Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






INDIA


In zijn toespraak ten overstaan van een gezelschap indologen en taalkundigen stelt Prof. Gaya Charan Tripathi dat de talen van het India uit de oudheid, waaronder het Pāli, al zeker zo'n tweehonderd jaar voor het bestaan van de historische Boeddha, en van Mahāvīra, de stichter van het jaïnisme, (ca 6de eeuw vC) bestaan moeten hebben. Hij demonstreert voorts dat 19de-eeuwse europese opvattingen, namelijk dat de eerste geschreven teksten van het indiase continent ca 1700 vC ontstonden, bewezen onjuist moet worden geacht. Prof. Tripathi gaat niet zo ver de eerste Sanskriettekst, de Rgveda, 3000 jaar vC te positioneren, maar tot 2100 jaar vC gaat hij toch wel.






OFFICIËLE ERKENNING BOEDDHISME IN INDIA

In 1992 heeft de Indiase overheid een wetsartikel (National Commission for Minorities Act) geproduceerd waarin boeddhisme de status van zelfstandige religie, resp. levensbeschouwelijke stroming wordt toegekend; in 2004 gebeurde hetzelfde voor het Jaïnisme.


SANCHI, VIERING 2550 JAAR BOEDDHA-DHARMA

Op 26 november 2006 organiseerde de Indiase overheid, d.w.z. het Ministerie van Toerisme, een feestelijkheid ter ere van 2550 jaar boeddhisme. In tegenstelling tot eerdere berichten waarin werd aangekondigd dat deze feestelijkheden zouden plaatsvinden te Bodhgaya, de plaats waar Sakyamuni Boeddha Ontwaakte, werd ten leste besloten een en ander te organiseren in Sanchi, bij de grote Stūpa in de staat Madhya Pradesh.

De overheid verwachtte meer dan 50.000 bezoekers en zette daartoe een extra trein in naar het dichtsbijgelegen station. Bezoekers hoefden op die dag geen toegangsgeld te betalen.
Het persbericht meldde dat de Sri Lanka Mahabodhi Association en de Indiase overheid samen de sleutel beheren waarmee de safe geopend werd waarachter relieken opgeborgen zijn, en wel in de Chetiya-giri vihara. Die relieken zouden die van twee belangrijke tijdgenoten van Boeddha Sakyamuni zijn, van zijn twee hoofddiscipelen Sari-putta (in 't Pāli, of Sari-putra in Hybr.Sanskr.) en Moggallána of Maudgalyáyana (idem).
Ook hier werd een conferentie gehouden.

In de tweede eeuw voor de westerse jaartelling werd de stūpa vernield op last van koning Pushya-mitra Sunga (185 - 151vC). Zijn zoon, Agni-mitra, bouwde een en ander weer op, en op een grotere schaal dan voorheen.

Het komt voor dat landmark tempels, kloosters of stūpas in handen zijn van overheden die deze dan onderhouden als toeristische attracties. Het komt nergens anders dan in India voor dat overheden, en niet de tempels, boeddhistische relieken in hun bezit hebben. Ongetwijfeld valt dat te verklaren uit het feit dat boeddhisme eeuwenlang amper meer vertegenwoordigd is geweest op Indiase bodem.


KESÁRIA STOEPA

ANI liet op 9 juli 2008 weten dat omwonenden en pelgrims hebben geklaagd over de slechte staat waarin de Kesária-stoepa en andere antieke monumenten in de noordindiase staat Bihar verkeren.

De Kesária-stoepa mat voor een aardbeving in 1934 nog 169 voet hoog. In 1998 was die hoogte gereduceerd tot iets meer dan 104 voet.

De Kesária-stoepa zou na het overlijden van Boeddha als denkmaal zijn opgericht door de Licchavi (spreek: litsjávi). De Licchavi die Boeddha verschillende malen in hun hoofdstad Patna, toen Pátali-putra, hadden ontvangen, waren een van de acht partijen die onmiddelijk na diens overlijden en crematie een deel van Boeddha's relieken kregen, en wel de haarresten — kesa (spreek: keesa) betekent haar.
De monnik-pelgrim Xuanzang meldt de Kesaria-stoepa in zijn reisverslag.

Het verhaal gaat dat Boeddha, toen nog bodhisattva, hier langs kwam op zijn weg naar Bodhgaya waar hij de laatste hindernis vóór zijn Ontwaken zou nemen. Het verhaal gaat ook dat hij op die tocht zijn aalmoezenkom aan de dorpsbewoners zou hebben geschonken. Het museum van Patna heeft een kom waarvan gezegd wordt dat het Boeddha's pattra was. Of een gemiddeld aalmoezenvat in die tijd de ronde vorm heeft die we vandaag binnen de boeddhistische monniken- en nonnen-gemeenschap kennen, of eerder de emmertjes-vorm die de hindu-asceet gebruikt, weten we niet. Of Patna's kom ook echt de echte is ....

De canonieke werken zeggen dat Boeddha op een gegeven moment bijna uitgehongerd aankwam te Bodhgaya, op de plek waar hij verlichting zou bereiken. Het verhaal over Tapussa en Bhallika toont Boeddha's rigoureuze geestesinstelling: nog liever eet ik nooit meer dan dat ik nu het Weten niet zal bereiken. Aangekomen langs de oever van de Nerànja-rivier ontving hij van de vrouw Soedjaata, die aan de overkant van de rivier woonde, een kostbare kom vol met het meest voedzame voedsel. Nadat dit voedsel op was, zegt de canon, zette hij deze kom op de stroom van de rivier en liet hem wegdrijven ... het Weten was er nog steeds niet (teruggeven van een cadeau wordt in Azië gezien als het opzeggen van de vriendschap). De nacht van Ontwaken volgde onmiddellijk daarop.
Pas enige tijd na Boeddha's Ontwaken waren het de kooplieden Tapussa en Bhallika die een viertal kommen met voedsel aanboden, die Boeddha in elkaar plaatste en voor de rest van zijn leven meedroeg — en soms door een leerling-monnik liet dragen zoals dat staat in het verhaal hoe Ānanda zijn attendant werd.



de archiefpagina | de Soetraspagina



Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme