Huayen, boeddhistische denkrichting

de Leer over de Totaliteit


naar Japan en Korea


Naar Japan

De Hwajèn-traditie werd in 740 WJ door Shenxiang (ongeveer: sjèn-sjàng -- japans: Shinsho) naar Japan gebracht en leeft daar voort als de Kégon-school. De eerste japanse vertegenwoordiger van deze stroming was Rōben die leefde tussen 689 en 722. Kegon stond in Japan in zodanig hoog aanzien dat keizer Shomu (701-756) het land wenste te besturen naar de maatstaven van de Kégon-school. Hij was het die het Grote Oostelijke Klooster (Todai-djie) in Nara liet bouwen, met daarin het enorm grote beeld van Vairocana Boeddha, die in het japans Da-i-nichi Niyorai of Birúshana heet.

Naar Korea

Deze traditie werd naar Korea gebracht door de monnik Uisang (spreek ongev.: Wiisàng).
Uisang die terecht gezien kan worden als de aartsvader van het koreaanse zen dat zo stevig gevestigd is in de leer van de Avatámsaka soetra. Uisang trad in de Hwangbòk-tempel in op de leeftijd van 29 — hij wist dus wat hij deed; het was niet van moeten, en ook geen opwelling.

De Encyclopedia of Korean Folk Literature, uitgegeven in 2014, schrijft dat Uisang (625 - 702 WJ) samen met zijn vriend-monnik Won-hjò (schrijf: Wonhyo) naar China trok, naar "Tang" zoals de T'ang-dynastie genoemd werd, om daar meer over het boeddhisme op te steken. Wonhyo had onderweg een eigenlijk heel nare ervaring die hem overigens wel in een split-second deed ontwaken. Alleen onderweg verdwaalde hij, had dorst, dronk bij nacht wat water uit een kom langs de kant van de weg, ontdekte bij daglicht dat het een schedel met lijkenvocht was, werd verschrikkelijk ziek, maar realiseerde wel hoezeer onze bewustzijnsorganen geïmpregneerd zijn door aannames en vooronderstellingen. Hij hoefde niet meer "naar Tang", hij wist het al, meende hij. Zijn "gemakkelijke weg" is de leiddraad geworden voor veel zennis van het westerse halfrond.


Uisang, alleen doorreizend, werd in de plaats Ljàw-tòng (schrijf: Liaotong) gearresteerd en tien dagen vastgehouden op verdenking van spionage. Hij keerde onverrichter zake naar Korea terug maar ontmoette "in het vierde jaar van koningin Jindeok's regering", dus in het jaar 651, schepelingen van een "Tang-schip" die bereid waren hem aan boord te nemen. Uisang stapte in Yangzhou van boord en werd door de "magistraat" ter plaatse uitgenodigd voor een verblijf in de plaatselijke overheidsgebouwen — de magistraat had wat goed te maken, die eerdere gevangenneming was niet zo'n goed idee geweest.

Vanuit Yangzhou trok Uisang naar de berg Zhong-nan waar de nu niet meer bestaande Zhixiang-tempel (ongeveer: zhii-sjàng) gelegen was. In die tempel was de ook toen al beroemde monnik Zhi-jèn (schrijf: Zhiyan) de hoofdabt.
Zhiyan (602-668) had een mooie droom gehad over de komst van Uisang en leerde zijn nieuwe koreaanse discipel alles wat hij weten moest over het Hwajèn dat in Korea bekend zou komen te staan onder de naam hwa'om of hwa-nom. Uisang nam het geleerde mee terug naar Korea, maar we moeten er een beetje van uitgaan dat het hwa'om lichtjes afwijkt van het Hwajèn. We vinden er bijvoorbeeld het bekende zennistische "don't know", een uitspraak geënt op Wonhyo's ervaring, die we in vroege leerredes niet tegenkomen; Boeddha "knew" verdomd goed.

Het enige werk dat Uisang naliet is de Diagram of Ocean Seal Samādhi dat 210 karakters lang is, en dat onderandere gereciteerd wordt wanneer koreaanse monniken en nonnen de hogere wijding wordt gegeven.
De tempel die de Hwaom-jong, de Hwajen-soetra, vertegenwoordigt is Ha-ein-sa, de tempel waar de Tripitaka Koreana wordt bewaard en waar eveneens een enorm beeld van Vairocana Boeddha aangeeft welke traditie hier in zwang is. De
achtergrond van het hoofdaltaar in een koreaanse tempel toont de enorme menigte boeddhas, bodhisattvas, arhats en anderen die aanwezig waren bij het uitspreken van de Avatámsaka soetra. Waar achter andere boeddhahoofden een aureool geplaatst wordt, vertegenwoordigt hier de menigte dit aureool. Met anderen woorden, een Vairocana-beeld heeft nooit een aureool.

Nationale Schat no. 1040 is een in 670 WJ op moerbeipapier gecaligrafeerd onderdeel van de Avatámsaka soetra. Het wordt nu bewaard in het National Museum in Seoul, terwijl een andere caligrafie, op dezelfde papiersoort, en gekopieerd uit hetzelfde canonieke werk, maar nu gedateerd tussen 750 en 755 WJ werd gevonden in de Bulguk Tempel in Kyongju (kjong-djoe). Ook dit werk is een Nationale Schat en wordt in hetzelfde museum bewaard.



(1) De inspiratie voor al deze onderscheiden manifestaties van een en hetzelfde zijn ieder voor zich terug te vinden in de Avatámsaka soetra waarvan bovenstaand de beginregel wordt getoond. Zo vinden we de bron voor noot 1 terug in het twintigste boek, De Zangen vanuit het Paleis van Suyama: Die geest gaat door en door | produceert ontelbare vormen | Toch bestaan die vormen separaat van elkaar | kennen ze elkaar niet.





Met dank aan Manjushri.com


Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme