DIAMANT SOETRA


Onderdeel van de Perfectie-van-Wijsheids-teksten




DE TEKST — met commentaar
Teksten 18 - 32



   

ACHTIEN


De Bhagavat vroeg: Wat denk je, Subhuti, bezit(1) de Zo-gegane het oog van vlees en bloed(2)? Subhuti antwoordde: Bhagavat, de Zo-gegane heeft het oog van vlees en bloed.
De Bhagavat vroeg: Wat denk je, Subhuti, bezit de Zo-gegane het hemelse oog(3)? Subhuti antwoordde: Bhagavat, de Zo-gegane heeft het hemelse oog.
De Bhagavat vroeg: Wat denk je, Subhuti, bezit de Zo-gegane het wijsheidsoog(4)? Subhuti antwoordde: Bhagavat, de Zo-gegane heeft het wijsheidsoog.
De Bhagavat vroeg: Wat denk je, Subhuti, bezit de Zo-gegane het Dharma-oog(5)? Subhuti antwoordde: Bhagavat, de Zo-gegane heeft het Dharma-oog.
De Bhagavat vroeg: Wat denk je, Subhuti, bezit de Zo-gegane het Boeddha-oog(6)? Subhuti antwoordde: Bhagavat, de Zo-gegane heeft het Boeddha-oog.
De Bhagavat vroeg: Wat denk je, Subhuti, heeft de Zo-gegane gesproken over de menigte aan zandkorrels in de rivier de Ganges?
Subhuti antwoordde: Zo is het, Bhagavat, zo is het Welgegane, de Zo-gegane heeft gesproken over de zandkorrels.
De Bhagavat vroeg: Wat denk je, Subhuti, heeft de Zo-gegane gesproken over even zoveel Gangessen als de menigte aan zandkorrels in de rivier de Ganges? En heeft hij het gehad over evenzoveel werelden als er zandkorrels in al die Gangessen zijn? En heeft hij niet gevraagd of er dan niet een menigte aan werelden was?
Subhuti antwoordde: Inderdaad Bhagavat, ja Welgegane, er zou een menigte aan werelden zijn.
De Bhagavat zei: Zoveel werelden er zijn, zoveel wezens er zijn, en van allen ken ik hun gedachtestroom(7). Hoe komt dat? Gedachtestroom (wordt er gezegd), gedachtestroom. Maar Subhuti, de Zo-gegane spreekt over niet-stroom.(8) Daarom wordt het gedachtestroom genoemd. Waarom? Omdat, Subhuti, een vroegere (stroom van) gedachte(n) niet aanwezig(9) is, een toekomstige gedachte is er nog niet, en een huidige gedachte valt niet waar te nemen.(10)

Toelichting:
— (1) Bezit: sam-vidhyate, zoals het wordt gevonden in de Hybrid-zin: hij die .... bezit: yashya ete ... samvidhyakostagaram.
— (2) mamsacaksu; — (3) divyan; — (4) prajñyacaksu; — (5) dharmacaksu; — (6) buddhacaksu.
— (7) citta, ook gedachten, en in ruime zin: geneigdheden of mentale instelling.
— (8) Gedachtestroom wordt hier gebruikt als oplossing voor cittadhar.... Eerder werd dhar gegeven als "memoriseren"; indien deze vorm gebruikt zou worden, dan zouden we het hebben over de geest (citta) die onthoudt (memoriseert: dhar).
— (9) Niet aanwezig: nopalabhyate; het wordt ook gegeven als "het valt niet aan te duiden".
— (10 Deze gedachte wordt op twee manieren verdedigd: A/ de gedachte die we zojuist hadden is vervangen voor een andere; de gedachte die we nog zullen hebben is er nog niet; de gedachte die er nu is, is zo vluchtig dat ze verdwenen is zodra we er ons van gewaar zijn — verwar "gedachte" niet met "stemming"!. B/ In welke tijd we de gedachte ook wensen te plaatsen, ze is ens-loos, en daarom IS ze niet.


NEGENTIEN


De Bhagavat zei: Subhuti, wat denk je? Zou een zoon of dochter van goede familie de drievoudige wereld, de wereld bewoond door mensen, vullen met de zeven schatten, en dit alles schenken aan de Zo-geganen, de Samyaksambhoeddhas, zou zo'n zoon of dochter grote verdienste-op-verdienste stapelen, een puññaskandha verwerven?
Subhuti zei: Ja, Welgegane, groot zou het zijn.
De Bhagavat zei: Groot is de door zo'n zoon of dochter van goede familie aaneengeschakelde verdienste-op-verdienste, groot is zijn puññaskandha. Wat bedoel ik hiermee? Wanneer de Bhagavat, de Zo-gegane spreekt over puññaskandha, dan moet ons voor de geest staan dat de Zo-gegane het heeft over niet-skandha(1). Dat bedoelt de Zo-gegane met: "Dit is de puññaskandha." Subhuti, ik zeg het nog eens, de Zo-gegane spreekt niet(1) over puññaskandha, weet dat er geen puññaskandha is(2).

Toelichting:
Dit tekstgedeelte is in grote lijnen een herhaling van tekst 8.
— (1) abhas...
— (2) abhav...


TWINTIG


Bhagavat zei: Wat denk je, Subhuti, is de Zo-gegane te herkennen aan zijn perfecte lichaam van vlees en bloed(1)?
Subhuti zei: Nee, zeker niet, Bhagavat, de Zo-gegane kan niet herkend worden aan zijn perfecte lichaam van vlees en bloed. Waarom niet? Omdat, Bhagavat, over het perfecte lichaam van vlees en bloed, ja, over het perfecte lichaam van vlees en bloed van de Zo-gegane, gesproken moet worden als zijnde het niet-perfecte(2). Dat is de betekenis van "het perfecte lichaam van vlees en bloed".
De Bhagavat zei: Wat denk je, Subhuti, heeft de Zo-gegane kenmerken(3) waaraan hij, als Zo-gegane, te kennen(4) valt?
Subhuti antwoordde: Nee, inderdaad niet, Bhagavat, de Zo-gegane valt niet te kennen aan enigerlei kenmerken. Waarom is dat? Omdat wanneer de Bhagavat het heeft over de kenmerken van de Zo-gegane, hij (in feite) spreekt over niet-kenmerken van de Zo-gegane. dat is wat er bedoeld wordt met "kenmerken."(5)

Toelichting:
— (1) Perfecte lichaam van vlees en bloed: rūpa-kaya-parinispattya. Eerder werd gesproken over de 32 kenmerken van een "mahāpurusha", een groot wezen. Dat is waar op relatief niveau een Boeddha, indien als mens over aarde gaand, aan te herkennen is. Daar echter het lichaam van een Boeddha aan dezelfde "ens-loosheid" onderhevig als alle andere dingen, dharmas, is het, in laatste analyse, niet correct te zeggen dat hij een perfect lichaam heeft, of 32 bijzondere kenmerken: de perfectie is niet-perfectie, het lichaam is niet-lichaam, en de kenmerken zijn niet-kenmerken.
— (2) aparinispattiresa
— (3) làkshana.
— (4) Er staat dras, letterlijk, waarnemen.
— (5) Wat hier vertaald wordt met kenmerken moet niet begrepen worden als de 32 kenmerken van een "mahāpurusa" waarover eerder gesproken werd. Kenmerken hier zijn eerder begrippen als "zoheid" of "sunyata" en dergelijke, dit om te voorkomen dat men dergelijke aanduidingen gaat verabsoluteren en komt tot uitspraken als "de zoheid van de Boeddha is het Ene, of het Absolute" en dergelijke.


EENENTWINTIG


Bhagavat zei: Wat denk je, Subhuti, denkt de Zo-gegane: "Ik heb de Dharma onderwezen?"
Subhuti antwoordde: Nee, Bhagavat, inderdaad niet; de Zo-gegane denkt niet: "Ik heb de Dharma onderwezen."
Bhagavat zei: Subhuti, als er gezegd zou worden dat de Zo-gegane de Dharma heeft onderwezen, dan moet je datgene dat zo getoond(1) wordt, waarover zo gesproken wordt beschouwen(2) als verkeerd gezien(3), dan, Subhuti, moet je dat beschouwen(4) als onwaarheid(5). Waarom is dat? Onderwijzen van de Dharma, Subhuti, de Dharma onderwijzen — dat is het niet(6), geef het niet de naam(7) "de Dharma onderwijzen".
Hierna richtte de eerwaarde Subhuti zich tot de Bhagavat en zei: Bhagavat, zullen er in de toekomst, in de laatste tijd, in het laatste moment, in de laatste vijfhonderd jaar, waneer de Goede Dharma slechts een echo is van wat het was, wanneer de Goede Dharma geruïneerd is — zullen er in die tijd zijn die, wanneer ze deze Dharma(8) horen(9) gelovig vertrouwen(10) ontwikkelen?
Bhagavat zei: Die (waarover je spreekt), Subhuti, dat zijn noch wezens, noch niet-wezens. Waarom is dat? Wezens, Subhuti, wezens. Al deze, heeft de tathāgata gezegd, dat zijn niet-wezens; dat wordt er bedoeld wanneer er "wezens" wordt gezegd.

Toelichting:
— (1) vithan; — (2) man; — (3) vadedabhyacaksita; — (4) ghr; — (5) asat; — (6) nasti kascit; — (7) nāmo; — (8) rūpandharma; — (9) srut; — (10) sraddhā.


TWEEENTWINTIG


Wat denk je, Subhuti, is er enigerlei uit te denken dharma die de Zo-gegane, het overtreffende Samyaksamboeddhaschap van de Verheven Boeddha teboven gaat?(1)
De eerwaarde Subhuti antwoordde: Nee, Bhagavat, zeker niet, er is generlei uit te denken dharma die de Zo-gegane, het overtreffende Samyaksamboeddhaschap van de Verheven Boeddha teboven gaat.
Bhagavat zei: Zo is het, Subhuti, zo is het; zelfs het kleinste samengebalde atoom(2) van Dharma valt daar niet te vinden(3), daarom wordt het het verheven Samyaksamboeddhaschap genoemd.

Toelichting:
— (1) Dit is een regelmatig terugkomende zin die wellicht meer uitleg verdient. Al eerder zagen we dat Boeddha en Verlichting of Bevrijding samenvallen; daar er niets is dat Verlichting, het totaalbeeld dat de heilige verwerft, teboven gaat, is er dus ook niets dat de Boeddha teboven gaat.
— (2) Het kleinste samengebalde atoom: anu-rapi, van anu dat misschien, wellicht atoom betekent, en van api dat misschien, wellicht stamt van apidheti, bedekt, verborgen.
— (3) vid (na vidyate), letterl.: is (er) niet.


DRIEENTWINTIG


Verder, Subhuti, is er (in het aspect van "ensloosheid") eenderheid(1) in deze dharma; daar is geen verschil, en daarom wordt het het Verheven Samyaksamboeddhaschap genoemd. Daar is geen verlangen(2) naar zelf, geen verlangen naar wezen, geen verlangen naar levende, geen verlangen naar persoon; dit Verheven Samyaksamboeddhaschap(3) is altijd eender, dit perfect gerealiseerde Boeddhaschap wordt daarom gekend als "de Verdienstelijke (kúsala) Dharma". Waarom is dat? De Verdienstelijke Dharma. Subhuti, met de Verdienstelijke Dharma bedoelt de Zo-gegane de niet-dharma, daarom wordt het De Verdienstelijke Dharma genoemd.(4)

Toelichting:
— (1) Eenderheid: sama(tá); het woord is in het mahāyāna-denken buitengewoon belangrijk; het kan niet onderschat worden.
— (2) vena.
— (3) abhisambudh...
— (4) De Verdienstelijke Dharma: kúsaladharma. Kúsala is weldadig, dienstig, naar het doel leidend. Het vroege Boeddhisme hanteert deze term zeer frequent, en wel in verband met onze geestestoestand. Is er begeerte, haat en onwetendheid, dan is zo'n geestestoestand a-kúsala, niet verdienstelijk; is er generositeit, vriendelijkheid en wijsheid dan is die geestestoestand kúsala. Nu geeft deze vroege mahāyāna-tekst daar een uitbreiding aan en zegt dat kúsala het besef is dat alles "ens" ontbeert.


VIERENTWINTIG


Subhuti, zou er op enig moment een vrouw of een man zijn die de zeven schatten zou opeenhopen, zo hoog als berg Suméru, en dit zou volhouden doorheen het onnoemelijk aantal werelden met al die Sumérus daarin, en hij of zij zou deze offeren aan de Zo-geganen, de Arhats, de Samyaksamboeddhas, en als (anderzijds) zo'n zoon of dochter van goede familie uit deze Perfectie van Wijsheids-tekst al was het maar een vier-regelig vers uit deze gātha (de Diamant Soetra) zou oppakken en dit aan anderen zou onderwijzen(1), dan, Subhuti, zou het puññaskandha dat hij door (zo'n gift) verwerft nog niet een honderdste zijn van wat hij verwerven zou (door deze Dharma te prediken).

Toelichting:
— (1) desanā.


VIJFENTWINTIG


Wat denk je, Subhuti, heeft de Zo-gegane (deze gedachte:) Ik heb levende(1) wezens bevrijd(2)? Subhuti, zie(3) het niet zo. Waarom niet? Omdat, Subhuti, "wezen" een bedacht beeld is(4), zoiets is door de Zo-gegane niet bevrijd. Als de Zo-gegane zou aannemen dat er zoiets als een wezen zou zijn, Subhuti — een bedacht beeld waarvan de Zo-gegane zegt dat het niet IS(5), en (dus) niet bevrijd — dan zou de Zo-gegane geloven in(6) een zelf, in wezen, in levende, in persoon, die niet bestaan(7). Geloof in zelf(8), Subhuti, dat is niet-geloof(9), zo spreekt de Zo-gegane er over.(10) Dat (d.w.z. geloof in zelf etc.) is een leer van dwazen(11) en onwetenden(12). Dwazen en onwetenden, Subhuti, dat is niet-weten(13), zo spreekt de Zo-gegane er over. Dat is de betekenis van "dwazen en onwetenden".

Toelichting:
— (1) bhāva.
— (2) pari-mòcita.
— (3) drastávya, waarnemen.
— (4) kas-cit-sattvo, De Afdaling op Lanka, eveneens op deze site, gaat uitgebreid in op het gegeven dat wat we in de wereld menen waar te nemen, als beeld een product van de geest is, een geestesgestalte.
Niets komt zomaar uit de lucht vallen; we zien hier in deze, naar mijn mening, latere aanvulling op een vroege mahāyāna-tekst dan ook de invloed van het yogacāra- of Enkel-Bewustzijn-denken.
— (5) abhavis...tathāgatena.
— (6) grh, letterlijk "ter harte nemen".
— (7) abháva. De zin in het manuscript is zeer beknopt, en hier zeer ruim vertaald.
— (8) atma-graha.
— (9) a-graha.
— (10) De nadruk ligt hier niet op het woord "zelf', maar op het concept "geloof": graha.
— (11) bāla, letterlijk: kind; het is een van de zeer weinige sterke woorden die Boeddha doorheen de vroege teksten gebruikt wanneer hij bijvoorbeeld niet zo zinvol opererende volgelingen tot de orde roept.
— (12) Hetzelfde als in noot 11 gebeurt hier. Het woord is prthañana dat staat voor iemand die de Dharma nog niet "gezien" heeft; de tekst preludeert hier op het achtervoegsel ñana: weten(de).
— (13) añ-ana: niet-weten(de).


ZESENTWINTIG


Wat denk je, Subhuti, kan de Zo-gegane waargenomen(1) worden aan volmaakte(2) karakteristieken(3)?
Subhuti antwoordde: Nee, zeker niet, Bhagavat voor zover ik weet heeft de Bhagavat nooit gesproken(4) in de geest van(5): de Zo-gegane als voorzien van volmaakte karakteristieken.
Blij sprak de Bhagavat: Goed zo, goed zo, Subhuti! Zo is het! Het is zoals je zegt. Een Zo-gegane kan niet waargenomen worden aan volmaakte karakteristieken. Waarom is dat? Omdat, Subhuti, als de Zo-gegane waargenomen zou kunnen worden aan volmaakte karakteristieken, dan zou over hem alsook over een Wereldheerser(6) hetzelfde gezegd kunnen worden — zo kan er echter niet gesproken worden, want hier is het niet-toegankelijke niet-ontstaan.(7) Daarom kan een Zo-gegane niet waargenomen worden aan volmaakte kenmerken.
Toen zei de eerwaarde Subhuti dit tot de Bhagavat: (Dus) Ik(8) kan niet(9) spreken(10)over de Bhagavat in de geest van: De Zo-gegane valt waar te nemen aan volmaakte kenmerken.
Daarop sprak de Bhagavat de volgende twee gathas:

Wie mij denkt (te zien) in vorm, (als) een straaltje zon, of mij denkt te horen
— heeft het verkeerd, vernietigt (zijn mogelijkheid mij) van aangezicht-tot-aangezicht (te zien); doe nog niet een sprank van zo'n gedachte ontstaan.

De Dharmatā (is) Bevrijding, neem de Dharmakāya waar, dat is Soeverein
— (Benader) de Dharmatā, en niet de Sakya.(11)


Toelichting:
— (1) dras.
— (2) sampadá, letterlijk de vervolmaking, goed fortuin, weelde etc.
— (3) laksaná.
— (4) bhas.
— (5) artha + man.
— (6) cakravartin. Gezegd wordt dat iedere zeer, zeer succesvolle yogin, alsook machtige vorsten alle dezelfde 32 kenmerken van een Goot Wezen, een mahāpurusha hebben. Zou Boeddha toestaan hem te herkennen aan deze 32 kenmerken, dan zou ieder die deze kenmerken heeft kunnen zeggen Boeddha te zijn. Het latere mahāyāna zal zeggen dat inderdaad ieder in eerste aanleg Boeddha is — het alleen nog moet zien waar te maken, maar het vroege boeddhisme, en ook deze vroege mahāyāna-tekst zouden dat als blasfemie beschouwen.
— (7) abhavisyadrapi; uitgegaan is van a-bhava: niet geboren of niet-ontstaan, en a-vis niet binnengegaan, niet doorgedrongen in, + api. Het niet-toegankelijke niet-ontstaan is uiteraard Verlichting of Boeddha zelve.
— (8) yat-ahan.
— (9) na.
— (10) bhas.
— (11) Wat in ieder geval gezegd kan worden is dat deze twee stukjes tekst in later tijd moeten zijn toegevoegd, want noch het begrip dharmatā, noch dharmakāya komt voor in de rest van de Diamant Soetra, en hoort ook niet tot het standaard-vocabulair van de Perfectie van Wijsheids-teksten. Ze vormen om diezelfde reden dan ook niet het "vierregelige vers" waar in eerdere tekstgedeelten over gesproken wordt.
Overigens ligt het fundament van de uitspraak: zie niet naar de Boeddha, maar naar zijn Leer, in een vroege soetra waarin Boeddha een zwijmelend bewonderende novice ongeveer hetzelfde toevoegt.
Hieronder een poging tot een verklaarde vertaling, voorafgegaan door de oorspronkelijke tekst:

1.1 ye man rūpena cadraksurye man ghosena canvaguh
1.2 mithyaprahanaprasrta na man draksyanti te janah
2.1 dharmato buddho drastavyo dharmakāya hi nāyakah
2.2. dharmatā ca na vinbeya na sa sakya vinanitum

:
Wie mij denkt (te zien) in vorm, (als) een straaltje zon (ca-drak-surye), of mij denkt te horen (ghosa- geluid)
- heeft het verkeerd (mithya), vernietigt (prahan) (zijn mogelijkheid mij) van aangezicht-tot-aangezicht (pras) (te zien); doe nog niet een sprank (drak) van zo'n gedachte (man) ontstaan (jan).
De Dharmatā (is) Bevrijding (buddho), neem de dharmakāya (= het Dharmalichaam) waar (dras: waarnemen), dat is Soeverein (nāyaka)
- (Benader = vi?) de dharmatā (= de realiteit, de Zoheid), en niet de Sakya (de Boeddha).

Wat betreft het "straaltje zon": Súrya is niet alleen zon, maar in het hinduïsme ook God Zon. Met deze uitspraak probeert de schrijver namens Boeddha te voorkomen dat hij vergoddelijkt wordt. In plaats daarvan wordt in de laatste 2 regels verwezen naar de Gids (náyaka), d.w.z. naar de dharmatá, en de dharmakaya.


ZEVENENTWINTIG


Wat denk je, Subhuti, (zijn er) volmaakte karakteristieken die de Zo-gegane, het Samyaksamboeddhaschap van de Boeddhas overstijgen? Subhuti, zie het niet zo. Waarom niet? Subhuti, volmaakte karakteristieken die de Zo-gegane, het Samyaksamboeddhaschap van de Boeddhas overstijgen zijn niet(1). Subhuti, zie het niet zo. Waarom niet? Benader(2) het uitmuntende bodhisattvapad niet als ware het een uit te denken dharma(3), noch werd verklaard(4) dat er vernietiging(5) of Uitdoving(6) is.

Toelichting:
— (1) Zijn niet: na hi + syat; — (2) kas; — (3) ciddharma; — (4) prajñapto van prajñapti; — (5) vinasah?; — (6) uccheda


ACHTENTWINTIG


Zou een zoon of dochter van goede familie de zeven schatten nemen en daarmee zoveel werelden vullen als er zandkorrels in de Ganges zijn, en zou zij of hij deze schenken aan de Zo-geganen, de Arhats, de Samyaksamboeddhas, zou zo'n bodhisattva dan het niet-zelf(1) bereikt(2) hebben, zou hij dan niet de Dharma van geduldige verdraagzaamheid gewonnen(3) hebben, zou hieruit geen aaneenschakeling van grote verdienste-op-verdienste voortvloeien(4), onmetelijk, onpeilbaar?
Echter, Subhuti, een bodhisattva-mahāsattva zou niet moeten geloven(5) in "puññaskandha".
De eerwaarde Subhuti antwoordde: Nee, Bhagavat, de bodhisattva gelooft niet in puññaskandha.
De Bhagavat antwoordde: Geloven, Subhuti, is niet-geloven, zo moet je het zien wanneer er gesproken wordt over "geloven".

Toelichting:
— (1) nir-atma.
— (2) ut-patti, letterlijk: gebeurtenis, gelegenheid.
— (3) prati-labha.
— (4) prasunyad, van prasavati? - (ergens) uit voortvloeien.
— (5) pari-gráhita; "niet oppakken" is ook een mogelijkheid. Werd in eerdere tekstgedeelten al zowat de bezigheid van offeren afgewezen ten faveure van inzicht verwerven in de Dharma, hier wordt die aanbeveling wat verfijnd: offeren heeft wel degelijk nut, maar de handeling van offeren, zoals ook eerder werd vermeld, moet wel plaatsvinden met de juiste mentale instelling, d.w.z. met het inzicht dat zowel het offeren als de puññaskandha ensloos zijn.

Met Subhuti's antwoord: "Nee, Bhagavat, de bodhisattva gelooft niet in puññaskandha", zien we dat deze Grote Toehoorder doorheen het luisteren naar Boeddha's woorden is gegroeid van Arhat, de Wijze uit het Kleine Voertuig, naar bodhisattva, het wezen dat volgens de/het mahāyāna ontstegen is aan het Arhatschap en op weg is naar volledig Boeddhaschap.


NEGENENTWINTIG


Wie, Subhuti zou zeggen dat de Zo-gegane gaat, komt, staat, zit, of ligt, die, Subhuti, heeft de betekenis van het door mij gesprokene niet door. Waarom niet? Omdat, Subhuti, de Zo-gegane nergens (heen) gaat, nergens (vandaan) komt. Daarom wordt hij Zo-gegane (of Zo-gekomene), Arhat, en Samyaksamboeddha genoemd.


DERTIG


Subhuti, zou een zoon of dochter van goede familie zoveel werelden nemen als er deeltjes aarde in dit drievoudige, oncalculeerbare wereldsysteem zijn, en ze met geweldige kracht tot uiterst fijne atomen samendrukken, zou er dan een grote massa atomen zijn?
Subhuti antwoordde: Ja, Bhagavat, ja, Welgegane! Er zou een grote massa atomen zijn. Waarom? Omdat, Bhagavat, ware het een grote massa atomen, dan zou de Bhagavat niet gezegd hebben "dit is een massa atomen." Wat wordt hiermee bedoeld? Bhagavat, wanneer de Zo-gegane het heeft over een massa atomen, dan heeft dit de betekenis van "geen-massa", daarom wordt er gezegd "dit is een massa atomen." En wat de Zo-gegane heeft aangeduid als dit drievoudige, oncalculeerbare wereldsysteem(1), dat is niet-systeem(2) — zo heeft de Zo-gegane dat bedoeld, daarom wordt er gezegd "dit drievoudige, oncalculeerbare wereldsysteem." Wat is daarvan de betekenis? Bhagavat, ware er een wereldsysteem — wat er (overigens) niet is(3), dan zou in die materiële(4) substantie (als ultieme) worden geloofd(5), en wanneer de Zo-gegane spreekt over "geloven in (het concept) materiële substantie", dan is hier sprake van "niet-geloven". Dat is de betekenis van "geloven in materiële substantie".
Bhagavat antwoordde: Subhuti, "geloven in materiële substantie" kan zelfs niet omschreven worden, kan zelfs niet bedacht worden; het is noch een dharma, noch een niet-dharma; het is de leer van onnozelen en onwetenden.

Toelichting:
— (1) loka-dhātu; — (2) a-dhātu; — (3) loka-dhāturabhavisyat.
— (4) pinda, letterlijk "een klomp materie, bv rijst".
— (5) graha, zie de toelichting over grahita bij tekst twee.


EENENDERTIG


Waarom is dat? Omdat, Subhuti, wanneer iemand zou zeggen dat de Zo-gegane woorden gesproken zou hebben die voeding geven aan zelfwaan(1), waan omtrent "wezen", omtrent "levende", omtrent "persoon", dan zou zo iemand de Zo-gegane verkeerd citeren. Subhuti antwoordde: Inderdaad, Bhagavat, hij zou de Wel-gegane verkeerd citeren. Waarom? Omdat, Bhagavat, wanneer de Zo-gegane woorden in de mond nam als "zelfwaan", de Zo-gegane het had over "niet-waan", daarom wordt het zelfwaan genoemd.
Bhagavat antwoordde: Daarom, Subhuti, moet alles dat betrekking heeft op het bodhisattva-pad gezien worden, opgepakt worden als (onderdeel van) bevrijding (adhi-mokta).(2) Zo moet het gezien en opgepakt worden: als (onderdeel van) bevrijding, want er is hier noch perceptie van dharma, noch (zomaar) aanvaarden(3) dat aan perceptie van niet-dharma voorbij gegaan kan worden(4). Waarom is dat? Perceptie van dharma, Subhuti, perceptie van dharma; de Zo-gegane zegt dat het niet-perceptie is - daarom wordt het perceptie van dharma genoemd.

Toelichting:
— (1) Hier is "waan" gekozen om drsti weer te geven: (onjuiste) mening, opinie. Zie ook de toelichting bij tekst 5.
— (2) Want alles, ook de verkeerde mening, is een illustratie van de Boeddha-Dharma. Bevrijding is een vertaling van adhi-mokta.
— (3) Aanvaarden: prati.
— (4) Voorbij gaan aan, overslaan van = úpati; de perceptie van niet-dharma ligt dicht bij het eindpunt van dhyāna waaroer eerder meer. Daar aangekomen moet het op een of andere manier "gezien" worden om een volgende, en volgens sommigen laatste schrede te kunnen zetten. Daar verwijst de volgende zin dan ook naar.


TWEEENDERTIG


Wanneer een bodhisattva-mahāsattva uit dit onmetelijke, oneindige wereldsysteem de zeven juwelen, opgeslagen in ieder van die werelden zou nemen, en dit alles zou schenken aan de Zo-geganen, de Arhats, de Samyaksamboeddhas, en wanneer anderzijds een zoon of dochter van goede familie deze Dharmaprediking, de Perfectie van Wijsheid, zou oppakken en al was het maar een vierregelig vers daaruit zou lichten, het zou leren, het zou bespreken, het zou onderwijzen, er in door zou dringen, het zou begrijpen, dan zou zijn aaneengeschakelde verdienste-op-verdienste groot zijn, oneindig, niet te meten. En hoe dient hij het te onderwijzen? Zo moet hij het onderwijzen:

Als sterren, schemering, een flakkerend lichtje, een schijngestalte, een luchtbel,
Een droom, een lichtflits, een wolk — zo moeten we al het samengestelde zien.


Zo moet hij het onderwijzen, daarom wordt er gezegd: onderwijs het.

Aldus sprak de Bhagavat, zeer verheugd.
De eerwaardige monnik Subhuti, alsook de overige monniken, nonnen, mannelijke en vrouwelijk lekevolgelingen, plus de bodhisattvas, de hemelingen, de mensen, de onderwereldse krijgers en de hemelse musici, allen die aanwezig waren prezen de Bhagavat; ze prezen zijn woorden.

Hiermee is de Diamant Soetra ten einde; dit is het einde van de gezegende Perfectie van Wijsheid.


Vertaling: bhiksuni Ratana.

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme

tekst 18
tekst 19
tekst 20
tekst 21
tekst 23
tekst 24
tekst 25
tekst 26
tekst 27
tekst 28
tekst 29
tekst 30
tekst 31
tekst 32