Al tijdens het leven van de zesde patriarch van het chinese zen, Huineng (638-713) lezen we over een monnik die de wereld introk. Waar ga je van leven?, vroeg de partriarch. "Ik heb mijn stok bij me, daar kan ik de mensen mee vermaken", antwoordde de monnik. D.w.z., onderweg werd hij jongleur. Dan wordt er gemeld dat in de negende eeuw de chinese monnik Puhua, in het japans Fuke, een meester was op de bamboefluit, de shaku-hachi in het japans.
Deze manier van leven: niet van de wereld, maar er ook niet buiten, maar bij iedere stap de Dharma belevend aan de wereld, werd in de dertiende eeuw naar Japan getransporteerd door een Linji-meester;, in het japans, een rinzai-praktikant met de naam Shinchi Kakushin (1207-1298), die posthuum de naam Hotto Kokushi kreeg. Deze monnik trok door het eilandenrijk en speelde op zijn bamboefluit, de shakuhachi, om aan de kost te komen.
Een hedendaagse komuso, gefotografeerd en beschreven door D.Weber in OhmyNews van 28 mei 2008.
De "mand" op zijn hoofd beschermt hem in de eerste plaats voor zonnebrand, en in de tweede plaats verzekert het de nodige afstand tot de bevolking. Zo kan een meditatieve gesteldheid beter in stand gehouden worden — en de ronin uit het verleden, zie onder, die in zijn leven een paar tegenstanders zal hebben opgelopen kon onder die hoed niet herkend worden door maten die nog steeds het zwaard hanteren.
Als een resultaat kwam hier een subtraditie van het zinzai-zen uit te voorschijn die Fuke-zen heet, een traditie die inmiddels niet meer als organisatie van monialen bestaat.
Fuke, zegt D. Weber, is een verjapanisering van de naam pa-hwa, de naam van een van Linji's zen-broeders.
Er wordt gemeld dat de shoguns, te beginnen met de eerste in de Muromachi-tijd (1333-1573), de met zen gelieerde kunstuitingen stimuleerden. Wellicht kunnen we zeggen dat de shogun in dat opzicht, vergeleken met het keizerlijke tijdperk, hervormers waren. Dat zullen ze bewust zo gewild hebben om én aan te geven dat hier een nieuwe tijd was aangebroken, én om een zo groot mogelijk deel van de bevolking gunstig te stemmen.
De shakuhachi-muziek, die soms wel "zen-muziek" genoemd wordt, heet in het japans Honkyoku, hetgeen is afgeleid van "met strooien hoeden rondzwervende monniken". Het waren deze monniken, komuso, die de Fuke-traditie vormden, en die op een bepaald moment, ondanks hun zwerfgedrag, zo'n 100 tempels over heel Japan bezaten.
Tijdens de Edo-periode (1603-1876) werd een flink aantal ronin, krijgers, opgenomen in deze sub-stroming, en als gevolg van hun nogal "aufbrausende" karakter raakten deze monniken-tegen-wil-en-dank bekend als probleemveroorzakers - ondanks de kalmerende werking van de shakuhachi.
Vandaag is het spelen van de shakuhachi een kunstvorm op zichzelf die, evenals het thee-schenken en het bloemschikken voldoet aan de criteria van Wa, Kei, Sei, en Jaku, d.w.z. Harmonie, Respect, Zuiverheid en Eenvoud.
|