Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






CHINA

De wandschilderingen in de Kizil-grotten





Een van de schaarse online-afbeeldingen van de interieurs van de Kizil-grotten toont, zij het hier een beetje flauwtjes, de heldere groenen en blauwen die zo karakteristiek zijn voor de antieke schilderkunst van de Xinjiang-regio. Wat we in het Berlijnse museum voor Asiatica aantreffen zijn vaak afbeeldingen die opvallen door een zekere opgewektheid; er wordt meer muziek gemaakt en gedanst dan elders.

Overige wandschilderingen in Kuchá, Kúmtura, en Kizil-grotten

Ongeveer in die zelfde tijd (april/mei 2010) werd aan de Columbia Universiteit in New York een seminar georganiseerd waar ook Angela F. Howard aan deelnam met een lezing over het Kóetsja-rijk en de Kizil-grotten (schrijf: Kucha).

Zij veronderstelt dat de Kucha-grotten werden bewoond/gebruikt door voornamelijk sarvasti-vādin monniken (zie ook deze doorklik), en in mindere mate door de dharmagupta-stroming. Deze beide stromingen worden gerekend tot de Kleine-Voertuig-sectie van het boeddhisme, hoewel de vraag gesteld kan worden of de dharma-gupta toch niet eerder vroeg-mahāyānistisch was.

De op de volgende pagina genoemde Angela Howard wijst op een van de Kizil-grotten die oorspronkelijk was gedecoreerd met 16 Boeddha-afbeeldingen zoals zij het interpreteert. Slechts een paar zijn bewaard gebleven, andere zijn van de muren afgestoken als archeologisch trofee. Het is niet onmogelijk, maar ook niet bewezen dat hier Arhats waren afgebeeld, dat wil zeggen, de 16 Arhats die de Dharma beschermen, de 16 eerste monniken die onder Boeddha verlichting bereikten. De Chinese traditie zal er dan later 18 Arhats van maken, en wie die Arhats waren werd vanaf een zeker moment bepaald door de persoonlijke voorkeur van opdrachtgevende abten. Veel Chinese tempels — zover is Xinjiang nu ook weer niet van de Noordchinese voormalige hoofdsteden — zullen vanaf een zeker moment een Arhat-zaal inrichten. Zo'n gebruik komt niet zomaar uit de lucht vallen. De sarvastivāda heeft nooit wortel geschoten in China, de dharmagupta tot op zekere hoogte wel. Bareau wijst er op(1) hoezeer de Dharmagúptaka bewonderaars waren van de monnik (Hybr.Sanskr.:) Maud-galyá-yana (of Pāli: Moggalána) die bekend is komen te staan als vooraanstaand in bovennatuurlijke vermogens (2de en 3de stadium). Muurschilderingen in deze grotten tonen dergelijke praktijken. Maudgalyayana maakt geen deel uit van de traditionele lijst van Arhats, maar wel brengt de dharmagupta eer aan deze cultivators door te melden dat hun "lichaam geen (negatieve morele) uitstroom meer heeft" (an-ásrava)(ibid p. 192,197 Vasu-mitra en Vinīta-deva). Ze konden dus als voorbeeld dienen voor de rest van de gemeenschap.
In manuscripten van andere stromingen wordt er dan gezegd dat er van weldoende bovennatuurlijke vermogens geen sprake kan zijn als er niet gelijktijdig een volledige mentale en morele zuiverheid is. (Over niet-weldoende tovenaarstrucs wordt anders geoordeeld.)

De sarvastivāda, zie de Berzine Archives, waren het daar helemaal niet mee eens. De Arhats hadden nog van alles te perfectioneren. Het zijn dus zeker niet de sarvastivādin geweest die de moeite hebben genomen om 16 Arhats op de muren te schilderen — als het Arhats waren, natuurlijk.

De afbeeldingen van bovennatuurlijke handelingen, uitgevoerd door monniken, zoals zweven door de lucht en wat dies meer zij, zoals Angela Howard die in de Kizil-grotten heeft aangetroffen, zijn waarschijnlijk de inspiratiebron geweest voor vertellingen uit de tantrische stromingen. Richard Karl Payne vertelt er een paar in zijn Tantric Buddhism in East Asia. Een zekere "Dharmagupta" is daarin een hoofdrolspeler, en Vairocana wordt in dit verhaal, dat speelt in de 8ste eeuw, voorgesteld als de centrale, zoal niet de enige Boeddha.
Overigens ontmoet de 4de/5de-eeuwse Chinese monnik-pelgrim Faxian (Fa-Hien) een zeer gewaardeerde monnik met de naam Dharmagupta op Sri Lanka (Ceylon). Hier is geen sprake van bovennatuurlijke vermogens, maar van grote universele vriendelijkheid. Of de monniksnaam Dharmagupta hier in verband moet worden gebracht met de gelijknamige stroming, is niet duidelijk.

Verder wijst zij op muurschilderingen waarop Boeddha staat afgebeeld met een vlam die uit Boeddha's usnisha, de top van de kruin, komt (zoals we dat ook zien op Thaise afbeeldingen). Ook dergelijke emanaties van licht vinden we veelvuldig in de Avatámsaka, zoals in boek 37, waar overigens het licht niet uit de kruin komt, maar uit de haartoef tussen de wenkbrauwen. Maar ook overigens straalt het Avatámsaka boeddhabeeld op allerlei manier licht uit, inderdaad ook uit de kruin, uit de handen, uit de mond. Het zijn allemaal metaforen voor overdracht van Dharmaleringen aan toehoorders en toeschouwers — kun je het niet verstaan, dan kun je het toch zien.

Zeer terecht wijst ze er op dat in deze grotten, afgaand op de schilderingen, sprake was van visualisatie-meditatie, helemaal in lijn met de Avatámsaka waar zeker de helft van de teksten is gewijd aan in verbeelding opgeroepen landschappen, paleizen en gebeurtenissen. Zie daarvoor onderandere boek 1.

Verder de Avatámsaka-connectie






Naar de archiefpagina | Naar de Soetraspagina

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme