LANKĀVATĀRA SOETRA


De Afdaling op Lanka

Hoofdstuk 2



   
[22] Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati, die samen met alle bodhisattvas alle boeddhalanden had bezocht, ontving daarop Boeddha's kracht en stond op van zijn zetel. Hij schikte zijn bovenkleed over een schouder, knielde met de rechterknie op de grond, vouwde de handen samen, en, naar de Gezegende toegekeerd groette hij hem respectvol en prees hem met de volgende zang:

1. Wanneer u met uw alles-overstijgende wijsheid en mededogen de wereld overschouwt, lijkt alles u toe als was het een bloem aan de lucht waarvan je niet kunt zeggen dat die geboren of vernietigd is omdat indelen naar "zijn" of "niet-zijn" daarop niet van toepassing is.

2. Wanneer u met uw alles-overstijgende wijsheid en mededogen alle dingen beziet, zijn ze voor u als visioenen; ze kunnen met het bewustzijn niet gevat worden omdat indelen naar "zijn" of "niet-zijn" er niet op van toepassing is.

3. Wanneer u met uw alles-overstijgende wijsheid en mededogen de wereld overschouwt, is alles voor u als een droom waarvan men niet kan zeggen of deze permanent of vergankelijk is, omdat indelen naar "zijn" of "niet-zijn" er niet op van toepassing is.

4. Wat valt er in de Dharmakāya, waarvan de ware aard als een visioen of een droom is, te prijzen? Wanneer geen gedachte verrijst over bestaan, of over het niet hebben van ware aard, dan is dat prijzen.

5. Muni, Wijze, hoe zouden we, in de wetenschap dat de verschijning ervan niet zichtbaar is - omdat dat ding voorbij de zintuigen en hun objecten ligt - een ding, een fenomeen, kunnen prijzen?

6. Met uw alles-overstijgende weten en mededogen, die voorbij de vormen gaan, begrijpt u volledig de kernloosheid van alle dingen en personen, en bent u zelf altijd zuiver, en vrij van hindernissen en (boeken)wijsheid.

7. U verdwijnt niet in nirvāna, noch verblijft nirvāna in u, want dit nirvāna overstijgt de dualiteit van weten en het gewetene, van zijn en niet-zijn.

8. Zij die de Wijze zo sereen en voorbij bestaan (bhāva) zien, zullen als schoongewassen zijn van hechten; ze zullen zuiver zijn, zowel in deze wereld als in de andere.




Tekst 5

[23,24] Toen, nadat hij de Gezegende had geprezen met verzen zoals zojuist uitgesproken, maakte Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati zijn naam bekend.

9. Gezegende, ik ben Mahāmati; ik ben goed thuis in de mahāyana. Ik zou u honderdacht vragen willen stellen; ik wil ze stellen aan u die zo welsprekend bent.

10. De Boeddha, hij die het best de wereld kent, hoorde de woorden van deze zoon van de Welgegane aan; hij overschouwde de menigte en zei:

11. "Zonen van de Overwinnaar, Mahāmati, vraag: ik zal jullie onderrichten in zelf-realisatie."
Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati die nu van de Boeddha verlof had gekregen om te spreken, nam deze gelegenheid te baat, boog voor de voeten van de Gezegende neer, en vroeg:
12. Hoe kunnen we gezuiverd worden van onjuist overdenken en redeneren? Waaruit ontstaat het? Hoe kunnen we vergissingen gewaar worden? Waar komen die vergissingen vandaan?

13. Waar ontstaan landen, transformatie(lichamen), verschijningen, en geleerden? Waar is de staat van zonder-beelden-zijn (animitta) goed voor, waartoe dienen de gradaties, en waar verrijzen de zonen van de Overwinaar?

14. Waar is de Weg naar Bevrijding? Wie is gebonden? Waardoor wordt hij bevrijd? Wat is de mentale staat van hen die de dhyānas beoefenen? Waaruit verrezen de Drie Voertuigen?

15. Wat is het dat uit oorzaken is geboren? Wat is resultaat? Wat is oorzaak en veroorzaken? Waarom is er de dualiteits-doctrine? Waar komt het vandaan?

16. Waar dient de rustbrengende oefening van het vormloze voor, en die van volledige uitdoving (nirodha)? Waar is het uitdoven van gedachten goed voor, en hoe Ontwaak je tot die staat? En hoe ben (en blijf) je Ontwaakt wanneer je dit eenmaal hebt bereikt?

17. Hoe verrijst handelen? Waar komt het handelen van lichaam-hebbende wezens vandaan? Waar ontstaat het zichtbare, en waar de condities (die er aan voorafgaan)? Waar ontstaat de ingang tot de Stadia?

18. Wie breekt er door dit drievoudig bestaan heen? Wat is verblijfplaats, wat is lichaam? Waar verrijst dat wat verblijft (shtīti)? Vanwaar komen de Boeddhazonen?

19. Wie bereikt het stadium van supra-normale vermogens, meesterschap over het zelf, de samādhis? Hoe wordt de geest tot rust gebracht? Overwinnaar, wil het me vertellen.

20. Wat is de Ālaya? Waar verrijst het superviserende bewustzijn? Hoe ontstaat het zichtbare, hoe houdt het op zichtbaar te zijn?

21. Vanwaar het idee van clan of niet-clan? Wat verstaan we onder Enkel-Bewustzijn? Wat betekent "kenmerken vaststellen, en waar verrijst kernloosheid?

22. Waarom is er geen zijnde? Wat voor onderwezen theorie is in overeenstemming met de algemene opvattingen? Hoe kun je ophouden aan eeuwigheidsleer (sásvata-dárshana) en vernietigingsleer (uccheda-dárshana) te hechten?

23. Hoe komt het dat uw verschijning niet anders is dan die van de geleerden? Vertelt u mij, uit wat ontstond de Nyaya-school (de logici), hoe staat het met haar toekomst?

24. Wat wordt bedoeld met sunyatā (ledigheid)? Wat verstaat u onder van moment-tot-moment vernietiging? Waar verrijst De Schoot (garbha)? En vanwaar de stabiliteit van de wereld?

25. Waarom is de wereld als een visioen of een droom? In welk opzicht lijkt het op de stad der Gandhárvas? Waarom moeten we het zien als ware het een luchtspiegeling, of als de weerschijn van de maan in water? Vertelt u mij dit alstublieft.

26. Wat zijn de elementen-van-Verlichting? Waar ontstaan de samenstellende delen van verlichting? Waar dient een revolutie voor, en het op zijn kop zetten van een koninkrijk? En waar ontstaat de opinie die het bestaande realiteit toekent (bhāvadristhi)?

27. Wat bedoelt men met: "de wereld is voorbij geboorte en dood", of wat bedoelt men met: "de wereld is als een bloem aan de lucht?" Hoe ziet u dat? Waarom ziet u het als voorbij woorden?

28. Waarom kan het geen voorwerp van relatief weten zijn; waarom is het als het luchtruim? Hoeveel soorten Zoheid zijn er? Hoe menigvuldig is Bewustzijn? Hoeveel Perfecties (pāramitā) zijn er?

29. Hoe komt het dat de Stadia gradaties kennen? Wat is de staat van zonder-beelden-zijn? Waartoe dient het idee van tweevoudig kernloos zijn? Hoe raak je gereinigd van (boeken)wijsheid?

30. Hoeveel soorten kennis (jñāna) zijn er? Leider, hoeveel morele voorschriften zijn er, en hoeveel vormen zijn er onder de wezens? Waar ontstaan de groepen (clans, families) die geboren zijn uit goud, edelstenen en parels?

31. Uit wie is spraak geboren? Vanwaar de differentiatie tussen wezens? Waarvandaan de exacte wetenschappen, de (ambtenaarlijke) posten, de kunsten, en wie maakt ze manifest?

32. Hoeveel soorten zangen (gāthās) zijn er? Wat is proza; wat is metrum? Hoeveel soorten redeneertranten en exegeses zijn er?

33. Hoeveel soorten voedsel en drank zijn er? Waar ontstaat seksueel verlangen? Vanwaar de radjas, soevereinen en provinciale oversten?

34. Hoe beschermt een radja zijn domein? Hoeveel groepen hemelse wezens zijn er? Waar ontstonden aarde, sterren, sterrenstelsels, de maan en de zon?

35. Hoeveel soorten bevrijding zijn er - dat wil zeggen, onder de yogin? Hoeveel soorten discipelen zijn er, en hoe zit het met hun meesters?

36. Hoeveel soorten Boeddhaschap zijn er, en hoeveel Jatakas? Hoeveel Maras (Kwaden, duivels) zijn er, en hoeveel ketters?

37. Wat bedoelt men wanneer men zegt dat er niets anders is dan gedachten-constructen? Welsprekendste der welsprekenden, vertelt u mij dit alstublieft.

38. Vanwaar de wolken aan de lucht, en de wind? wat bedoelt men met herinneren, en met wijsheid (medha)? Waar ontstaan bomen en wingerd? Heer over de Drie Werelden, vertelt u mij dit alstublieft.

39. Hoe worden paarden, olifanten en herten gevangen? Waar zijn dwazen en verachtelijke lieden goed voor? Menner van de Geest, vertelt u mij dit alstublieft.

40. Waarom heeft men het over zes seizoenen? Wat wordt bedoeld met "Icchántika?" Vertelt u mij alstublieft hoe en waarvandaan een man ontstaat, en een vrouw, en een hermafrodiet.

41. Hoe kan een yogin terugvallen in zijn oefening; hoe maakt hij vooruitgang, en hoe slaagt hij er in die oefening vast te houden? Vertelt u mij dit alstublieft.

42. Wezens worden in diverse paden van bestaan geboren; wat zijn hun onderscheiden merktekens en vormen? Hoe verkrijg je een groot fortuin? U, die als het luchtruim bent, vertel het me.

43. Waar ontstond de Sakya-clan, en waar verrees hij die uit Ikshvaku geboren werd, en waar komt de Rishi (ziener) Langdurige Ascese vandaan - wat onderwijst hij?

44. Hoe komt het dat u overal, in ieder land, zichtbaar bent zoals u nu bent, en overal omringd door dezelfde bodhisattvas met al die verschillende namen en gestalten?

45. Waarom kun je geen vlees eten; waarom is dat verboden? Waar ontstond het ras der carnivoren; wie eet vlees?

46. Waarom hebben de landen vormen als de maan, de zon, berg Soemeroe, de lotus, het zonnewiel, en de leeuw? Vertelt u mij dit alstublieft.

47. Waarom hebben de landen de vorm van een gekapseisd en op zijn kop gezet net van Indra dat uit allerhande edelstenen is samengesteld? Vertelt u mij alstublieft waarom.

48. Waarom hebben de landen vormen als een luit of een trommel; waarom zijn ze als allerhande bloemen en vruchten, of als de zon en maan die zo zuiver zijn? Vertelt u mij dit alstublieft.

49. Waar verrijzen de Transformatie-Boeddhas (Nirmanakāya-), en waar de Vreugdevolle Resultaats-Boeddhas (Sambhogakāya-)? Waar verrijzen de Boeddhas die alles-overstijgende kennis van zoheid hebben? Vertelt u mij dit alstublieft.

50. Waarom is er niet een die verlichting behaalt in de wereld-van-verlangen? Vertelt u mij dit alstublieft. Wat betekent het dat u, door alle passies afgeschud te hebben, verlicht bent in de Akanishtha(sfeer)?

51. Wie zal er na mijn overlijden de sasana (zowel de Leer als de plaats waar deze gepredikt wordt) in stand houden? Hoe lang moet een leraar (in de wereld) verblijven? Hoe lang dient een Leer stand te houden?

52. Hoeveel soorten gevestigde waarheden zijn er, en hoeveel filosofische opinies? Waar ontstaat moraliteit, en wat vormt het wezen van een monnik? Vertelt u mij dit alstublieft.

53. Wat wordt bedoeld met paravritti (ommekeer van het gemoed)? Waar verrijst de staat van zonder-beelden-zijn die de Zelf-Verlichtten, Bodhisattvas, en Toehoorders realiseren?

54. Wie in de wereld behaalt de supra-normale vermogens? Wat zijn de bovenwereldsen? Wat is er nodig om de geest op een der zeven paden te vestigen? Vertelt u mij dat alstublieft.

55. Hoeveel soorten monniksgemeenschappen zijn er, en hoe vindt een schisma plaats in zo'n gemeenschap? Waar komt medische kennis vandaan? Vertelt u mij dit alstublieft.

56. U zegt dat u in het gezelschap was van Boeddhas zoals Kasyapa, Krakuchanda, en Kanakamuni; vertelt u mij alstublieft waarom dat zo was.

57. Waar ontstond de leer van de wezens' kernloosheid; waar ontstond de eeuwigheidsleer, en de vernietigingsleer? Waarom predikt u niet overal de Enkel-Bewustzijn-leer als de ware?

58. Wat wordt bedoeld met "een woud van mannen en vrouwen", en wat wordt bedoeld met "het woud van Karitaki" of dat van Amali? Waar ontstonden de bergen Kailash, Cakravāda, en Vajrasamhānana?

59. Nu we het over deze bergen hebben, waarom zijn ze behangen met allerhande juwelen en gevuld met Rishis (zieners) en Gandharvas (hemelingen)? Vertelt u mij dit alstublieft.

60. Deze wonderbaarlijke uiteenzetting over de mahāyana aangehoord hebbend, die tegelijkertijd het verhevenste van alle verheven harten der Boeddhas is, sprak de Grote Held, de Boeddha, de Verhevenste, in het bezit van Kennis over de Wereld, de volgende woorden:

61. Goed gedaan, goed gedaan, Mahā-prajñā-Mahāmati! Luister goed. Ik zal de vragen in volgorde behandelen.

62. Geboorte, niet-geboorte, nirvāna, ledigheid, wedergeboorte, geen zelf-aard hebben, Boeddhas, zonen van de Perfecties (pāramitā),

63. Toehoorders, Bodhisattvas, geleerden, zij die geen karma meer veroorzaken, berg Meroe, oceanen, bergen, eilanden, landen, de aarde,

64. de sterren, de zon, de maan, de geleerden, de Asoeras (demonen), vormen van bevrijding, beheersing van jezelf (tapas of kahannukho), de supra-normale vermogens, de dhyānas, de samādhis,

65. uitdoving (niródha), de bovennatuurlijke krachten, de geledingen van verlichting (bodjánga), de Paden (of Stadia), de dhyānas, de Onmetelijken, de aggregaten (skandhas), en het komen-en-gaan,

66. de samāpatti (meditaties), de uitdovingen, het in beweging zijn van de geest, de woordelijke verklaringen, de citta, manas en vijñāna I-1; tkst. 9, het kernloos zijn, de vijf dharmas, woordenlijst

67. de zelf-aard, het relatieve weten, dat wat onderscheiden wordt, het zichtbare, dualisme - waar komen ze vandaan? Verschillende soorten Voertuigen (yāna), clans, zij die uit goud geboren zijn, uit juwelen en uit parels,

68. de Icchántika, de (grote) elementen, het rondzwerven, een enkel Boeddhaschap, kennis, het gekende, het gaan (of lopen), het bereiken, en het bestaan en niet-bestaan van wezens - waar komen ze vandaan?

69. Hoe worden paarden, olifanten en herten gevangen - dat vroeg je me. Wat is een propositie; wat is een leer die vastgesteld wordt door redeneren en illustreren tesamen te gebruiken?

70. Waar ontstaan oorzaak en gevolg, en allerhande vergissingen, en rede? Waarom (wordt er gezegd dat er) Enkel-Bewustzijn (is), dat er geen wereld van objecten is, dat er geen Stadia beklimmen is?

71. Daar had je het over. Je had het ook over medische kennis, over de kunsten, de ambachten, wetenschap en onderwijs.

72. (En je vroeg) Hoe groot zijn berg Meroe; hoe groot is de aarde; hoe groot zijn de oceaan, de maan en de zon? Dat zou ik moeten vertellen.

73. Hoeveel korreltjes stof zijn er in een wezen? Hoeveel grove korreltjes, hoeveel fijne, en hoeveel er juist tussenin? Hoeveel stofkorreltjes zijn er in ieder land, hoeveel zijn er in iedere dhanva?

74. Wat betekent afstanden? Hoe lang is een hasta, een dhanu, een krosha, een yójana, een halve yójana? Hoeveel haren heeft een konijn, hoeveel stofjes op een ram, hoeveel luize-eieren zijn er, hoeveel haren op een ram, hoeveel gerstekorrels?

75. Hoeveel gerstekorrels zijn er in een prastha, hoeveel in een halve prastha? En ook, hoeveel zijn er in een drona, een kharya, een laksha, een kot, of een vimvana?

76. Hoeveel atomen zitten er in een mosterdzaadje; hoeveel mosterdzaadjes in een rakshika; hoeveel zitten er in een boon, in een dharna, in een mashaka?

77. Hoeveel dharanas zijn er in een karsha; hoeveel karshas in een pala; hoeveel palas in de berg Soemeroe - die enorme massa?

78. Zo zou je me moeten ondervragen, zoon! Waarom vraag je het niet zo? (En verder zegt Boeddha:) Hoeveel atomen zitten er in het lichaam van een Zelf-Verlichtte, of in dat van een Toehoorder, of van een Boeddha, of van een bodhisattva? Waarom vraag je me dat niet?

79. Hoeveel atomen zitten er in het topje van een vlam; hoeveel zitten er in de wind; hoeveel in ieder zintuig; hoeveel in een porie van de huid, of in de wenkbrauwen?

80. Waar komen die immens rijke mensen vandaan; waarvandaan de radjas, de grote heersers? Hoe zorgen ze voor hun koninkrijk, en hoe staat het met hun (spirituele) bevrijding?

81. Vertel me waar proza en metrum ontstonden. Waarom stelt men over de hele wereld zo'n prijs op sexuele driften? Waar komen al die verschillende soorten voedsel en drank vandaan? Vanwaar het "woud-van-vrouwen?"

82. Waar dienen de bergen van Vajrasamhanana voor? Vertel me, waarvandaan, waarom? Zijn ze als een visioen, een droom, een luchtspiegeling?

83. Waar ontstonden wolken, en vanwaar onstonden de seizoenen? Hoe komen we aan ons smaakzintuig? Waar komen vrouwen, mannen en hermafrodieten vandaan?

84. Waarvandaan de behaalde kwaliteiten en de bodhisattvas? Vraag me, mijn zoon, waarvandaan de goddellijke bergen die er fraaier op worden door de aanwezigheid van Zieners (Rishis) en Hemelingen (Gandhárvas)?

85. Waar ontstond het Pad van Bevrijding? Wie is gebonden; door wie wordt hij bevrijd? Wat is de staat van iemand die rustbrengende meditatie (samathā) beoefent? Wat is transformatie, en wie zijn die geleerden?

