LANKĀVATĀRA SOETRA


De Afdaling op Lanka

Hoofdstuk 1, Deel 1-2



   
Tekst 2

Toen zag de tienhoofdige koning over Lanka opnieuw de pracht die zich al eerder op deze bergtop manifesteerde. Hij zag de Tathāgata, die Arhat was, en Volmaakt Verlicht; hij zag hem voorzien van zijn tweeëndertig tekenen van perfecte fysieke schoonheid. In alle Boeddhalanden in alle tien de windrichtingen was hetzelfde te zien; en overal was het precies gelijk. Toen, met zijn oog van wijsheid - dat niet het gewone oog van vlees en bloed is - overschouwde de Boeddha deze menigte en lachte luid en krachtig; noem het zijn leeuwenbrul. Vanuit de haartoef tussen zijn wenkbrauwen, en vanuit zijn ribben, vanuit zijn lendenen, vanuit de Srivatsa op zijn borst, en vanuit iedere porie straalde hij licht uit. Het waren lichtstralen die opvlamden als het vuur dat verschijnt aan het eind van een kalpa. Het leek een vurige regenboog; het was als de rijzende zon, schitterend stralend, glorieus. Dit alles werd vanuit de hemelse sferen waargenomen door Sakra, Brahma en de Lokapalas (beschermers van de wereld). De Boeddha, die op een bergtop zat, op Lanka, een top die berg Soemeroe evenaart, lachte het luidst (van alle Boeddhas in de manifest gemaakte windstreken.)

Op dat moment dacht ieder der verzamelde bodhisattvas, en Sakra, en Brahma: "Waarom, zo vraag ik me af, ... of, anders gezegd, wat is de reden waarom de Gezegende, die heer is over alle manifeste werelden (sarva-dharma-vasavartin), zo luid lacht? Waarom zendt zijn lichaam lichtstralen uit? Waarom, nu hij toch lichtstralen uitzendt, blijft hij zwijgen? Waarom doet hij dat terwijl hij toch het Weten in zichzelf tot realiteit heeft gemaakt, nu hij toch diep is ondergedompeld in de vreugde van samādhi - zonder daarover verbaasd te zijn, nu hij toch de tien windstreken overschouwt, nu hij toch om zich heen kijkt als de koning der leeuwen, nu hij toch alleen de Dharma in gedachten heeft, nu hij alleen dat wat bereikt kan worden voor zich heeft, en dat wat Rāvana tentoon spreidt?"

Nu voelde Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati medelijden met Rāvana. De gedachten en gevoelens van de menigte bodhisattvas kennend, overwegend dat wezens die geboren zullen worden in latere tijden verward zullen geraken doordat ze vreugde scheppen in de "Leer-naar-de-letter" (desanapatha) - omdat ze zullen hechten aan die letter, aannemend dat dit in volle overeenstemming is met de kern (artha) van de Leer - en overwegend dat in die wezens, vanwege hun gehechtheid aan de kracht van discipline in de Toehoorders, Zelf-Verlichtten, en geleerden, de vraag zou kunnen rijzen hoe het mogelijk is dat Tathāgatas, Gezegenden, zelfs in hun staat van bewustzijn-overstegen-zijnd dan toch zo hard kunnen lachen, daarom vroeg bodhisattva Mahāmati de Boeddha hun nieuwsgierigheid te bevredigen. En hij stelde de volgende vraag: "Waarom, om welke reden lachte u, wat was de oorzaak?"

De Gezegende zei: "Goed zo, goed zo, Mahāmati! Goed gezien, Mahāmati! Je overziet de wereld zoals ze is; je wenst de mensen, die [nu, op dit moment al] in een verkeerde filosofie over de dingen van vroeger, nu, en later vallen, tot verlichting te brengen; daarom heb je jezelf ertoe gebracht me die vraag te stellen. Zo zou het moeten zijn met wijze mensen die ten bate van zowel zichzelf als anderen vragen willen stellen. Mahāmati, Rāvana, de heer van Lanka, stelde de Tathāgatas uit het verleden, de Arhats en Perfecte Boeddhas, een vraag die in twee delen uiteen valt. En nu wenst hij mij eenzelfde tweevoudige vraag te stellen opdat er duidelijkheid ontstaat over het relatieve weten, over dat wat behaald kan worden en over de reikwijdte ervan - en dit onderwerp is nog nooit ervaren door hen die de meditaties volgen van de Toehoorders, de Zelf-Verlichtten, en de geleerden. Hetzelfde zal overigens gevraagd worden door een weetgierige tienhoofdige uit de toekomst, die op zijn beurt de Boeddhas zal ontmoeten."

Met dit in gedachten zei de Gezegende tot de heer van Lanka: "Vraag, heer van Lanka. De Tathāgata geeft toestemming tot vragen stellen; stel het niet uit; welke vraag u beantwoordt zou willen zien, ik zal hem beantwoorden, weloverwogen, het zal uw hart goed doen. Wanneer u uw gedachtenbron vrij houdt van het relatieve weten hebt u goed oog op wat er in ieder stadium overwonnen moet worden. Overdenk de dingen in wijsheid. Schouw de aard van het innerlijke principe in uzelf en verblijf zo in de vreugde van een kalme geest. Voorbij de samādhi en het begrip dat Toehoorders en Zelf-Verlichtten wonnen gaand verblijft u in de stadia van Acala, Sadhumati en Dharmamegha. Hebt een goed begrip van het kernloos zijn van alle dingen - zie het naar zijn werkelijke betekenis. Weest gezegend door de Boeddhas in samādhi, hier in het grote paleis van lotus-juwelen. O, koning van Lanka, het zal niet lang duren voordat u zichzelf ook ziet zitten op een lotus-troon, en daar zult u blijven, op een heel natuurlijke manier. Daar zijn ontelbare families van lotuskoningen en ontelbare bodhisattva-families. En ieder individu zit op een lotustroon. En door hen omgeven zult u elkaar van aangezicht tot aangezicht zien, en ieder van hen [lotus-koning en bodhisattvas] zal na niet te lange tijd naar een rijk gaan dat het verstand te boven gaat. U zou voor uzelf een plan moeten opstellen om op een bepaald niveau van discipline te kunnen oefenen. Zo'n plan moet de vlotte en vaardige middelen bezitten [om verder te kunnen geraken] opdat u dat bereik zult waarmaken dat voorbij het voorstellingsvermogen gaat. En u zou het stadium van Tathāgataschap moeten bereiken in welk stadium men zichzelf in andere en vele gedaantes kan tonen, hetgeen iets is dat nooit eerder werd gezien door Toehoorders, Zelf-Verlichtten, geleerden, Brahma, Indra, Upendra en anderen."

Met toestemming van de Gezegende stond de heer van Lanka op van zijn zetel die geplaatst was op de top van de juwelenberg. Die zetel glom als een edelstenen-lotus, volkomen zuiver en schitterend. Rāvana stond temidden van een groot gezelgschap Apsaras, en op datzelfde moment verschenen er allerhande halssierraden, bloemen, parfums, wierook, geurige zalven, parasols, banieren, vlaggen, halskettingen, halve halskettingen, diademen, tiaras en andere versierselen die hun gelijke in kwaliteit en schoonheid niet kenden. Er werd muziek gespeeld, verhevener dan die van de goden, Nagas, Yakhsas, Rakshasas, Gandharvas, Kimnaras, mahoragas en mensen.

Tekst 3

Opeens bleken er muziekinstrumenten te zijn gemaakt die net zo mooi en goed waren als alle instrumenten tesamen in alle werelden-van-verlangen, en net zo mooi en goed als die in alle boeddhalanden. De Gezegende en de bodhisattvas waren omgeven door een juwelen-net. Als groet aan de Boeddha rezen vaandels en banieren hoog in de lucht, zo hoog als zeven taala-bomen boven elkaar, en uit die lucht regende het giften en klonk muziek naar alle kanten. De heer van Lanka daalde af en zette zich neer op de top van de juwelenberg waarop prachtige lotussen van edelstenen te zien waren; alleen de zon en bliksemstralen schitterden mooier. Daar zittend groette hij beleefd, en glimlachte eerst in de richting van de Boeddha die hem toestemming had gegeven om een vraag te stellen. Toen stelde hij zijn tweevoudige vraag: "Dit werd de Tathāgatas uit het verleden, die Arhat waren, en Volmaakt Verlicht gevraagd, en zij vonden het antwoord. Gezegende, nu vraag ik het aan u. U zult ongetwijfeld antwoorden voor zover woorden in staat zijn dergelijke dingen duidelijk te maken; zo deden ook de Boeddhas uit het verleden het. Gezegende, dualiteit werd besproken door Transformatie-Tathagatas, maar niet door de Oorspronkelijke Tathāgatas die bleven zwijgen. De Zwijgende Tathāgatas zijn volledig ondergedompeld in de vreugdevolle staat van samādhi, in deze staat verblijvend is het relatieve weten ver van hen, noch spreken zij in dergelijke termen. Gezegende, u wilt ongetwijfeld wel spreken over het onderwerp dualisme. U bent zelf een meester in alles; u bent Arhat, Tathagata. De Boeddhazonen en ikzelf zouden hier graag over horen."

De Gezegende zei: "Heer van Lanka, vertel me wat u bedoelt met dualisme." De heer der Ràkshasas, die juist nieuwe sieraden droeg, schitterend mooi, met een diadeem, een armband, en een halsketting aan elkaar geregen met een diamanten koord, zei: "Er wordt gezegd dat zelfs dharmas achterlaten moeten worden, laat staan adharmas. Gezegende, waarom bestaat dit dualisme dat we verondersteld worden achter te laten? Wat zijn adharmas? Wat zijn dharmas? Hoe kan er dualisme zijn in de dingen die we moeten achterlaten, een dualisme dat ontstaat uit het relatieve weten, dat ontstaat uit het waarnemen van een "zelf-substantie" waar er geen is, dat ontstaat uit gemaakte (bhautika) en niet-gemaakte dingen - is het omdat de niet-onderscheidende aard van de Alaya-vijñāna niet herkend is? Het is net als iemand met staar die een krans van haar in de lucht ziet en deze voor echt houdt; zo behoort het idee van dualisme tot de wereld van het nog niet compleet gezuiverde denken. Als het is zoals ik me dat voorstel, hoe kan er dan achterlaten zijn van dharmas of adharmas?"

De Gezegende zei: "Heer van Lanka, ziet u niet dat onderscheid maken (prapànca) tussen de dingen - bijvoorbeeld verschil zien tussen potten en andere breekbare waar en het stof waarin het op den duur toch uiteenvalt de onderscheid-makende gedachtengang is waar de onwetende zich aan overgeeft? Dat is toch zo? Moet het niet op deze manier begrepen worden? Het is vanwege de onwetende's relatieve weten (dat onderscheidt tussen illusoire dingen) dat er verschil bestaat tussen dharma en adharma. Nobele wijsheid (arya=jñāna) echter, ontstaat niet op deze manier. Heer van Lanka, laat de onwetenden dan het bestaande maar gedetaileerd benoemen, laat hen onderscheid maken tussen potten en dergelijke. Zo is het echter niet met de wijze. Een enkele vlam van uniforme aard verrijst, of het nu huizen treft, buitens, parken of terrassen - die vlam legt alles in de as. Anderzijds wordt er differentiatie verondersteld in de vlammen, al naar de kracht van ieder brandend materiaal, en daar is onderscheid in duur, grootte, enzovoorts. Zo ziet men dat. Maar waarom moet je het zo niet begrijpen? Omdat er zo dualiteit ontstaat tussen dharma en adharma. Niet alleen, heer van Lanka, is een vurige vlam zichtbaar die zich in een continuum uitspreidt - en toch een varieteit aan vuurtongen toont, maar ook komen uit een enkel zaadje - eveneens in een continuum - wortels voort, spruiten, bladknoppen, bladeren, bloemblad, bloemen, vruchten, takken, ieder met een individueel aanzien. Zoals het is met ieder extern voorwerp waar een menigte aan dingen uit voortkomen, zo is het ook met objecten in de geest. Uit onwetendheid ontspruiten de Skandhas, Dhatus, Āyatanas tesamen met allerhande bijbehorende zaken, en ze komen tot wasdom in de drie werelden waar we, zoals we zelf kunnen zien, geluk ontmoeten, en vorm, en spraak, en gedrag, ieder met een eigen manifestatie, ad infinitum. De eenheid die de Vijñāna is wordt op diverse manieren gezien en behandeld al naar gelang wat er op dat moment in de wereld van de dingen aanwezig is; en zo meent men dat er inferieure dingen zijn, en superieure, en middelmatige, meent men dat dingen bezoedeld zijn of onbezoedeld, dat er goede dingen zijn en slechte. Heer van Lanka we zien niet alleen, in zijn algemeenheid, een verschil tussen de dingen en hoe ze samengesteld zijn en zich voordoen, we zien ook hoe iedere yogin een verscheidenheid aan realisaties toont, al naar gelang zijn pad van discipline, zijn praktijk. (Als we dat al zien) dan nemen we, in een wereld die zich toont in allerhande details die voortgekomen zijn uit wat door het relatieve weten tot stand komt, toch zeker ook verschillen waar? Zo is dat toch?"

"Heer van Lanka, het verschil tussen dharma en adharma is er vanwege het relatieve weten. Heer van Lanka, wat zijn dharmas? Ze zijn er in de geest die (slechts) weet op dat relatieve niveau waar geleerden, Toehoorders, Zelf-Verlichtten en onwetenden zoveel waarde aan hechten. Die denken dat de dharmas, voor hen herkenbaar door kwaliteit en substantie, ontstaan uit oorzaken - dit idee moet je achterlaten, daar moet je geen aandacht aan schenken, want het zijn niet meer dan gestalten (lakshana). Omdat men er aan hecht, daarom worden de manifestaties van iemands eigen geest als de werkelijkheid (dharmata) gezien. Dingen als potten enzovoorts zijn producten van het relatieve weten dat onderscheidt zoals onwetenden dat doen - ze bestaan niet, hun substantie valt nergens waar te nemen. De dingen op deze manier zien (zoals ik dat nu uitleg), dat wordt achterlaten genoemd.

