Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






Sanskriet op Java

Brandes, Kern en Peter Lee



Het zou in de vierde eeuw de Kashmiri-monnik Guna-várman zijn geweest, het in 367 nC geboren kind met blauw bloed, die het boeddhisme naar Java bracht. Het verhaal staat in het reisverslag van de monnik Hui Jao (spr.: hwei djaw) uit de Jiaxiang-tempel (spr. ongev.: zjaa sjàng) in China die een eeuw na Gunavarman's aankomst op Java op stap ging om de monnik later aan te duiden met de naam "Ch'iu-na-pa-mo". Gunavarman had de ágama bestudeerd. Er zijn slecht geïnformeerde academici die menen dat het hier om de tantrische literatuur gaat, maar de ágama is de collectie Kleine Voertuiggeschriften van het mahāyāna, geschreven in aan het sanskriet verwante talen, maar niet in het pāli.
Gunavarman bleef niet lang op Java, maar scheepte zich in naar, in eerste instantie, Ceylon (Sri Lanka), en daarma naar Sumatra. Daar zou hij overleden zijn.

Het vroegste boeddhisme kenmerkt zich door het weglaten van de boeddhafiguur uit welke kunstvorm dan ook, dit uit respect. Die trend zien we gevolgd worden op het tenminste 8ste eeuwse basrelief op de Pawón op Java waar twee wezens wijzen naar de bodhiboom boven een deuropening naar een kuti (kluis). De bodhiboom is de ficus religiosa waaronder Boeddha ontwaakte. Er is op dat Pawón bas-relief onder de boom echter geen levend wezen afgebeeld. Dat is een teken dat Gunavarman inderdaad de Kleine Voertuig-ágama (collectie leerredes) naar Java bracht, en niet het late, controversiële, semi-boeddhistische tantrisme zoals enkele indiase scribenten aan het begin van 2022 meenden.
De hier afgebeelde deuropening is gebaseerd op leerredes waarin sprake is van de gandha-kuti, de geurige binnenkamer waarin Boeddha — daar waar zo'n faciliteit voor hem gebouwd was — zich na het middagmaal terugtrok, en waar niemand anders mocht komen. (Na de heetste uren van de dag kwamen eerst de monniken bij elkaar, onder de grote boom, of in een speciaal gebouwde hal, zoals te lezen staat in de leerrede over Boeddha's laatste dagen in de buurt van Patna, om de gebeurtenissen en opgevangen verhalen tijdens de ochtendlijke maaltijdronde te bespreken, danwel om te spreken over de finesses van de cultivering. En nadat Boeddha zich bij hen had gevoegd kwam de burgerij met allerhande vragen. We lezen hier en daar dat dergelijke bijeenkomsten soms duurden tot in de vroege morgen.)




Onderstaande foto:
De Volkskrant van 14 februari 2023 (https://www.volkskrant.nl/kijkverder/2022/ons-koloniale-verleden/ola~v546094/) had een mooi artikel over het Sri Lanka uit de koloniale tijd. Er werd een palmblad-manuscript getoond waaruit blijkt hoezeer de srilankaanse bevolking de hollandse aanwezigheid niet zagen zitten.
In die kolommen is ook sprake van "Cornelis de Cock" die op een door Jan Brandes in 1789 gemaakte tekening werd afgebeeld als "Landraad" in Colombo. We zien de Cock — benen over elkaar — op een op de veranda zitten omringd door Srilankanen die een ceremoniële hollandse overjas hebben aangetrokken (moesten aantrekken om netjes te zijn) over hun traditionele kleding, en op blote voeten gaan (o, o, o, als ze eens wisten dat dat echt niet hoort, hoor!)




Met een posthuum uitgegeven aantal verhandelingen van Jan Brandes op de leestafel, ooit aanwezig in de bibliotheek van het Java Instituut aan de Linnaeusstraat 2 te Amsterdam, zijn er voor wat betreft de geschiedenis van het boeddhisme op met name Java, en een klein beetje op Bali en Sumatra, een paar snippertjes van wat hij schreef het vermelden waard. Zo is aan het file over Manjushri iets toegevoegd, en is de "Bijdragen over Boeddha" in tweeën gesplitst, met in deel 2 het een en ander over de mahāyānistische figuur Aksobhya en de implicaties voor de, waarschijnlijk ingehouden, richtingenstrijd op het Java uit de voor-koloniale periode.

Een poging om Brandes' korte bijdrage over Pangerang (vorst) Pati van het sumatraanse Palembang(1), die ca 1767 Javaanse tijd, dus iets voor 1700 WJ bekende "nog een boeddhist" te zijn, op een wikipedia-pagina over esoterie en Indonesië te uploaden is op niets uitgelopen. Je weet niet wat daar speelt, het kan de kleine kring academici zijn die alles beter weet, uit de boeken, en nooit iets aan deskundigen vraagt — maar dan zouden ze de naam Brandes toch moeten kennen, of we kunnen te maken hebben met zo'n hele kleine boeddhistische secte die angstig de deur dichthoudt: die we niet kennen zijn niet te vertrouwen.
Beetje dom, want het zijn toch de Hollanders geweest die hier, op Java, het eerst waren, en de meest betrouwbare overlevering hebben nagelaten.

