Een van Robert Spiess' moderne haiku gaat zo:
dag na de regen;
oever van hier tot daar
bedekt met morellen
Matsuo Bashō's haiku:
"Pijnboom
wind rond de luifels
herfstavond"
Wat is een haiku?
Een
haiku is traditioneel een drieregelig Japans gedicht met een verdeling van 5-7-5 karakters per regel
.
Die indeling van 5-7-5 is in de westerse talen zelden of nooit te hanteren
. Onze woorden bestaan niet uit aaneenschakelingen van klanken die ieder voor zich een betekenis hebben, maar uit lettergrepen die als lettergreep betekenisloos zijn
. En ook al is het Nederlands de taal met de meeste een-lettergreep-woorden, dan nog is het niet mogelijk om een heel beeld, een heel concept, met een een-lettergrepig woord te omschrijven
. Dat kan alleen in talen als het Japans of Chinees
. Daarom is in de westerse
haiku alleen het gegeven van drie regels overgebleven, en wordt verder, door hen die de klassieke lijn willen volgen, gestreefd naar die andere regel die zegt dat de eerste regel van een
haiku het kleine, particuliere behoort te laten zien
. De tweede regel toont het grote geheel dat gekenmerkt wordt door dezelfde karakteristieken als dat particuliere, zoals geleerd wordt door de Huayen-traditie
(1). En de derde regel is als het ware een contrapunt die ons even van onze sokkel blaast, net als het juist gekozen woord of gebaar van een succesvol zenmeester die zijn leerling op precies het juiste moment
kenshō laat ervaren
.
Een andere opvatting is dat de eerste regel vertelt waar het over gaat, en dat de tweede daar alvast een commentaar op geeft, waarna de derde dan zowel de eerste als de tweede als het ware wegblaast met een volkomen onverwacht beeld.
Je kan niet zeggen dat die vuistregel altijd en door iedereen wordt gevolgd, zelfs niet door
Matsuo Bashō (zie onder).
We kunnen aan de definitie van de
haiku toevoegen dat iedere regel een beeld toont, een letterlijk beeld, een plaatje dat we voor ons geestesoog oproepen
.
In het voorbeeld van de hier gecaligrafeerde
haiku zien we in de eerste regel een pijnboom, kijken we in de tweede regel naar een sterk overhangende dakrand, en zien we in de derde regel de natuur om ons heen, compleet met grijze lucht en verkleurend blad
.
Wie niet geleerd heeft die beelden er bij op te roepen, is net zo vertwijfeld als die West-Europeaan die, nota bene in Thailand, voor het eerst kennis maakte met de
haiku en iets uitriep in de trant van
: nou, als dat een gedicht moet wezen!
Waarom wordt de haiku geassocieerd met zen?
Omdat er nogal wat zenmonniken zijn en zijn geweest die
haiku maakten en daar hun boeddhistische wereldvisie in stopten. Als
genre is
haiku echter net zo vrij van levensbeschouwelijke kaders als het japanse bloemschikken of het
shakuhachi spelen.
Wat zijn de kenmerken van een haiku?
Die vraag beantwoordde Ken Jones
(2) in een oktober 2005-artikel getiteld Chrysanthemums & Black Battleships
:
"Klassieke
haiku krijgen hun inspiratie uit een 'haiku-moment' van onmiddellijke en authentieke ervaring
.Ze zijn de vrucht van een aangeleerde alertheid
. Hun doel is simpelheid, kortheid,
understatement en correcte beeldvorming
. Ze zijn wars van vergelijkingen, expliciete metaforen, hevige symboliek, gefilosofeer, uiteenzettingen en abstractie
." En verder zegt hij
: "De
haiku is per traditie beperkt tot onderwerpen uit de natuur. Maar al bijna vanaf het begin gingen ze over de menselijke kwetsbaarheid en dwaasheden ..."
De klassieke haiku
De meest bekende Japanse haiku-dichters uit voorbije jaren zijn
Masaoka Shiki (1867-1902) en
Matsuo Bashō (1644-1694)
(3).
We vinden een
haiku van Bashō afgedrukt op de muur van de Nonnensteeg in Leiden
.
Over Bashō moet ook nog gesproken worden in verband met de
haibun. Daarover later meer
.
Bashō was geen boeddhist - in de strikte zin van het woord, al eerde hij de tempels en wat ze representeerden
. Hij was geen daoïst - in de strikte zin van het woord, alhoewel hij sterk beïnvloed was door de woorden van Zhuangzi, na Laozi een van de aanjagers van het daoïsme
. Hij was geen shintoïst - in de strikte zin van het woord, ook al had hij een diep natuurbesef en eerde hij de shinto-schrijnen
. Bashō was een Japanner
.
En toch had Bashō een zentraining achter de rug, zegt een van de bronnen
.(4) Hij had zelfs de zenmonnik's geloften afgelegd
. Niettemin kon hij niet besluiten of hij nu zenmonnik was of niet
. Hij vond zichzelf noch monnik (priester), noch leek, "want ik zweefde de hele tijd heen en weer als een vleermuis die nu eens een vogel lijkt, en dan weer een muis
." Uiteraard was die uitspraak een variant op Zhuangzi's woorden over een zekere Zhuangzhou uit het verleden die droomde dat hij een vlinder was en bij het wakker worden nog steeds in de war was — welke al dan niet "spirituele" dromelot is dat niet? Aan de hand van dat verhaal kreeg Zhuangzi een diepe achtergedachte: Omdat Zhuangzhou niet meer wist of het Zhuangzhou was die droomde dat hij een vlinder was, of een vlinder die droomde dat hij Zhuangzhou was, was er tussen beiden toch nog een verschil. "Daar zie je het veranderen van een wezen in een ander", zegt Zhuangzi. Er zijn nog een paar passages waar Zhuangzi
droomt over wezens die van gedaante veranderen. Daar zijn het metaforen voor een meditatief ervaren. Dus het is maar goed dat Bashō zich niet helemaal boeddhist wist; Boeddha zou hem hardhandig uit dromelottenland hebben verjaagd, en dat vinden dromelotten niet leuk.
Hier volgen twee van Bashō's
haiku, vertaald door een niet-dichter
:
Te middernacht wakker
het geluid van de waterkan
het ijs laat hem barsten(5)
Een andere
haiku van zijn hand is
:
Maanlicht
een worm
boort stil door een kastanje
Nu is deze pagina opgehangen aan een verhaal over theedrinken en zen
. Daarom ook een
haiku over een vervallen theehuis, gekalligrafeerd door Shiki, die andere grote
hai-jin, geschreven in 1895
:
Heel verlaten is het hier
geen levende ziel
theehuis in het bamboebos
Hij schrijft hier over een theehuis in de plaats Higashino, bovenop een heuveltop die begroeid was met bamboe
. Daarom heette het huisje "het bamboe theehuis." De fundering, en de vijver die de vorm van het Biwameer heeft, waren er begin 21ste eeuw nog.
Deze laatste
haiku lijkt inderdaad het traditionele stramien te volgen door in de eerste regel de persoonlijke ervaring weer te geven, in de tweede een herinnering aan andere tijden op te roepen aan een plaats waar altijd volk was
; en in de derde regel volgt de slag
: ach! dat theehuis!
is het er niet meer?