86. Wat wordt bedoeld met niet-bestaan, bestaan, en geen-resultaat? Waarvandaan de zichtbare wereld? Hoe kun je gezuiverd raken van verkeerd denken en overwegen; waar komt het vandaan?

87. Waar ontstaat actie; waar verdwijnt actie (of waar gaat het naar toe)? Vertel me dat. Hoe vindt het uitdoven van gedachten plaats, en wat wordt er bedoeld met samādhi?

88. Wie is het die door de drie werelden heen breekt? Wat is de positie? Wat is het lichaam? Waar dient de leer toe die zegt dat er geen zelf-ziel is? Wat wordt bedoeld met de Leer die betrekking heeft op de wereld-van-vormen (samvritya desaná)?

89. Zoon van de Overwinnaar, vraag je me over de (lichamelijke) kenmerken; vraag je me over kernloos zijn; vraag je over de Schoot (gabha), over de Nyāya-geleerden?

90. Hoe is het gesteld met eeuwigheidsleer, en met vernietigingsleer? Hoe wordt de geest tot rust gebracht? En nog eens, zoon van de Overwinnaar, wat valt er te vertellen over spraak, kennis, moraliteit, clan?

91. Wat wordt bedoeld met redeneren en illustreren, met meester en leerling, met het veelvormig zijn van wezens, met voedsel, drinken, de lucht, intelligentie, kwade wezens, en de verklaring dat er niets anders is dan gedachten-constructen?

92. Zoon van de Overwinnaar, wat vraag je me met betrekking tot bomen en lianen? Wat vraag je over de verscheidenheid aan landen, en over de Rishi Langdurige Ascese?

93. Wat is je clan, wie is je meester? Zoon van de Overwinnaar, vertel me dat. Welke mensen worden veracht? Hoe komt het dat je met (mijn) spirituele praktijken geen verlichting behaalt in de wereld van verlangen, maar wel in de Akanistha-hemel?

94. Wat vraag je me over redeneren? Wat is je vraag over de psychische faculteiten die tot deze wereld behoren, en wat over de aard van de monnik?

95. Stel je me een vraag over de Transformatie-Boeddhas, de Boeddhas met het Vreugdevolle Resultaatslichaam? Vraag je over Boeddhas die wijsheid hebben aangaande Zoheid? En waar ontstaat de bodhisattva?

96. Vraag me, zoon van de Overwinnaar, over de landen die in duisternis gehuld zijn, die op een luit gelijken, op een trommel of op een bloem. Vraag je me over de geest die in de zeven stadia verblijft?

97. Deze en vele andere vragen stel je me; ze zijn allemaal in overeenstemming met de kenmerken van het Ware; in hen is geen verkeerde opvatting te vinden.




Tekst 6

[34, 35] 98. Ik zal je instrueren met betrekking tot Realisering en de Leer die daarbij behoort. Luister aandachtig zoon, ik geef je een verklaring van de pada (stanzas); luister naar Boeddhas verklaring van de honderdacht stanzas.
Toen zei Bodhisattva-Mahāsattva Mahāmati, Gezegende, wat wordt bedoeld met honderdacht stanzas?"
De Gezegende zei, "Een stanza over geboorte is geen-stanza over geboorte; een stanza over eeuwigheid is geen-stanza over eeuwigheid. Hetzelfde zei Boeddha over concepten als merktekens, verblijven en veranderen, moment, zelf-aard, sunyatā (ledigheid) vernietiging, geest, de Middenweg, permanentie, oorzakelijkheid, oorzaak, de passies, verlangen, middelen, plannen, zuiverheid, conclusie, illustratie, een discipel, een meester, een clan, de drie Voertuigen, zonder-beelden-zijn, geloften, het drievoudig rondgaan (door verleden, heden en toekomst), vorm, dualiteit van zijn en niet-zijn, tweeheid, de nobele wijsheid van zelf-realisatie, vreugde in de aanwezige wereld, landen, atomen, water, een boog, realiteit, cijfers en wiskunde, de bovennatuurlijke krachten, de lucht, wolken, de kunsten, ambachten en wetenschap, de wind, de aarde, denken, gedachten-constructies, zelf-aard, de aggregaten, zijn, inzicht, nirvāna, dat wat gekend wordt, de filosofen, wanorde, een visioen, een droom, een luchtspiegeling, een reflectie, een vuurcirkel in het donker geproduceerd door een vuurwiel, de stad van de Gandharvas, de hemelen, voedsel en drinken, sexualiteit, filosofische systemen, de Perfecties (pāramitā), moraliteit, de maan, zon en sterren, waarheid, uitkomst (of resultaat), vernietiging en ontstaan, medische kennis, de kenmerken, geledingen (zoals die van Verlichting), kunsten en wetenschappen, dhyāna, vergissing, het geziene, bescherming, dynastie, Ziener (rishi), koninkrijk, vaststellen, schat, uiteenzetting, de Icchántika, man, vrouw en hermafrodiet, smaak, handelen, het lichaam, verkeerd mentaal bezig zijn, motieven, zintuiglijke organen, de Samengestelden (samskrita), oorzaak en gevolg, de Kanishtha hemelingen, de seizoenen, weelderige groei van bomen, lianen en struiken, veelvoud, de Leer binnengaan, morele systemen, de monniken, de (aan Boeddha) toegevoegde krachten, de luiten. Dit zijn de honderdacht stanzas waar de Boeddhas uit het verleden het over hadden.




Tekst 7

[37, 38] Toen sprak Bodhisattva-Mahāsattva Mahāmati opnieuw en zei tot de Boeddha: Gezegende, op hoeveel manieren vindt het verrijzen, bestaan, en verdwijnen van de Vijñānas (bewustzijnen) plaats?
De Gezegende antwoordde: Mahāmati op twee manieren vindt het verrijzen, het bestaan en het verdwijnen van de bewustzijnen plaats - en dit hebben de geleerden niet begrepen. Namelijk, wanneer we verdwijnen waarnemen, nemen we continuering waar, en vorm (of manifestatie). Hetzelfde geldt voor het verrijzen van de bewustzijnen, en met bestaan (of duur) is het net zo.

In die bewustzijnen zijn drie modaliteiten te ontwaren: bewustzijn als een continuum, bewustzijn als resultaat voortbrengend, en bewustzijn dat in zijn oorspronkelijke aard berust.

Verder is het zo, Mahāmati: over het algemeen vallen er in de bewustzijnen - acht in totaal - twee functies te ontwaren: het waarnemen, en het onderscheid maken tussen de dingen. Mahāmati, zoals een spiegel vormen reflecteert, zo (objectief) neemt het waarnemend bewustzijn het ding waar. Deze twee, het waarnemend, en de objecten-onderscheidend bewustzijn, zijn niet verschillend; ze conditioneren elkaar. Dan is het verder zo, Mahāmati, dat het vaststellend bewustzijn functioneert omdat er transformaties plaatsvinden als gevolg van een (normaal niet waarneembaar) gewoontepatroon (vāsana). Anderzijds functioneert het objecten-onderscheidende bewustzijn in de wereld-van-objecten door dingen individueel te onderscheiden en door keuzes te maken. Dit doet het omdat er vanaf de tijd zonder begin foutief denken en rederen is geweest - daardoor zijn die gewoontepatronen alleen maar in omvang toegenomen.

En dan, Mahāmati, wordt met het ophouden van alle zintuiglijke bewustzijnen bedoeld het ophouden van de in het Opslagbewustzijn op verschillende manieren aangelegde en opgehoopte gewoontepatronen. Die gewoontepatronen zijn in de loop der tijden gegenereerd doordat er (slechts) relatief weten was dat onderscheid aanlegt tussen niet-realiteiten.
Dit, Mahāmati, staat bekend als het ophouden van het vorm-aspect van de bewustzijnen.

Voorts, Mahāmati, het aan zijn eind komen van het duur-aspect van de bewustzijnen vindt als volgt plaats: wanneer zowel dat wat (door de bewustzijnen) ondersteund wordt, als dat wat ze omvatten niet langer functioneert, wordt dat "aan zijn eind komen" genoemd. Met "dat wat ondersteunt" bedoel ik de gewoontepatronen, die vanwege verkeerd redeneren zijn geaccumuleerd vanaf de tijd zonder begin. Met "dat wat omvat wordt" bedoel ik de wereld-van-objecten die door de bewustzijnen wordt waargenomenen en waarbinnen die bewustzijnen onderscheid aanleggen, hoewel het niets meer of minder is dan Bewustzijn zelve.

Mahāmati, vergelijk het met een klompje klei en de stofdeeltjes waaruit die klei is gevormd; ze zijn noch verschillend, noch niet-verschillend van elkaar. Je kunt het ook vergelijken met goud en de verschillende sierraden die ervan gemaakt zijn. Mahāmati, zou het klompje klei anders zijn dan zijn stofdeeltjes, dan kan uit die deeltjes nooit klei ontstaan. Maar omdat dat niet het geval is, is het klompje klei niet verschillend van zijn stofdeeltjes. Anderzijds, als er geen verschil is tussen de twee, dan kun je het klompje klei en zijn stofdeeltjes niet uit elkaar halen (daarom kun je dus niet spreken van "verschillend" of "niet-verschillend", en is er niet-dualiteit).