Het idee om Brandes' lofzang op Dr. Johan Hendrik Caspar Kern, kortweg Hendrik Kern, een wat meer uitgebreide pagina te geven is bij nader inzien toch maar verlaten. Wat we tegenkomen in de "Brandes Verhandelingen"(2) is een zoveelste lofzang op Kern's kennis van het boeddhisme. Dat is heel merkwaardig. Weliswaar heeft Kern vertalingen gemaakt van de Lotus soetra en de Jātakamāla, de zogenoemde Geboorteverhalen, legendes over Boeddha's veronderstelde eerdere levens, en daarnaast een aantal artikelen, schrijft Brandes, zoals "over de jaartelling der zuidelijke Buddhisten" (1875), en "Over koning Adjātaçatru" (1875), maar wat Kern verder aan vertalingen uit het Sanskriet opleverde waren stukken uit hinduïstische stromingen, van het Śakūntala van de dichter Kalidasas tot aan de in het kavi (oud-Javaans) geschreven versie van de Mahābhārata.

In zijn tijd in Berlijn, zo vinden we in het obituary van Thomas, Vogel en Blagden, onmoette Kern de sanskritist Max Müller die vertalingen van boeddhistische werken in zijn "The Sacred Books of the East" heeft opgenomen. Müller's weergave van de leer van het boeddhisme wordt in boeddhistische kringen niet meer gehanteerd, zo dat ooit al het geval is geweest. Totaal toegewijd aan het hinduïsme had Müller eigenlijk niet zoveel op met het boeddhisme, vond het niet mannelijk genoeg — in het hindu-werk de Rāmayāna wordt het tenminste nog op de snede van het zwaard uitgevochten — en vertaalde boeddhistische vaktermen alsof het hindu-vaktermen waren. Niettemin volgde Kern vriend Müller in diens opvattingen over het boeddhisme, en zal het eerder Müller zijn die we in Kern's min of meer gepopulariseerde boeken over het boeddhisme tegenkomen.

Naar aanleiding van de vertaling van de Lotus Soetra volgt Brandes in zijn posthuum uitgegeven artikel zijn leermeester Kern nogal slaafs: " ... het Hinduïsme, waarvan het Buddhisme slechts een onderdeel is ...", en Kern was een "kenner van het Hinduïsme in het algemeen, en dus ook van het Buddhisme".

(1) Aan een taalkundige, en zeker ook een Arabist als M.O.Woelders is [2020] geen online-biografie gewijd. Uit een enkele online-vermelding leren we dat we hier met een man met een Dr.-titel te maken hebben, of hadden. Van zijn hand verscheen "Het Sultanaat Palembang - 1811-1825", uitg. Nijhoff, 's-Gravenhage, 1975. Wat we hieruit zouden kunnen leren is dat de vorsten van Palembang (uiterste oostpunt van Sumatra) nog in die tijd bij hun geboorte een "Indiase" naam meekregen. Zo heette de latere Sultan Mahmud Badaruddin bij zijn geboorte Pangéran [d]Jayakrama, was er in 1818 een Pangéran Dípati, en stond de oudste zoon van Sultan Mahmud Badaruddin bekend onder de naam Pangéran Ratu. We kennen de mahāyānistische Sri-viedjaaja cultuur van Sumatra (schrijf: Srivijaya), zie het bovenstaande over de Pangéran Pati die in de 18de eeuw "nog een boeddhist" was. In de vijftiende eeuw was er op Sumatra, zeker in Atjeh, al sprake van Sultanaten, maar gezien het feit dat het volk in de negentiende eeuw zijn Sultans van Palembang nog bij hun "Indiase" naam noemde, terwijl de zo besprokenen zich kennelijk verplicht voelde een echte islamitische naam en titel te gaan voeren — als voorbeeld Sultan Mahmud Badaruddin — betekent dat het islamisme van die tijd, in die omgeving zich verhardde en eisen ging stellen.

(2) Een verzameling onuitgegeven en posthuum verschenen opstellen. Het jaar van publicatie van deze bundel is onbekend evenals de naam van de samensteller die er een overzicht aan heeft toegevoegd van namen van javaanse en balinese wajang-poppen, samengesteld door "den heer Schwarz". In die namenlijst zien we dat hier episodes (sengkala in het oud-javaans) uit het hindu-epos de Rāmayāna werden nagespeeld. Voor zover betrekking hebbend op Java werden in die spelen de namen uit "de Rāma" gebracht als namen van javaanse vorsten: "Raden". Op die manier bewaarde Java tot op zekere hoogte zowel de geschiedenis van het oorspronkelijke volk, als de herinnering aan de tijd waarin het hinduïsme de belangrijkste levensbeschouwelijke stroming was. Het publicatiejaar van de "Brandes Verhandelingen", zo is elders al gesteld, moet kort na 1946 gevonden worden.



Het Majapahit-rijk

Op 31 mei 2020 bracht CNA Insider een net geen 48 minuten durende documentaire online over het Majapahit-rijk op Java. Historicus Peter Lee gaat daarin langs de restanten van dit rijk, en langs de inwoners van Java om zijn woorden over dit rijk een gezicht te geven.
Vanaf 5:22min. zien we hoe de heer Lee een oud (in Brahmi geschreven) document van Java te zien krijgt, een palmblad-document zoals u inmiddels weet. Het gaat dan om het manuscript de Sutasoma, zo genoemd naar de heerser uit de meest invloedrijke periode van het Majapahit-rijk. Op 7:01min. eindigt dit verhaal met de mededeling dat Boeddha en (de hindugod) Shiva "in werkelijkheid een waren." Met "een" wordt hier verwezen naar het concept van sunyatā, ledigheid. Voor het boeddhisme houdt het verhaal over ledig zijn hier op, voor het hinduīsme gaat het daar aan voorbij naar nog diepgaandere concepten; zij zullen zelf vertellen wat daarmee bedoeld wordt.
Het grootste deel van het nadenkende Azië wil dat verschil liever niet zien; ernstig beducht voor onderlinge uit de hand lopende conflicten wordt het geīnterpreteerd op het vlak van alledaags met elkaar overweg kunnen, en ze zijn voor die onderlinge harmonie bereid om heel ver te gaan, zo ver als zelfs de eigen levensbeschouwing te ontkennen — althans, op dit vlak.

Vanaf 39:05min. wordt een balinees ritueel voor de doden getoond. We zien hier hoe de priesters nog maar heel recent riten en gebruiken van elders hebben overgenomen om hun bijeenkomsten nog wat meer luister bij te zetten. Zo draait een van de mannen de aanslagstok rond een "klankschaal", niet een gebruik dat hij heeft geleerd van chinese mahāyāna-boeddhisten die het zo beslist niet doen, maar van post-New Age-mevrouwen die met "klankschaal-technieken" genezing en rust aan de man/vrouw proberen te brengen. Ook zien we hoe een ander een dorje (donderkeil) manipuleert. Dit heeft hij niet uit het hinduīsme, maar uit het "tibetaanse" boeddhisme dat als zodanig op Java en Bali onbekend is gebleven totdat rondreizende lamas en rinpoches na de inval van Tibet door China ook deze eilanden aandeden.

Ondanks dat, wie na deze 48 minuten de moeilijke woorden en namen nog niet juist kan uitspreken, is een verloren zaak en moet maar wat anders met haar/zijn leven gaan doen.

In januari 2022 werd bekend dat Indonesië zijn hoofdstad wil gaan verleggen naar een plaats die de naam Nusantara zal krijgen. De naam Nusantara werd in 1334 geïntroduceerd door Gadjah Mada, de belangrijkste minister van het Majapahit-rijk. Het Sanskriet ántara betekent zowel "binnen de grenzen" als "verweg, in de verte". In ieder geval heeft het met grenzen, begrensdheid te maken. Met de naam werd verwezen naar de kustgebieden die de grens van het rijk vormden. Het rijk kwam in 1498 ten einde.

(bij de foto) Het mini-artikeltje over schaduwpoppen
       De vaak versleten en verschoten wajang-poppen die in het recente verleden werden aangetroffen in "een winkeltje" hier en daar doorheen Nederland, of die bewaard zijn gebleven in dit of dat museum, zijn zelden nog voorzien van een eigennaam. Het zijn decoratiestukken geworden waarvan de koper over het algemeen nooit geweten zal hebben dat ze "echte" figuren voorstelden.

Samantabhadra, de monnik en vertaler?
De Royal Asiatic Society of Great Britain and Ireland heeft een en ander gepubliceerd over Samánta-bhádra op Java (Borobudur) en Ceylon/Sri Lanka. In de lijsten die Bareau (Les Sectes bouddhiques) heeft aangelegd van leerstellingen van de eerste 18 Kleine Voertuig-stromingen komt geen enkele bodhisattva-naam voor, ook niet die van Samantabhadra. Hij werd afgebeeld op de Candi Mendut (dzjándi mendoet) op Java, en op de hogere treden van de Borobudur. Die bouwwerken kwamen tot stand tijdens de periode van de zuidoost-Indiase Pāla dynastie, tussen grofweg de jaren 900 en 1000.
In voetnoot 5 op een Sri Lanka-pagina wordt er vrij uitgebreid ingegaan op de vraag of men hier te maken had met een uit China, of de door China beheerde Zijderoutestreken afkomstig monnik-vertaler van wie men sporen heeft aangetroffen van Sri Lanka tot en met Java.




Bijgewerkt april 2020, juni 2020

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme