De term "Drie Cyclussen van het in Beweging Zetten van het Wiel van de Dharma" wordt in het bijzonder gehanteerd door de mahāyāna-tradities uit de Himalayas, dus Tibet, Bhutan, Ladakh, en een deel van Nepal, plus het tibetaans boeddhisme zoals dat weer aan het herontstaan is in Mongolië, Kalmikië en nog een of twee nieuwe Republieken in Rusland. Ze hebben die opvatting onderandere, en deels, uit het late mahāyāna-geschriftde/het Nirvāna sūtra; waar van twee bodhisattvas, te weten Oceanische waardigheid en Onuitputtelijke Mind, wordt gezegd: "in komende levens zullen ze het dharmawiel in beweging houden."
De engelstalige pagina van wikipedia geeft het hele legendarische verhaal, want een groot deel van deze zienswijze is gebaseerd op legende. Een oudere of orthodoxe traditie zoals de/het theravāda, meent dat het Wiel van de Dharma (zij gebruken de Pāli-versie "dhamma") slechts een keer door Boeddha in beweging gezet is, en dat meer niet nodig was. Daar zit wat in.
Ook in chinese, koreaanse en japanse boeddhistische tradities komt het concept "Drie Cyclussen ... etc." niet of sporadisch voor, met uitzondering van de
Huayen-traditie waarover hieronder meer.
In die Himalaya-tradities gaat men er dan van uit dat de eerste draai aan dat Dharmawiel door Boeddha werd gegeven toen hij in het Hertenpark in Sarnath, India, de
Eerste Leerrede hield ten overstaan van zijn eerste 5 gezellen.
De tweede draai aan het wiel, zeggen genoemde kringen, werd gegeven toen Boeddha op de Gierenpiek, een heuvel nabij Radjgir, eveneens in India, voor het eerst predikte ten overstaan van
bodhisattvas, verlichtte of verlichtende wezens. Dat is een verhaal dat stamt uit de latere mahāyāna-tijd, want het woord "bodhisattva", met een
v, was vóór het ontstaan van dit Grote Voertuig onbekend.
Hoe dan ook, hier, op die Gierenpiek, zo wordt gezegd, onderwees Boeddha (in meer uitgebreide vorm dan voorheen) het concept van ledigheid,
sunyatā (I noot 27), en wel aan de hand van de
Perfectie van Wijsheids-filosofie.
De derde draai aan het wiel zou dan vooral in de stad Shravas
ti, maar ook in andere plaatsen, gegeven zijn, en wel om de boeddhanatuur en de
boeddhamatrix-leer (matrix/garbha: boek 4) te onderwijzen. De eerste tastbare bewijzen van de boeddhanatuur-filosofie vinden we pas in de manuscripten die door de chinese monnik
Tao-Sheng (of Daosheng) zijn nagelaten.
Er wordt dan gezegd dat de bovengenoemde chinese Huayen-traditie een "vierde Cyclus ... etc" predikte om de boeddhamatrix-leer uiteen te zetten zoals deze traditie dat wil verstaan. De
Huayen sprak niet in termen van "cyclus", maar maakte een onderverdeling naar tijd vergelijkbaar met die van Zhiyi, de stichter van de
T'ien-t'ai traditie.
Het hele concept van "Cyclussen van het in Beweging Zetten van het Wiel van de Dharma" wordt nog gehanteerd door orthodoxe kringen waarin men niet weten wil van Leerredes die in later tijd niet door Boeddha zelf, maar door grote wijzen zijn gecomponeerd — met
buddha-vátsjana (schrijf: buddhavacana), 'zoals Boeddha het had kunnen zeggen' in gedachten. Veelal, zo is hier vaker uiteengezet, hebben de componisten van latere canonieke werken de diepere lagen van Boeddha's woorden blootgelegd, en hebben er verdergaande consequenties aan verbonden dan de aanvankelijke boeddhistische scholen deden.