Derhalve, Mahāmati, zouden de voortdurend in beweging zijnde bewustzijnen verschillen van het Opslagbewustzijn - inclusief de originele staat van dat Opslagbewustzijn - dan kan dit Opslagbewustzijn niet de oorzaak zijn (van die in beweging zijnde bewustzijnen). Anderzijds, zouden ze er niet van verschillen, dan betekent het aan zijn eind komen van de in beweging zijnde bewustzijnen tegelijkertijd het aan zijn eind komen van het Opslagbewustzijn - hoewel een aan zijn eind komen van zijn originele vorm onbestaanbaar is. Derhalve, Mahāmati, wat ophoudt te functioneren is niet het Opslagbewustzijn in zijn originele "zelf-vorm", maar de resultaat-producerende vorm van de bewustzijnen. Houdt die originele zelf-vorm op te bestaan, dan is er inderdaad een aan zijn eind komen van het Opslagbewustzijn. Maar, zou er een aan zijn eind komen van het Opslagbewustzijn zijn, dan zou dit Leerstuk op geen enkele wijze verschillen van de vernietigingsleerleer die de geleerden er op na houden.

Mahāmati, de geleerden houden er de volgende mening op na: Wanneer het grijpen naar een wereld-van-objecten ophoudt, houdt ook het voortgaan van het bewustzijn op. En wanneer die voortgang van de bewustzijnen opgehouden is, is het (algemene) voortgaan, dat sinds de tijd zonder begin aan de gang is, ook vernietigd. Mahāmati, de geleerden zeggen dat er een eerste oorzaak is die voor continuering zorgdraagt; ze zijn niet van mening dat het oogbewustzijn ontstaat als gevolg van een interactie tussen licht en vorm - ze nemen aan dat er een andere oorzaak is. Mahāmati, wat is die oorzaak die zij veronderstellen? Hun eerste oorzaak noemen ze geest (pradhána), of ziel (purusha), of Heer (Ishvara, uit de Yoga-traditie), of tijd, of atoom.




Tekst 8

Mahāmati, laat mij het herhalen. Er zijn zeven soorten zelf-aard. Dat wil zeggen, er is bijeenbrengen (samudaya), zijn (bhāva), kenmerken (lákshana), de grote elementen (mahābhutā), voorwaarden (hetu), conditionering (pratyāya), en perfectionering (nishpatti).




Tekst 9

En dan nog dit, Mahāmati, er zijn zeven soorten Hoogste Realiteit (paramartha): de wereld van het denken (citta-gócara), de wereld van het Kennen (jñāna-), de wereld van supranormaal (of intuïtief) Weten (prajñā-), de wereld van denken-in-dualiteit (drishti-), de wereld voorbij denken-in-dualiteit, de wereld voorbij de Bodhisattva-stadia, ende wereld waarin de Tathāgata zijn zelf-realisering bereikt.

Mahāmati, dit (wat ik zojuist uiteenzette) is de zelf-aard, het eerste principe, de essentie dat het wezen vormt van de Tathāgatas, de Arhats, de Volmaakt Verlichtten uit het verleden, heden, en de toekomst. En door de dingen van deze wereld en de wereld voorbij deze wereld te perfectioneren gaan ze, dankzij een verheven "oog van alles overstijgende wijsheid", verschillende fasen van bestaan binnen, als individu en in zijn algemeenheid (als al-aanwezige Boeddha-kracht), en vestigen deze fasen van bestaan (op het pad naar Boeddhaschap). En wat op deze manier door hen gevestigd is moet niet verward worden met de onjuiste verklaringen die de geleerden over het algemeen laten horen.

Mahāmati, wat zijn die onjuiste verklaringen die de geleerden over het algemeen verkondigen? Ze erkennen niet dat de wereld-van-objecten in en uit bewustzijn zelve is, en daarom maken ze onderscheid, hetgeen onjuist is. En, de aard van de bewustzijnen niet begrijpend, die eveneens niets anders is dan manifestatie van Mind (bewustzijn) zelve - sufferds! - koesteren ze dualismen zoals bestaan versus niet-bestaan - terwijl er slechts (een) zelf-aard is, (een) eerste principe (namelijk de eerdergenoemde zeven soorten van Hoogste Realiteit).

Mahāmati, mijn leer komt hier op neer: er is een ophouden van dat lijden dat ontstaat uit onderscheid maken tussen de drie werelden (van begeerte, van vorm, en van voorbij-vorm). Mijn leer onderwijst hoe onwetendheid, begeerte, handelen, en oorzakelijkheid aan hun einde komen. Mijn leer onderwijst dat er een wereld-van-objecten is, dat deze echter niet meer dan een visioen is, dat ze de manifestatie van Bewustzijn zelve is.




Tekst 10

Mahāmati, er zijn priesters en heilige mannen die in het wilde weg proposities poneren. Zij zeggen dat er een substantie is die gebonden is door oorzakelijkheid en dat daarop het concept tijd van toepassing is. Ze zeggen dat de Vijf Groepen van Hechten (skandhas), de Elementen (dhātus) en de Sferen (āyatanas) ontstaan en voortgaan vanwege oorzakelijkheid, en dat ze, na zo bestaan te hebben, verdwijnen.

Er zijn er, Mahāmati, die er een destructieve en nihilistische visie op na houden met betrekking tot onderwerpen als voortgang, activiteit, ontstaan, uiteenvallen, bestaan, nirvāna, het pad, handelen, tot resultaat komen, en waarheid. Waarom? omdat ze geen intuïtief Weten hebben behaald, omdat ze de dingen niet naar hun fundamentele aard kunnen kennen. Mahāmati, het is net als een in stukken gebroken kan die niet meer als kan functioneren kan. Of het is als verbrand zaad dat niet meer uit kan lopen.
Mahāmati, hun skandhas, dhātus en āyatanas, waarvan ze denken dat die immer vlietend zijn, zijn naar werkelijkheid niet in staat tot ononderbroken transformatie, en dit omdat hun inzichten niet ontstaan uit de wetenschap dat er een wereld-van-objecten is die een manifestatie van Bewustzijn zelve is, en omdat die wereld-van-objecten ten onrechte onderscheiden wordt (naar zijn onderdelen).

Stel, Mahāmati, iets komt voort uit niets (zoals het Sankhya, tkst II-2: 37 stelt), en dan verrijzen de bewustzijnen vanwege een combinatie van de drie gevolg-producerende oorzaken. Zou dat zo zijn, dan kunnen we iets dergelijks ook stellen met betrekking tot een niet-bestaand ding; dan kunnen we zeggen dat er haren groeien op een schildpad of dat zand olie voortbrengt. Deze propositie deugt dus niet; ze eindigt ermee dat niets wordt vastgesteld. En, Mahāmati, het gevolg zal dan zijn dat handelen (in de geest), uitvoeren (met het lichaam), en oorzaak geen zin hebben. Houden we aan zo'n redenering vast dan is het gevolg dat we hetzelfde kunnen zeggen over concepten als zijn en niet-zijn. Mahāmati, wanneer ze stellen dat er een combinatie is van de drie gevolg-producerende oorzaken, dan doen ze dat omdat ze waarde hechten aan het principe van "oorzaak en gevolg" (in plaats van "voorwaarden en condities" - een heel verschil!). Derhalve stellen ze dat er dingen zijn als verleden, heden, en toekomst,dat er zoiets is als zijn en niet-zijn. Zo lang ze zich beroepen op hun filosofie, baseren hun conclusies zich op logica en tekstboeken (en niet op meditatief begrijpen), want verkeerde redeneringen zijn altijd op deze twee gebaseerd. Daarom, Mahāmati, simpele zielen die vergiftigd zijn door verkeerde inzichten volgen de onjuiste gedachtengang van de onwetenden die leren dat dit de inzichten zijn van de Alwetende (de Boeddha).




Tekst 11

En wat ik nog zeggen wil, Mahāmati, er zijn priesters en heilige mannen die weten dat de wereld geen zelf-aard heeft, en nooit geboren is; dat ze is als een wolk aan de lucht, als een ring van vuur veroorzaakt door een vuurwiel, dat ze is als het kasteel van de Gandharvas, dat ze als een visioen is, als een luchtspiegeling, als de schijngestalte van de maan op de golven van de oceaan, als een droom. Ze weten dat omdat ze inzien dat de externe wereld in en door bewustzijn zelve is, maar dat het echter slechts zo gezien kan worden omdat er (tegelijkertijd en) sinds de tijd zonder begin ook het relatieve weten (onderscheid-aanleggen) is, en foutief redeneren. Maar waar ze zeker van zijn is dat in (het Opslag)Bewustzijn zelve niets is dat onderscheidt of veroorzaakt, dat daar geen fantaseren is, geen kwalificeren (lákshyālákshana). Ze weten dat lichaam, eigenschappen, en verblijfplaats allen objectiveringen zijn van het Opslagbewustzijn, en dat (het Opslag)Bewustzijn zelve niet beinvloedt wordt door veranderlijkheden zoals ontstaan, verblijven, en vernietigen.

Het zal niet lang duren, Mahāmati, voordat de Bodhisattva-Mahāsattvas gaan begrijpen dat nirvāna en samsara een zijn. Mahāmati, dan zal hun gedrag moeiteloos een groot liefhebbend hart tonen dat op schrandere wijze middelen aanwendt (om anderen naar bevrijding te voeren). Ze zullen dat doen omdat ze weten dat alle wezens naar hun ware aard als een visioen zijn, als een weerspiegeling, en dat er geen gebondenheid door oorzakelijkheid is; ze weten dan dat (wat zich aan ons voordoet) voorbij onderscheid tussen subject en object is. In die staat verblijvend zien ze dat er buiten Bewustzijn niets is, en omdat ze zich in een positie van niet-geconditioneerd zijn bevinden zullen ze stap voor stap door de diverse stadia van Bodhisattvaschap gaan en de verschillende stadia van samādhi ervaren. Dankzij kracht van hun gelovig vertrouwen zullen ze begrijpen dat de drievoudige wereld uit Bewustzijn zelve is, en zo zullen ze aankomen bij de samādhi genaamd Māyópama. De Bodhisattvas die dan de staat van zonder-beelden-zijn binnengaan, waar ze de Waarheid van Enkel-Bewustzijn zullen ervaren, zullen de verblijfplaats van de Perfecties (pāramitā) bereiken, en terwijl ze zich verre houden van gedachten over ontstaan (scheppen of geboorte), handelen, en levensregels, zullen ze de samādhi genaamd Vajravimbopana bereiken die overeenstemt met het Lichaam-van-de-Tathāgata en met de transformaties (schijngestalten in de wereld-van-objecten) van zoheid. Nadat ze die ommekeer binnenin het bereik van Bewustzijn hebben waargemaakt, zullen ze stap voor stap het lichaam-van-de-Tathāgata waar maken. Dat Lichaam-van-de-Tathāgatas heeft de (10 Boeddha- en Bodhisattva) krachten, de supranormale faculteiten, zelf-controle, liefde, mededogen, en vlotte en vaardige middelen (upāya). Mahāmati, toegerust met al deze verhevenheden zullen ze alle boeddhalanden kunnen betreden en ook toegang hebben tot de heiligdommen van de geleerden. Al dit is voorbij het rijk van de Citta-mano-manovijñāna. Derhalve, Mahāmati, de Bodhisattva-Mahāsattvas die het Lichaam-van-de-Tathāgatas wensen te realiseren door in dat voetspoor te treden moeten oefenen in overeenstemming met de leer van Enkel-Bewustzijn; ze moeten afzien van het relatieve weten en van foutievelijk redeneren over onderwerpen zoals skandhas, dhātus, āyatanas, denken, oorzakelijkheid, handelen, levensregels, en ontstaan, bestaan, en vergaan.




Tekst 12

(De Bodhisattva,) ziend dat het drievoudig bestaan bestaat als gevolg van het gewoontepatroon genaamd foutief onderscheid-aanleggen en redeneren, dat al aan de gang is sinds de tijd zonder begin, en bovendien denkend dat de staat van Boeddhaschap zonder-beelden is, en ongeboren, zal een grondig inzicht verwerven in de nobele waarheid van zelf-realisatie; hij zal perfect meester worden over zijn eigen bewustzijn, zich moeiteloos gedragen, als een juweel zijn dat een veelheid aan kleuren weerspiegelt; hij zal het transformatie-lichaam kunnen aannemen, in staat zijn zelfs tot de meest subtiele mensengeest door te dringen, en, ferm gelovend in de waarheid van Enkel-Bewustzijn, zal hij, de Stadia een voor een doorlopend, gevestigd worden op het niveau van Boeddhaschap. Daarom, Mahāmati, laat de Bodhisattva-mahāsattva zich goed oefenen in zelf-realisatie.

Toen zei Mahāmati: Gezegende, onderwijs me over die uiterst subtiele leer aangaande de citta, de manas, de manovijñāna, de vijf dharmas, de svabhāvas en de lákshanas; die leer brengen de Boeddhas en Bodhisattvas in praktijk, ze is voorbij de geestestoestand die een wereld buiten het bewustzijn veronderstelt, en, door alle zogenaamde waarheden die met woorden en redeneren zijn vastgesteld te doorzien, vormt ze de essentie van de leer van alle Boeddhas. Alstublieft, onderwijs deze menigte met als voormannen de Bodhisattvas, hier in Malaya, in Lanka-stad. Onderwijs hen over de Dharmakāya die door de Tathāgatas wordt geprezen en die het rijk van het Opslagbewustzijn vormt, zo gelijkend op de oceaan en zijn golven.

Toen sprak de Gezegende opnieuw tot Bodhisattva-Mahāsattva Mahāmati en zei: Er zijn vier redenen voor het verrijzen van het oogbewustzijn. Wat zijn deze vier? Ze zijn: 1) hechten aan een externe wereld, niet wetend dat die wereld in en uit bewustzijn zelve is; 2) hechten aan vorm en gewoontepatronen, iets dat sinds het begin zonder begin vanwege foutief redeneren en verkeerde inzichten aan de gang is; 3) de zelf-aard die inherent is aan de vijñāna (het Opslagbewustzijn); en 4) de gretigheid waarmee men zich richt op velerlei vormen en (schijn-)gestalten. Mahāmati, dit zijn de vier redenen die de immer voortgaande zintuigbewustzijnen als golven over het Opslagbewustzijn doen gaan - als was het een vloedgolf. Hetzelfde kan gezegd worden van de andere zintuig-bewustzijnen. Dit bewustzijn verrijst (niet gradueel maar) plotseling in ieder zintuigelijk orgaan, waarvan ook de atomen en porieën van de huid onderdeel uitmaken. Het veld waarin het zintuig opereert kun je zien als ware het een spiegel die objecten reflecteert, of als de oceaan waar een wind overheen waait. Mahāmati, zo worden ook de golven van de "bewustzijns-oceaan" voortdurend aan de gang gehouden door de winden veroorzaakt door (waargenomen) objecten. Voorwaarden en condities, handelen, en verschijning zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden, en conditioneren elkaar. Zo zijn dan ook de functionerende zintuig-bewustzijnen en het originele bewustzijn (het Opslagbewustzijn) onverbrekelijk met elkaar verbonden, en, Mahāmati, omdat de zelf-aard (=, in feite, sunyatā) van vorm enzomeer niet doorzien wordt, komt het functioneren van het systeem van vijf zintuig-bewustzijnen in gang. Samen met dit systeem van vijf zintuig-bewustzijnen (plus het zesde,) is er wat genoemd wordt het zevende superviserende bewustzijn, en zo wordt de wereld-van-objecten onderscheiden en waargenomen, en worden individuele fenomenen van elkaar onderscheiden, en in dit (complex) vindt het fysieke lichaam zijn genese. Echter, het superviserende bewustzijn en de zintuig-bewustzijnen hebben geen weet van die onderlinge conditionering; daar is geen gedachte dat ze ontspruiten uit hun gehechtheid aan het relatieve weten (onderscheid-aanleggen) dat zich bezighoudt met projecties van Bewustzijn zelve. Als gevolg gaan de bewustzijnen voort elkaar onderling te conditioneren, op een heel diepgaande wijze, en zo fantaseren ze zich een wereld.




Tekst 13

Terwijl de zintuigbewustzijnen zo doorgaan met functioneren gaan de yogins de meditatie genaamd samāpatti binnen en zijn zich er nochtans niet van gewaar dat er nog steeds subtiele sporen van gewoontepatronen zijn. Ze denken namelijk dat ze die meditatieve staat binnengaan vanwege het feit dat ze een eind gemaakt hebben aan de (werking van de) zintuigbewustzijnen. Maar in feite zijn in deze staat de zintuigbewustzijnen niet tot een eind gebracht, en wanneer ze zich gewaar menen te zijn van een uitdoving van de zintuigbewustzijnen, hebben ze in feite slechts een eind gebracht aan de externe wereld waar ze niet meer aan hechten. En zo, Mahāmati, is het met het subtiele functioneren van het Opslagbewustzijn dat niet gemakkelijk te begrijpen is, behalve door de Tathāgata en die Bodhisattvas die zich (in de drie laatste van de 10) stadia bevinden. Voor hen die de disciplines van de Toehoorders, de Zelf-Verlichtten en geleerden beoefenen is het, zelfs wanneer ze hun kracht van samādhi en bovennatuurlijke vermogens aanwenden, niet gemakkelijk te onderscheiden.

Alleen deze volgende (wier handelen ik hierna beschrijf) zijn in staat een inzicht te krijgen in de flux van (het Opslag-)bewustzijn zelve, ook al bevindt het zich in de wereld van het relatieve weten (onderscheiden). Deze (yogins) begrijpen ten volle alle aspecten van de stadia van Bodhisattvaschap, en dit dankzij hun alles overstijgende weten. Zij verkrijgen een volledig begrip van alle separate proposities; zij zaaien het zaad van goedheid in Boeddhalanden zonder tal; ze houden zich verre van onderscheid aanleggen en foutievelijk redeneren, ontstaan als gevolg van de erkenning dat er een externe wereld is - terwijl deze toch in en uit bewustzijn zelve is. Zij zijn geneigd zich op een afgelegen plaats terug te trekken om zich aan meditatieve discipline te wijden, of dit nu op een laag, een middelmatig, of een verheven niveau geschiedt. Hen zullen de Boeddhas de handen opleggen, Boeddhas die in eindeloze sferen verblijven; zij zullen zelf-controle waarmaken, de (10 Boeddha en Bodhisattva-)krachten, de supranormale faculteiten, en de samādhis.

Mahāmati, zij zijn in staat de citta, manas en manovijñāna te kennen, bewustzijns-staten die de taak uitvoeren van het onderscheiden van een externe wereld, hoewel die toch in en uit bewustzijn zelve is. Deze (yogin) zijn in staat de oceaan van geboorte en dood over te steken, een oceaan die verrijst als gevolg van handelen (met geest en lichaam), verlangen, en onwetendheid. Mahāmati, daarom moeten de yogin zich toeleggen op die discipline die hen door goede vrienden (leraren - kalyanamitra) en Boeddhas zijn gegeven.

Toen reciteerde de Gezegende de volgende verzen:
99. Het is als de golven die zich boven het oceaan-oppervlak verheffen, opgejaagd door de wind dansen ze zonder onderbreking voort.

