Sporen van Avatámsaka-leer in Kizil-grotten
mei 2010
De Avatámsaka is nog steeds geen werk dat binnen academische kring wijd gelezen en bestudeerd wordt, alleen al omdat 1470+ paginas heel veel tijd en stilletjes verwerken eisen, tijd die docenten over het algemeen niet hebben. Daarom refereert Angela Howard, zoals anderen, liever naar de
Lotus soetra die veel beknopter is. Niettemin kan er toch ook gewezen worden naar de ontstaansgrond van de Avatámsaka soetra rond de stad Khotán, en naar de paar woorden over
"de kruin aanraken" in de inleiding tot deze bijdrage. Khotán ligt aan de zuidelijke tak van de route rond de Takla-makàn-woestijn, en Kizil en Kùmtoera aan de noordelijke, maar het geheel behoort toch tot een regio waar ook Dharma-vertegenwoordigers van plaats tot plaats meereisden met de karavanen die daar hun eind- en tussenstops hadden. (De
vinaya, monialen-orderegels uit de oude "orthodoxe" stromingen, bepalen uitdrukkelijk dat alleen-reizen niet gewenst was, en dat men zich diende aan te sluiten bij de veiligheid van een karavaan, mits er sprake was van eerlijke handelaren, en er zich onder de karrevoerders geen bandieten bevonden.)
Overigens wordt hier niet gezegd dat het schrijven van de Avatámsaka soetra een
dharmagupta-onderneming is geweest, of dat het aan de
dharmagupta-stroming geboorte heeft gegeven. Voor zo'n bewering is intensievere vergelijkende studie nodig.
Uiteraard zullen tibetaanse vertegenwoordigers wijzen naar overeenkomsten met de sarvastivāda-stroming omdat deze stroming nu eenmaal nog steeds aan de basis ligt van de concepten van de in die tradities gehanteerde aanvangsleer. Laten we (juni 2010) zien welke de argumenten zijn die zij zullen aanvoeren, onderandere de fysieke aanwezigheid van Tibetanen in de 6de-7de eeuw in deze regio. Maar is het gezegd dat de Tibetanen van begin tot eind
sarvastivādin waren? Hoe woei de vlag voordat
Atisha(1) orde op zaken kwam stellen, en daarvoor zelfs zijn eigen eerdere voorkeur voor de esoterie op sterk water zette.
Ook vandaag zien we nog hoe een bepaald oord eergisteren nog bewoond werd door x-stroming, en vandaag door stroming y. Wanneer genoemde grotten werden uitgehouwen tussen de eerste en de achtste eeuw, dan mogen we verwachten dat er ook op levensbeschouwelijk gebied een en ander veranderd en geëvolueerd is, en dat er een cohabitatie is geweest van verschillende dharma-opvattingen, en zelfs een tegelijkertijd aanwezig zijn van hindu-stromingen
(2). De westerse onderzoeker denkt over het algemeen, zich baserend op elkaar uitsluitende christelijke denominaties, te exclusivistisch. Dat wil niet zeggen dat de in en rond genoemde grotten aanwezige stromingen elkaar huilend van ontroering in de armen zullen zijn gevallen, maar verjagen had dan ook weer consequenties die niemand wilde nemen. Daarin is niet of nauwelijks verandering gekomen. Het zal wel een mede-oorzaak zijn geweest voor het vanaf een gegeven moment erg verspreid raken van kleinere en/of grotere substromingen, en/of het op stap gaan van Perzische monniken als
Anshigao, wiens trektocht langs de noordelijke of zuidelijke tak van de Zijderoute voerde.
(1) Les sectes bouddhiques du Pt Véhicule, Parijs 1955, p. 190.
(2) Zie Transoxiana, een afbeelding van de zonnegod uit grot 17 te Kizil.
[Wat op die site "wind deity" wordt genoemd heet in boeddhistische termen apsāra (Sanskr.) of Tian-nü, Hemelse vrouw (Chin.) De auteur is er in dit artikel op gebrand die boeddhisten te outsmarten: "... the name of the sun god was conceived and twisted by the Buddhist in the Buddhist texts."
Dat de naam niet "conceived" was door "the Buddhists", maar eenvoudigweg werd geadopteerd uit de vedische teksten wordt bewezen door het feit dat er geen andere naam bekend is dan Súrya, althans in het Sanskriet en Pāli. De auteur slaagt er niet in een andere Sanskriet of Pāli-naam op te voeren.]