INDIA - BODHGAYA
Boeddha's verblijf te Bodhgaya
Gezicht op de Mahābodhi tempel vanuit de plaats Gaya
Aan het eind van zes jaar vergeefs cultiveren als zelfontkennend asceet, zette Gótama, de zoon van de Sakya-clan zich neer langs de boorden van de Nerànjara-rivier die ook wel Liila-djan heet. Totaal verzwakt door tijdenlang vasten viel hij tijdens het baden in de rivier en was nauwelijks nog in staat om overeind te komen. Soedjáta, de echtgenote van een rijke boer aan de overkant, in het dorp Oeroeveela (of Oerael) zag de toch nog steeds indrukwekkende asceet en schonk hem een prachtige gouden kom met stevige kost. Het verhaal gaat dat Boeddha na het eten deze kom op de rivier zette en hem liet wegdrijven. We moeten daarbij bedenken dat geschenken teruggeven in Azië not done is, dat komt neer op de vriendschap opzeggen. En omdat een asceet ook niet met een kostbare gouden kom onder de arm geklemd door de dorpen kan gaan, had de aanstaande Boeddha ook geen andere keus dan het voorwerp achterlaten.
Nadat Boeddha weer op krachten was gekomen liep hij verder het achter hem liggende bos in, niet zo ver, ongeveer een kwartiertje gaans. Op die wandeltocht ontmoette hij alleen maar een grassnijder met de naam Sòtthiya. Het was in die tijd gebruikelijk dat een asceet, wanneer hij zich voor meditatie of cultivering neerzette, ging zitten op een beetje zacht gras. Sòtthiya gaf de bodhisattva dan ook 8 handjes gras, en dit zou de diamanten zetel (de tibetanen hebben het over troon) worden waarop nog diezelfde nacht Boeddha zou Ontwaken. Deze diamanten zetel — zowel diamant als opperste wijsheid zijn onvernietigbaar — legde hij neer onder een ficus religiosa die beter bekend staat als bodhiboom, zie laatste alinea. Die boom staat in de buurt van de plaats Bodhgaya in de deelstaat Bihar. Bodhi betekent wijsheid of Ontwaken, of boeddhaschap. De naam Bihar is van later tijd. Het is een verbastering van vihāra, en een vihāra is een gebouwen- en parkcomplex waar boeddhistische monialen wonen.
Na deze memorabele nacht bleef Boeddha nog zeven weken, zegt de legende, rond de bodhiboom en mediteerde op verschillende plaatsen op verschillende onderwerpen en tactieken van overdracht van de Dharma die hij zojuist had gerealiseerd als een complex, onverbrekelijk met elkaar verbonden geheel van waarheden die, wanneer ze op zichzelf staan wel waarde hebben, maar alleen in samenhang alwijsheid, (sarvañjā), resp Waar zijn — zegt de boeddhist.
Dit gebeurde allemaal in de zesde eeuw voor de westerse jaartelling. Een orthodoxe telling zegt dat het boeddhistische jaar 2550 samenviel met het westerse jaar 2006.
De bodhiboom
Oudst bekende afbeelding van een bodhiboom, aangetroffen op de Mohenjo-daro-site in India
De boom waaronder Boeddha Ontwaakte is de gang van alle bomen gegaan, die van vergankelijkheid. Al voor hij afstierf werd in opdracht van keizer Asoka (derde eeuw vC) een stek weggehaald. Deze stek werd naar Sri Lanka gebracht en in de toenmalige hoofdstad Anurádha-pura geplant. Nadat de eerste bodhiboom afgestorven was, werd van de Anurádhapura-bodhiboom een stek teruggebracht naar India, en de boom die we vandaag zien zou de zesde generatie zijn.
Sinds de boom is herplant zijn er een heleboel zaden en stekken de wereld overgegaan, zelfs naar oorden die in principe te koud zijn; daar worden ze in beschermde condities in kassen in leven gehouden.
Het verhaal wordt op Sri Lanka als volgt onthouden.
Het preciese jaar van binnenkomst was het jaar 253 voor de westerse jaartelling. De scheut, zo gaat het verhaal, zou geplant worden bij het heiligdom voor de "onschuldige koning Sri Sángabó te Atta-na-galla". (Sri Sangabo pleegde in zijn tweede regeringsjaar liever zelfmoord dan een interne rebellie in zijn koninkrijk van Anurádha-pura met geweld de kop in te drukken.)
Te Botale, tijdens de laatste etappe naar Attana-galla, bleek de scheut in de nacht wortel te hebben geschoten. Het gezelschap liet de boom daar dus maar staan.
Inmiddels staan er op het eiland 32 bomen die allemaal als stek van de oorspronkelijke bodhiboom mee naar het eiland zijn genomen, en wanneer srilankaanse monialen vrienden overzee een stek van de bodhiboom aanbieden, dan is het van een van de 32, afhankelijk van welke boom op het beste moment een stek kan worden afgenomen.
Zo is de "Kalutara Bo" een van die 32 (foto). Het was in 1052 dat een prins met de naam Wickrama Pándyan, die naar verluidt vice-koning over Kalutara was, die zo'n stek op het plaatselijke tempelterrein liet planten. Tijdens de britse periode had de kolonist het plan deze boom te verwijderen voor de aanleg van een spoorbrug. Na heftig protest lieten ze dit plan dan maar varen. De lezer ziet dat tenminste een van de takken zwaar onderstut is, niet met een houten stut zoals ze dat in Japan zouden doen, maar met een muurtje.
Boeddha-dag-viering onder de bodhiboom te Bodhgaya, India
Opvallend is dat de Pándyans hindus waren die in de negende eeuw Sri Lanka binnenvielen en koning Sena-I versloegen. Sena-II, zo schrijft een medewerker van de site "vedantu", trok op zijn beurt naar zuid-India, versloeg de stad Madurai, en nam het door de Pandyans naar India meegenomen boeddhabeeld weer mee terug. Zoals we dat ook in de 20ste-21ste eeuw zien, betuigen ook hindus eer aan Boeddha, op hun eigen manier, met een eigen verhaal, en kennelijk was het een van die Pandyans die een deel van Sri Lanka onder zijn beheer kreeg en die goede vriendjes met de sinhala-bevolking wilde worden of blijven, en daartoe die boomplant-actie bedacht.
Zie ook het verhaal over Sangha-mitta.
|
| |