100. Op vergelijkbare manier wordt ook het Opslagbewustzijn voortdurend in beweging gehouden door de winden veroorzaakt door (het waarnemen van) objecten. Samen met de ("lagere" of "gewonen") zintuigen die als golven van veelvuldigheid zijn danst ze voort en voort.

101. Donkerblauw, rood, (het wit van) zout, hoornschelp, melk, honing, geuren van fruit en bloemen, en stralen van de zon,

102. zijn noch verschillend van elkaar, noch niet-verschillend; hun onderlinge relatie is te vergelijken met die tussen de oceaan en zijn golven; zo is de relatie tussen de zeven bewustzijnen en de citta (Opslagbewustzijn).

103. Net zoals al die verschillende golven in de oceaan worden opgezweept, ieder weer anders, zo manifesteren zich de bewustzijnen in het Opslagbewustzijn.

104. Voor zover het hun vorm betreft zijn de citta, manas en vijñāna van elkaar te onderscheiden; de acht zouden echter niet als separate substanties gezien moeten worden, want er is noch het gekwalificeerde (object), noch dat wat kwalificeert (subject).

105. Zoals er geen verschil is tussen de oceaan en zijn golven, zo ook is er geen sprake van evoluties van de bewustzijnen binnenin de citta.

106. Karma wordt in de citta opgeslagen; de manas (het actieve denken) beschouwt het (d.w.z. het handelen); het wordt herkend door het superviserende bewustzijn, en de zichtbare wereld wordt onderscheiden door de vijf zintuig-bewustzijnen.

107. (Hier spreekt Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati:) Verschillende kleuren zoals donkerblauw presenteren zich aan het bewustzijn. Grote Wijze, vertelt u mij, hoe moet ik dat zien, de overeenkomst tussen al die kleuren en de golven van de oceaan?

108. (De Boeddha antwoordt:) (In ultieme analyse) is er niet zoiets als varieteit in kleuren of verschil in golven; het is alleen maar ten behoeve van hen die geringe kennis hebben dat er gesproken wordt over de citta en evoluerende vormen.

109. Zoiets als evolueren binnenin de citta is er niet; (wat er wel of niet plaatsvindt) valt niet te begrijpen. (En overigens:) zou er begrijpen zijn, dan zou er iets zijn dat begrijpt (of vaststelt), als in het geval van (zichtbare) golven.

110. Lichaam, eigenschappen en verblijfplaats worden als vormen in de geest voorgesteld, en zo lijken ze te evolueren, net als die golven op de oceaan.

111. (Weer vraagt Mahāmati:) De oceaan lijkt te dansen, toont "golfachtigheid". Hoe moet ik dan begrijpen dat (ik), logisch redenerend, een evolueren in het Opslagbewustzijn niet zo moet zien, niet zoals de oceaan en zijn golven?

112. (De Boeddha antwoordt weer:) Dat het Opslagbewustzijn wordt vergeleken met de oceaan doe ik alleen maar ten behoeve van de onwetenden; de vergelijking is niet meer dan een illustratie.

113. (Mahāmati:) Vanaf het moment dat de dag aanbreekt schijnt de zon op alle mensen, zonder onderscheid te maken, of ze nu hoog of laag zijn, zo ook zoudt u, Licht der Wereld, onwetenden de waarheid moeten verkondigen.

114. (Mahāmati:) Hoe komt het dat u, die toch in de Dharma is geinstalleerd, de waarheid niet verkondigt? (Boeddha:) Ook al zou ik de waarheid verkondigen, dan nog is ze niet in de geest.

115. Op een (enkel) moment verrijzen golven boven de oceaan, of reflecties in een spiegel, of beelden in een droom, zo plotseling reflecteert de geest(es-activiteit) zich binnen het veld van de zintuigen.

116. Omdat de condities tekort schieten, daarom evolueren de bewustzijnen stapsgewijs. De functie van het superviserende bewustzijn is het herkennen, en het denken laat er zijn licht over schijnen,

117, terwijl de wereld (-van-objecten) zich presenteert aan de vijf bewustzijnen. (Maar,) wanneer we in de staat van samāhita verkeren, ondervinden we niets gradueels (niets dat stapsgewijs voortgaat).

118. Ik onderwijs als een meesterschilder die kleuren kiest om daar een schilderij mee te maken. Het (resulterende) beeld is niet in de kleuren, noch in het doek, noch in de afbeelding (maar in de geest).

119. Om het de wezens naar de zin te maken wordt een beeld in kleuren afgebeeld, (maar) wat (werkelijk) onderwezen wordt gaat daaraan voorbij, want de waarheid (tattva - "datheid") is voorbij de woorden.

120. Mijzelf in de Dharma vestigend predik ik de yogins de waarheid. Met waarheid bedoel ik de staat van zelf-realisatie; die staat is voorbij categoriseren en onderscheiden (:de relatieve wereld).

121. Ik onderwijs het de zonen van de Overwinnaar, ze is niet bedoeld voor onwetenden. Wat men meent waar te nemen als menigvuldigheid is een niet-bestaand beeld.

122. De leer zelve wordt daarom op verschillende manieren onderwezen, ze kan tot overtredingen (van orderegels of Dharmaprincipes) leiden; wanneer ze niet op ieder punt het absolute doel treft, is de leer geen leer.

123. Een dokter geeft medicijn in overeenstemming met de ziekte, zo ook onderwijzen de Boeddhas in overeenstemming met de mentaliteit van ieder (individueel) wezen.

124. Inderdaad, dit rijk van de geest kan niet betreden worden door de geleerden en de Toehoorders; wat de Leiders onderwijzen is het rijk van zelf-realisatie.




Tekst 14

Verder, Mahāmati, mochten de bodhisattvas ten volle willen begrijpen dat (en hoe) de wereld-van-objecten, die het onderscheid-aanleggen uiteen doet vallen in categorieën zoals "hij die grijpt" en "dat waarnaar gegrepen wordt" in en uit bewustzijn zelve is, laten ze zich dan verre houden van obstakels als lawaai, sociale interactie, en slaap; laten ze zich verre houden van de traktaten en andere geschriften der geleerden, en van zaken die het Toehoorders- en Zelf-Verlichtten-Voertuig toebehoren; laten de Bodhisattva-mahāsattvas zich volledig richten op (het analyseren van) de onderscheiden objecten die niets anders zijn dan in en uit bewustzijn zelve.

En dan, Mahāmati, zodra de Bodhisattva-mahāsattva zich vestigt in dat (mentale) rijk waar hij, met gebruikmaking van zijn alles-overstijgende kennis, gaat begrijpen wat Bewustzijn is, dan zou hij, daarna, zich moeten toeleggen op de cultivering van Nobele Wijsheid waarin drie aspecten zijn te onderscheiden. Mahāmati, wat zijn die drie aspecten? Dat zijn: 1/ zonder-beelden-zijn (animitta); 2/ de kracht die zij van alle Boeddhas ontvingen en die voortkomt uit de Boeddha's oorspronkelijke gelofte, en 3/ de zelf-realisatie die bereikt wordt door Nobele Wijsheid in te zetten. Dat eenmaal onder de knie moet de yogin, zijn alles-overstijgende kennis inzettend, die zelfde kennis over het Bewustzijn achterlaten, die kennis die nog steeds op niets meer lijkt dan op een lamme last-ezel. Het achtste (van de 10) bodhisattvastadium binnengaand zou hij zich verder moeten bekwamen in die drie aspecten van Nobele Wijsheid.

Mahāmati, dat aspect van zonder-beelden-zijn verrijst zodra er een diepgaande kennis is van de Wegen der Toehoorders, Zelf-Verlichtten en geleerden. En wat betreft die toegevoegde kracht, die komt voort uit de oorspronkelijke geloften der Boeddhas. Mahāmati, wat het zelf-realisatie-aspect van Nobele Wijsheid aangaat, dit verrijst zodra een bodhisattva, zich distantieerend van alle dingen in hun aspect van (unieke) fenomenaliteit, 1/ het Samādhi-lichaam waarmaakt waarij hij 2/ de wereld ziet als niet meer dan een visioen; vervolgens 3/ wendt hij zich tot het Boeddha-stadium. Mahāmati, zo is het drievoudige Nobele Leven. Daarmee toegerust zullen de nobelen de staat van zelf-realisatie bereiken die uit Nobele Wijsheid voortkomt. Daarom, Mahāmati, cultiveer Nobele Wijsheid in dat drievoudige aspect.

Op dat moment kende Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati de geestestoestand van de aanwezige overige bodhisattvas. Alle Boeddhas hadden hem voldoende kracht geschonken om nu deze Gezegende vragen te stellen met betrekking tot de leer die gekend wordt onder de naam "onderzoek naar de waarheid van Nobele Wijsheid."
(Hij vroeg,) Gezegende, vertelt u mij over het "onderzoek naar de waarheid van Nobele Wijsheid," die waarheid die de 108 II uitspraken omvat, de leer aan de hand waarvan de Tathāgatas, die Arhat zijn, Volmaakt Verlicht, de aard en voortgang analyseren van verkeerde voorstellingen. Vertelt u het alstublieft voor het welzijn van die Bodhisattva-mahāsattvas die, door dingen te beschouwen naar hun aspecten van algemeenheid en individualiteit, de verkeerde weg zijn ingeslagen. Als u dat doet zullen dat de Bodhisattva's instructies zijn inzake het grondige onderzoek naar verkeerde voorstellingen. Aldoende zal de passage naar (een grondig weten van) niet-zelf van dingen en personen worden gezuiverd; zo zullen de stadia van bodhisattvaschap bijgelicht worden, en, voorbij de vreugde van dhyāna, samādhi, en samāpatti gaand - het terrein van alle Toehoorders, Zelf-Verlichtten en geleerden - zullen ze het Dharmalichaam van de Tathāgata winnen, het eigenste Tathāgataschap, een Tathāgataschap dat alle intellectualiseren overstijgt en waarin er geen verrijzen van de vijf Dharmas is. Dat wil zeggen, ze zullen het Tathāgata-lichaam winnen dat identiek is aan de Dharma en nauw verweven met dat begrip dat ontstaat uit alles-overstijgende kennis. Dat Tathāgata-lichaam (, de Dharma, resp. dat Weten) dringt vanaf dan door in het rijk van Māyā, bereikt alle boeddhalanden, gaat naar het hemelse verblijf Tushita, en naar die sfeer die Akanishta heet.




Tekst 15

De Gezegende zei: Mahāmati, er zijn filsofen die verslaafd zijn aan de vernietigingsleer. Volgens hun filosofische systeem wordt het niet-bestaan van horens op een haas vastgesteld door het intellect dat onderscheidt, en dat vaststelt dat de zelf-aard van dingen vergaat wanneer hun bestaansoorzaken vergaan; ze zeggen dat er niet-bestaan is van alle dingen, vergelijkbaar met het niet-bestaan van hazehorens.

Verder, Mahāmati, zijn er anderen die, gehecht als ze zijn aan de notie dat een haas geen horens heeft, nu vaststellen dat in tegenstelling daarmee een stier wel horens heeft. Ze zeggen dat omdat ze onderscheid zien in dingen; ze onderscheiden naar (de vier grote) elementen, kwaliteiten, atomen, substanties, formaties en posities.

Mahāmati, er zijn er die de waarheid van Enkel-Bewustzijn niet vermogen te vatten; als gevolg zijn ze teruggevallen naar een dualistische manier van denken. Voor hen is de wereld er omdat er onderscheiden is - hoewel die wereld toch in en uit bewustzijn zelve is. Mahāmati, je kunt slechts spreken van lichaam (rūpa), eigenschappen en verblijfplaats (van de geest) wanneer je gaat onderscheiden, wanneer je een maatlat gaat hanteren om hun bestaan vast te stellen. Er is zowel bestaan als niet-bestaan van hazehorens; onderscheidt ze niet (denk niet op het niveau van de wereld-van-objecten). Mahāmati, zo is het met alle dingen; bestaan of niet-bestaan ervan valt niet vast te stellen; onderscheidt ze niet!

Mahāmati, zij die voorbij bestaan en niet-bestaan gingen hangen niet meer aan gedachten over het niet-bestaan van hazehorens; omdat er geen vergelijken meer is, zijn gedachten over horens op hazen hen vreemd. Ze denken ook niet over horens op een stier, omdat ze weten dat daarin naar laatste analyse geen zijns-substantie valt aan te wijzen, hoe ver een analyse van stierehorens ook moge gaan, tot zelfs op het kleinste atomaire deeltje - de staat waarin nobele wijsheid waarheid is geworden is voorbij bestaan en niet-bestaan.

Toen zei Bodhisattva-mahāsattva Mahāmati tot de Gezegende: Is het niet zo, Gezegende, dat, ziend hoe onderscheid-aanleggen plaats vindt, we geneigd zijn dit te koppelen aan het (gewenste) niet-ontstaan van onderscheiden, om vervolgens aan te nemen dat horens niet bestaan?

De Gezegende zei: Nee, Mahāmati, het niet-bestaan van horens is niet gekoppeld aan het niet-verrijzen van onderscheid-aanleggen. Waarom niet? Omdat er (nu eenmaal) onderscheiden is als gevolg van denken over horens.
Zo is het, Mahāmati; op basis van denken over horens vindt onderscheid-aanleggen plaats, en omdat onderscheid aanleggen gebaseerd is op denken over horens, en vanwege deze relatie van onderlinge afhankelijkheid, nog afgezien van (denken in relationele patronen als) verschillend versus niet-verschillend, spreekt men over het niet-bestaan van hazehorens; en voorts spreekt men niet zo omdat er (een vergelijkende) referentie zou kunnen zijn (naar stierehorens).

En dan nog dit, Mahāmati, ware onderscheid-aanleggen verschillend van hazehorens, dan zou er geen onderscheid-aanleggen (kunnen) zijn vanwege (het bestaan van) horens (het denken zou geen object kunnen herkennen). Maar anderzijds, ware er geen verschil (tussen de twee) dan is onderscheid aanleggen mogelijk (, dan zeg je: 'horens'). Hoe diepgaand de analyse van atomaire deeltjes ook zijn moge, bij afwezigheid van een "horenheid" is horens een woord dat niet in gedachten kan komen. Zo bezien en zo geredeneerd kan er geen notie van horens zijn.

Omdat geen van beide (:onderscheid aanleggen door vlietende zintuig-bewustzijnen, resp. horens) bestaat, wat zou ons dan kunnen brengen tot het spreken over niet-bestaan? Mahāmati, daarom heeft redeneren-door-verwijzen, met betrekking tot niet-bestaan van hazehorens, geen enkel nut. Het niet-bestaan van hazehorens kan alleen maar vastgesteld worden als we eerst het bestaan ervan erkennen; Mahāmati, dit (en niet het onderdrukken van het denkproces) is de reden dat je geen onderscheid moet aanleggen! Nu hebben we uit dit voorbeeld aangaande hazehorens gezien dat het dualisme dat geleerden er op na houden geen steek houdt.




Tekst 16

Mahāmati, er is nog een andere categorie geleerden die er verkeerde inzichten op na houdt. Zij zijn gehecht aan noties als vorm, oorzaak, en gestalte. Daar ze de aard van de lege ruimte niet goed door hebben, en zien dat die lege ruimte niet gekoppeld is aan de vormen (die zich daarin manifesteren), gaan ze onderscheid aanleggen tussen al die separate fenomenen. Maar, Mahāmati, ruimte is vorm, en omdat ruimte doordringt in vorm, is vorm ruimte. Mahāmati, om de relatie tussen het ondersteunen en dat wat ondersteund wordt vast te stellen, moet er onderscheid tussen de twee (waarneembaar) zijn, tussen ruimte en vorm. Mahāmati, zodra de (4 grote) elementen zich gaan formeren (tot zichtbare vormen) zijn ze van elkaar te onderscheiden; ze verblijven niet (voor eeuwig, ongezien,) in de ruimte, en binnenin hen is ruimte niet niet-bestaand.

Zo is het ook met hazehorens, hun bestaan wordt vastgesteld in referentie tot stierehorens. Maar, Mahāmati, wanneer stierehorens tot en voorbij hun kleinste atomen worden geanalyseerd, kan zelfs niet vastgesteld worden dat er dingen zijn als atomen. Het niet-bestaan van wat dan ook, hoe kun je daar in vaststellende zin over spreken, wat is het ijkpunt? Zo is het ook met andere dingen: redeneren vanuit een refereren-aan is onmogelijk.

En toen zei de Gezegende ook nog dit tot bodhisattva-mahāsattva Mahāmati: Mahāmati, werp opinies en onderscheiden met betrekking tot haze- en stierehorens van je af, en doe hetzelfde met betrekking tot ruimte en vorm. En verder, Mahāmati, jij en de andere bodhisattvas zouden de aard van onderscheid-aanleggen - dat in en uit de geest is - moeten overpeinzen; laat daarna ieder alle bodhisattva-landen binnengaan om uiteenzettingen te geven over de discipline met betrekking tot geestes-manifestaties (de Enkel-Bewustzijn traditie).




Tekst 17

Toen reciteerde Boeddha de volgende verzen:

125. Wereld is niet-wereld, veelvormigheid verrijst uit het Bewustzijn; het Opslagbewustzijn is de ontstaansgrond van vormen, eigenschappen, en verblijfplaatsen.

126. De leiders spreken over citta (Opslagbewustzijn), manas (het denken), (mano-)vijñāna (het superviserende bewustzijn), de drie vormen van zelf-aard, de vijf dharmas, de tweevoudige zelfloosheid, en zuivering (van geest.)

127. Lang en kort en dergelijke bestaan slechts in relatie tot elkaar; komt bestaan in gedachten, dan is er tegelijkertijd de gedachte aan niet-bestaan, en waar niet-bestaan wordt aangenomen, is er bestaan (en derhalve dualiteit).

128. Door-analyserend tot op de kleinste atomaire deeltjes kan er inderdaad geen vorm als zodanig worden vastgesteld; (het enige dat) vastgesteld kan worden is Enkel-Bewustzijn - iets waar lieden die er verkeerde opinies op na houden niet in geloven.

129. Dit behoort niet tot het rijk van de theoretici, noch tot dat van de Toehoorders; de Boeddhas (alleen) onthullen de Weg naar zelf-realisatie.

Toen stelde bodhisattva-mahāsattva Mahāmati de Gezegende opnieuw een vraag. Die vraag ging over het zuiver maken van dat wat uitstroomt (āsrava), ontstaand uit het herkennen van een wereld-van-objecten - die nochtans in en uit de geest zelve is. Hij zei: Gezegende, hoe zuiveren we de uitstroom die er is als gevolg van het her- en erkennen van een externe wereld die niettemin in en uit de geest zelve is? Gaat die zuivering geleidelijk, of is ze plotseling?

De Gezegende antwoordde: De uitstroom die ontstaat uit het herkennen van een wereld-van-objecten - die nochtans in en uit de geest zelve is wordt geleidelijk-aan gezuiverd, niet plotseling. Mahāmati, het is als de mango die geleidelijk-aan rijpt, en niet plotseling. Zo ook vindt de zuivering in wezens geleidelijk-aan plaats, niet plotseling. Mahāmati, het is als een pottenbakker die zijn potten bakt; dat proces vindt geleidelijk-aan plaats, niet plotseling. Zo ook zuivert de Tathāgata de wezens geleidelijk-aan, niet plotseling. Mahāmati, vergelijk het met grassen, struiken, kruiden en bomen; ze komen geleidelijk-aan uit de aarde, niet plotseling. Zo ook zuivert de Tathāgata de wezens geleidelijk-aan, niet plotseling. Mahāmati, het is als de leertijd die je doormaakt om toneel te kunnen spelen, of om te kunnen dansen, zingen, instrumenten bespelen, luit spelen, schrijven, en andere kunsten - dit leer je geleidelijk-aan, niet plotseling. Zo ook zuivert de Tathāgata de wezens geleidelijk-aan, niet plotseling.
Mahāmati, vergelijk het met een spiegel waarin plotseling en zonder onderscheid te maken vormen en beelden opduiken. Zo ook, Mahāmati, zuiveren de Tathāgatas alle wezens in een enkel ogenblik; die zuivering bevrijdt hen van onderscheid-aanleggen en leidt hen naar de staat van zonder-beelden-zijn (anímitta). Mahāmati, vergelijk het met de zon die in een oogwenk alle vormen in het licht zet. Zo ook, Mahāmati, onthullen de Tathāgatas, door ervoor te zorgen dat alle wezen gewoontepatronen afwerpen, gewoontepatronen die ontstonden uit verkeerde inzichten omtrent de wereld-van-objecten - die toch in en uit de geest zelve zijn -, het rijk van onvoorstelbare kennis, een rijk dat deel uitmaakt van Boeddhaschap. Het is als het Opslagbewustzijn dat in een oogwenk een wereld maakt waarin je vorm aantreft, en eigenschappen, en verblijfplaatsen - dingen die naar we weten in en uit de geest zelve zijn. Zo ook, Mahāmati, brengt de Nishyánda-Boeddha (de gemanifesteerde Boeddha) de mentaliteit van de wezens tot rijping, plaatst hen in het paleiselijke verblijf van de Akanistha-sfeer waar ze een verscheidenheid aan geestes-oefeningen toepassen. Mahāmati, vergelijk het met de Dharmatā-Boeddha (Boeddhaschap als zodanig) die in een oogwenk zijn licht laat schijnen met stralen die voort lijken te komen uit de Nishyánda-Boeddha. Zo ook, Mahāmati, licht de nobele waarheid van zelf-realisatie in een oogwenk op zodra verkeerde opinies als "bestaan" en "niet-bestaan" verwijderd zijn.




Tekst 18

Ik voeg er aan toe, Mahāmati, dat wat de Dharmatā-Nishyánda Boeddha (het Boeddhaschap als zodanig dat zich manifeerst in zintuiglijk waarneembare vorm) onderwijst is dat alle dingen gevat kunnen worden onder de hoofden 'individualiteit' en 'algemeenheid'. Dit is zo omdat die waarnemingen gebonden zijn door voorwaarden en condities, ontstaan vanwege gewoontepatronen die zich (doorheen de tijd) ophoopten omdat men niet beseft dat de externe wereld in en uit bewustzijn zelve is. De Boeddhas leren dat vanwege hechten aan deze schijngestalten er een veelvoud aan onwerkelijkheden is, vergelijkbaar met door magie voorgetoverde omgevingen en personen - als bestonden ze echt.

En verder, Mahāmati, verrijzen waanvoorstellingen omdat er denken in onderlinge relaties is. Ter illustratie: wanneer een tovenaar, met hulpmiddelen als gras, hout, struiken en lianen zijn ambt uitoefent, komen alle wezens en vormen tot leven; zo worden personen tevoorschijn getoverd, en die personen hebben individualiteit en een stoffelijk lichaam - zo is er dan een verscheidenheid van wezens, op alle denkbare wijzen van elkaar onderscheiden. Maar terwijl ze zich zo manifesteren is er in hen geen kern, geen substantie. Op dezelfde manier herkent dat fantaseren dat gebaseerd op dat denken in onderlinge relaties, een menigte aan verschijningen, die uit elkaar worden gehouden door een onderscheidende geest. En omdat die individuele verschijningsvormen (slechts) voorstellingen zijn, waaraan men hecht, zijn er gewoontepatronen, en, zo lang dit verbeelden doorgaat hebben we hier alles dat nodig is voor het vaststellen van de zelf-aard van het foutieve voorstellen. Mahāmati, dit is wat de Nishyánda Boeddha (de gemanifesteerde Boeddha) zegt.

Voorts bestaat de werking van de Dharmatā-Boeddha erin de verheven staat van zelf-realisatie vast te stellen, hetgeen de fenomenen (die) de zintuiglijke bewustzijnen (gestalte geven) overstijgt.

Voorts, Mahāmati, wat de Manifestatie-Transformatie Boeddha (Nirmita-Nirmāna-Buddha) vaststelt zijn zaken als gulheid, moraliteit, meditatie, kalmerende technieken, een varieteit aan alles-overstijgende kennis en begrijpen; het gaat over de vijf groepen van hechten (skandhas), de 18 elementen (dhātu), de sferen (āyatana), bevrijding, de bewustzijnen, en de manier waarop ze functioneren; het gaat over de vormen die de bewustzijnen aannemen, hoe ze zich van elkaar onderscheiden, en wat ze kunnen. Dit laat de Boeddha zien; het overstijgt zowel de filosofische opinies als de (wereld van) vormen.

Voorts, Mahāmati, de Dharmatā-Boeddha is niet-geconditioneerd, hij is vrij van conditioneren en conditioneringen; hij is volstrekt niet betrokken bij handelen, zintuigen, en meten; hij behoort de wereld van de onwetenden niet toe, noch die van Toehoorders, Zelf-Verlichtten, en geleerden die voortdurend hechten aan de notie van zelf. Mahāmati, daarom zou je jezelf moeten disciplineren in de uitmuntende en verheven weg die leidt tot zelf-realisatie. Je zou jezelf verre moeten houden van opinies die er op neer komen dat er een externe wereld zou zijn, afgescheiden van Bewustzijn zelve.




Tekst 19

En voorts nog, Mahāmati, kun je in de carrière van het Toehoorders-Voertuig twee aspecten onderkennen, zijnde de uitmuntende en verheven staat van zelf-realisatie, en de gehechtheid aan de notie van zelf-aard zoals dat verrijst uit onderscheid-aanleggen (of het relatieve weten).

Wat is die uitmuntende en verheven staat van zelf-realisatie zoals het Toehoorders-Voertuig dat verstaat? Dit is een staat van mentale concentratie die bereikt is zodra de volgende geestestoestanden zijn waar gemaakt: ledigheid (sunyatā), zelfloosheid (van het wezen), lijden, en veranderlijkheid, alsmede dat weten dat vrij is van passies en voor altijd sereen. Die staat is er wanneer men een eind gemaakt heeft aan opinies over de uiterlijke manifestatie van dingen, dingen zoals de skandhas, dhātus, āyatanas, individualiteit en algemeenheid, en ook zodra men de werkelijkheid ziet zoals die is (nl. ledig van zelf en bestaans-afhankelijk van voorwaarden en condities). Wanneer de Toehoorder deze staat van mentale concentratie binnengaat bereikt hij de vreugdevolle toestand van zelf-realisatie waarin er die bevrijding is die behoort tot de dhyānische praktijk, waarin er het pad en het doel is bereikt van een samādhi, en waarin er bevrijding is doorheen een samāpatti - maar waarin er nog geen afwerpen van gewoontepatronen is, en geen ontsnappen uit de onmerkbare transformatie die dood genoemd wordt. Dit, Mahāmati, is de verheven staat van zelf-realisatie in het Toehoorders-Voertuig. Is deze verheven en vreugdevolle zelf-realisatie in het Toehoorders-Voertuig eenmaal bereikt, dan mag de Bodhisattva-Mahāsattva die vreugde van ophouden (niródha) en van samāpatti niet helemaal voor zichzelf houden, maar zou mededogende gedachten voor anderen moeten hebben en zijn oorspronkelijke geloften steeds voor ogen moeten houden. Mahāmati, in wat voor verheven of vreugdevolle staat de bodhisattva zich ook moge bevinden, hij zou geen inspanning moeten leveren om in de Toehoorder's verheven en vreugdevolle staat van zelf-realisatie te blijven.

Mahāmati, wat wordt bedoeld met "gehechtheid aan de notie van zelf-aard zoals dat verrijst uit onderscheid aanleggen (of het relatieve weten)?" Die gehechtheid is er wanneer een mens ziet dat de elementen en de kwaliteiten zoals blauw, geel, warmte, vochtigheid, beweeglijkheid, en stijfheid geen schepper hebben, maar niettemin hecht aan noties zoals individualiteit en algemeenheid zoals dat is vastgelegd in de boeken der logici.

Mahāmati, de bodhisattva die weet waarvan hier sprake is, moet dit achterlaten. Zichzelf conformerend aan de zelfloosheid van (niet alleen het wezen, maar ook de) dingen, en verkeerde opinies met betrekking tot zelfloosheid van het wezen verre van zich houdend, zou de bodhisattva zich uitsluitend moeten richten op de voortgang doorheen de stadia (van bodhisattvaschap). Hier besprak ik de Toehoorder's gehechtheid aan de notie van zelf-aard zoals dat verrijst uit onderscheid-aanleggen (of het relatieve weten, m.b.t. het bestaande).

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme