ANI liet op 9 juli 2008 weten dat omwonenden en pelgrims hebben geklaagd over de slechte staat waarin de Kesária-stoepa en andere antieke monumenten in de noordindiase staat Bihar verkeren.
De Kesária-stoepa mat voor een aardbeving in 1934 nog 169 voet hoog. In 1998 was die hoogte gereduceerd tot iets meer dan 104 voet.
De Kesária-stoepa zou na het overlijden van Boeddha als denkmaal zijn opgericht door de Licchavi (spreek: litsjávi). De Licchavi die Boeddha verschillende malen in hun hoofdstad Patna, toen Pátali-putra, hadden ontvangen, waren een van de acht partijen die onmiddelijk na diens overlijden en crematie een deel van Boeddha's relieken kregen, en wel de haarresten — kesa (spreek: keesa) betekent haar.
De monnik-pelgrim Xuanzang meldt de Kesaria-stoepa in zijn reisverslag.
Het verhaal gaat dat Boeddha, toen nog bodhisattva, hier langs kwam op zijn weg naar Bodhgaya waar hij de laatste hindernis vóór zijn Ontwaken zou nemen. Het verhaal gaat ook dat hij op die tocht zijn aalmoezenkom aan de dorpsbewoners zou hebben geschonken. Het museum van Patna heeft een kom waarvan gezegd wordt dat het Boeddha's pattra was. Of een gemiddeld aalmoezenvat in die tijd de ronde vorm heeft die we vandaag binnen de boeddhistische monniken- en nonnen-gemeenschap kennen, of eerder de emmertjes-vorm die de hindu-asceet gebruikt, weten we niet. Of Patna's kom ook echt de echte is ....
De canonieke werken zeggen dat Boeddha op een gegeven moment bijna uitgehongerd aankwam te Bodhgaya, op de plek waar hij verlichting zou bereiken. Het verhaal over Tapussa en Bhallika toont Boeddha's rigoureuze geestesinstelling: nog liever eet ik nooit meer dan dat ik nu het Weten niet zal bereiken. Aangekomen langs de oever van de Nerànja-rivier ontving hij van de vrouw Soedjaata, die aan de overkant van de rivier woonde, een kostbare kom vol met het meest voedzame voedsel. Nadat dit voedsel op was, zegt de canon, zette hij deze kom op de stroom van de rivier en liet hem wegdrijven ... het Weten was er nog steeds niet (teruggeven van een cadeau wordt in Azië gezien als het opzeggen van de vriendschap). De nacht van Ontwaken volgde onmiddellijk daarop.
Pas enige tijd na Boeddha's Ontwaken waren het de kooplieden Tapussa en Bhallika die een viertal kommen met voedsel aanboden, die Boeddha in elkaar plaatste en voor de rest van zijn leven meedroeg — en soms door een leerling-monnik liet dragen zoals dat staat in het verhaal hoe Ānanda zijn attendant werd.