zoals de uit de Abhidharma-literatuur bekende Traya-trimsa (Skr.) of Tava-timsa (Pāli), de "hemel van de 33 [hemelingen]" met Sakra aan het hoofd, en de Nirmāna-rati (Skr.) of Nimmàna-rati (Pāli), de sfeer van hen die zich verheugd tonen over de creaties van anderen.
Het met behulp van licht tonen van deze werelden betekent uiteraard dat de beschouwer er toe Ontwaakt en er de ware aard van ziet.
Tussen de tien in dichtvorm gegoten leringen die gelijktijdig uitgesproken worden door de Manjushris overal vandaan(2), die wonen in alle in de geest opgeroepen Boeddhalanden, wordt verteld hoe de lichtbundels die Boeddha uitzond van wereld naar wereld gingen, en hoe ze telkens tien landen in ieder van de tien windrichtingen doorstraalden.
Wat in deze beschrijving opvalt is dat er ook gesproken wordt over Jambu-dvīpa (Hybr.Sansk.) of Jambu-dīpa (Pāli), het Mango-eiland, een oeroude benaming voor India. Hier is Jambu-dvīpa een geïdealiseerd beeld, en kan het in iedere windrichting gevonden worden.
|
|
Iedere set versregels uit boek tien spreekt direct tot het hart en verwoordt tegelijkertijd de begrippen van de Boeddha-Dharma. Het is moeilijk er een selectie uit te maken. Maar om een idee te geven:
Cluster 1:
"Wanneer iemand weet dat de Boeddha's
Substantie en vorm niet-bestaand (ensloos) is
...
Zo iemand zal snel Boeddha zijn."
Cluster 3:
"Sommigen zien de geest in ruste
Als een lamp die voor eeuwig doofde (1)
...
Hij die de tien krachten(2) bezit kan Zo zijn."
Cluster 4:
"De Boeddhas zijn geen samengesteldheden [zoals we die kennen] in de wereld.
Elementen (dhātu), zintuigen, dingen die onderhevig zijn aan geboorte en dood -
(samengestelde) fenomenen kunnen ze niet scheppen:
Daarom worden ze "Leeuw onder de mensen"(3) genoemd."
Cluster 6:
"De geest onderscheidt werelden
Maar die geest heeft geen bestaan.
..."
Cluster 10:
"De cycli van wonderbaarlijke leringen die de Boeddhas in gang zetten
zijn alle aspecten van Verlichting."
Noten:
(1) Dit is een referentie naar een paar vroege Pāli Soettas waarin over het Grote Uitdoven wordt gesproken in termen van het opraken van de olie van een lamp - waar gaat dat licht, dat vuur dan heen, is de rethorische vraag. De Rátana Soetta uit de Pāli-collectie geeft een van de kortste leringen met de lamp als voorbeeld: "Net zoals de vlam van deze lamp uitdooft, zo gaan ook de wijzen [op in nirvāna]."
We vinden hier een van de aanleidingen voor het dispuut tussen de oudere Pāli- en de nieuwere Mahāyāna-tradities. De Pāli-traditie gaat niet verder dan te zeggen dat het levende wezen leeg van substantie is. Wanneer de/het Mahāyāna, onderandere in deze Avatámsaka Soetra, stelt dat ook de overige fenomenen ledig (sunyā) zijn, dan protesteert de eerste, en zegt dat dit niet is wat de Pāli-Soettas leren. Daarop riposteert dan de Mahāyāna met een: Uw Abhidharma-literatuur, die wij voor behorend tot de Canon dienen te houden, zegt toch dat het fysieke lichaam is opgebouwd uit fenomenen (aarde, water, vuur, wind), waaronder het element vuur-is-gelijk licht. Dus kunt u niet zeggen dat het wezen ledig van substantie is, maar vuur of licht (en de andere elementen) wel.
(2) Zie hiervoor ook boek vijf
(3) Zie hiervoor de Pabbadjá soetta
Zie voor "licht" ook de derde bijlage bij boek twee.
|