"Wat zijn adharmas? Heer van Lanka, een zelf valt in dharmas niet waar te nemen. Het zijn geen verschijnselen die ontstaan zijn uit het relatieve weten; ze ontstijgen noties als oorzakelijkheid. In hen wordt niets waargenomen dat je realiteit of niet-realiteit zou kunnen noemen. Deze zienswijze heet achterlaten van dharmas. Wat wordt dan bedoeld met het niet vast te stellen zijn van dharmas? Vergelijk het hiermee: ze zijn als horens op een haas, of op een ezel, of een kameel, of een paard; ze zijn als het kind dat geboren wordt uit een onvruchtbare vrouw. Dit zijn (a)dharmas waarin een aard of kern niet vast te stellen is. Je moet ze niet voor echt houden, want het zijn slechts verschijnselen. Namen als deze worden alleen maar in alledaags spraakgebruik gebezigd - als ze er al iets toe doen. Men moet er niet aan hechten, zoals je niet moet hechten aan potten enzovoorts. Zoals men deze onwerkelijkheden moet achterlaten omdat ze met het bewustzijn (vijnana) niet te vatten zijn, zo ook moet u ontstane dingen (bhava) achterlaten omdat deze zich lenen voor onderscheid-aanleggen. Dit heet achterlaten van dharmas en adharmas. Heer van Lanka, uw vraag betreffende het achterlaten van dharmas en adharmas is hiermee beantwoord."

"Heer van Lanka, u zei daarnet dat u dezelfde vraag heeft gesteld aan de Tathagatas uit het verleden, die Arhat waren en Volmaakt Verlicht, en dat de vraag door hen naar genoegen was beantwoordt. Heer van Lanka, als u zegt "verleden", dan legt u onderscheid aan, en zo is het ook met "toekomst"; met mij, hier, in het heden, is het net zo. Heer van Lanka, de Leer van alle Boeddhas is voorbij het relatieve weten. Omdat het voorbij alle relatieve weten en futiel redeneren gaat kun je het niet zien als een corpus met verschillende aspecten; het zo (,op de juiste wijze,) te zien ontstaat alleen in wijsheid. Dat over deze Leer al wordt gesproken is enkel om de wezens vreugde te verschaffen. Zo'n uiteenzetting zoals ik die nu houd kan er zijn vanwege vormen ontstijgende wijsheid. Dat, die wijsheid, wordt Tathagata genoemd. Vandaar dat de Tathagata zijn essentie heeft (nl. wijsheid), en dat zijn lichaam zich in deze wijsheid (nl. de Dharmadhatu) bevindt. Derhalve legt hij geen onderscheid aan, noch kan hij onderscheiden worden (want er is geen dualiteit). Ontleedt hem niet aan de hand van noties als ego, persoonlijkheid, of zijn. Waarom is relatief weten dat onderscheidt op die manier onmogelijk? Omdat het superviserende bewustzijn onstaat als reactie op een vormhebbende wereld waarin het zichzelf hecht aan vormen en beelden. Nu is de Tathagata voorbij zowel relatief weten dat onderscheidt als aan het onderscheidene. Heer van Lanka, het is als een wandschildering; zo'n schildering neemt niets waar. Zo ook zijn wezens; daar is geen handelen, geen resultaat. En zo zijn alle leringen: geen horen, geen leren."

"Heer van Lanka, alles in de wereld is als een beeltenis die als bij magie getransformeerd wordt. Dit hebben de geleerden en de onwetenden niet begrepen. Heer van Lanka, hij die de dingen zo ziet, ziet werkelijk. Zij die het anders zien begaan het pad van het relatieve weten, en omdat ze afhankelijk zijn van onderscheid-aanleggen hechten ze sterk aan dualisme. Dat dualisme is als het zien van je eigen beeltenis in een spiegel, of je eigen schaduw zien in water, of in het maanlicht, of op de muur van een huis; het is als het horen van een echo in een vallei. Mensen die grijpen naar hun eigen schaduw, die onderscheid aanleggen, houden er de opinie over dharma en adharma op na, en omdat ze het achterlaten van dualisme niet voor elkaar krijgen gaan ze voortdurend door het relatieve weten te cultiveren en bereiken nooit een bekoelde, rustige geestestoestand. Met een rustige geestestoestand wordt eenheid (ekagra) bedoeld, en eenheid geeft geboorte aan de hoogste samadhi die ontstaat samen met het binnengaan in de schoot van Tathagataschap, dat het rijk is van nobele wijsheid die men in zijn diepste binnenste waar maakt."

Dit is het eerste boek genaamd: Ravana vraagt om uitleg.

Naar boven

Vertaling: bhiksuni Ratana.

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme