LANKĀVATĀRA SOETRA


De Afdaling op Lanka

Noten bij hoofdstuk 4



   
Toelichting bij tekst 56

In tekstgedeelte 56 wordt gepreludeerd op de Bodhisattva-stadia (6), 7 en 8 uit het Avatamsaka-boek "De Tien Stadia". Stadium 7 wordt beschreven als "Ver Gaand", en stadium 8 heet "Onbewogen" of "Onwrikbaar". Waar de tekst "De tien Stadia" vooral beschrijft wat de Bodhisattva, nu hij eenmaal een van deze spirituele niveaus heeft bereikt, allemaal moet en wil doen voor de wereld, gaat Lanka's auteur, zoals een echte Yogacarin betaamt, in op wat de meditator hier ervaart en in zichzelf bereikt.

- (Skr.: Ksanti (Pāli: khanti). Binnen het boeddhisme betekent het geduldige verdraagzaamheid. De latijnse bron voor "doorstaan" (enduring, vaak vertaald als ksanti/khanti) is "tolerantie". Tolerantie betekent in die latijnse zin van het woord dat men zich neerlegt bij het onvermijdbare, of dat men het onvermijdbaar andere vanuit de hoogte gadeslaat en maar laat begaan. Dat is niet de inhoud die boeddhisme aan ksanti/khanti wil geven. In deze betekenis staat het woord voor met respect aanvaarden van het andere. Wanneer gebruikt in de training van de geest moeten we het zien als niet-veroordelend, en zelfs niet-oordelend waarnemen van wat zich voordoet.
Zowel het woordenboek klassiek Sanskriet (Monier-Williams) als het woordenboek Pāli (uitg. de Oxford PTS) hebben "tolerantie" bij het lemma over ksanti/khanti. Het is alleen bij Edgerton (Buddhist Hybrid Sanskrit) dat we een zeer aanvaardbare vertaling vinden, en wel in de Rāstrapālapariprcchā (RP 34,13-14). Het citaat gaat als volgt: nāham ... tesām ... ānulomikām api ksāntim vadāmi, kutah punar buddhajnānam = ik veronderstel in hen zelfs de intellectuele receptiviteit niet die conform (de voortgaande innerlijke ["religious"] ontwikkeling) is, laat staan de kennis van de Boeddhas. (Ook de vertaler Finot maakte een vergissinkje op het moment dat hij de praktisch-meditatieve cultivering van het boeddhisme beschreef met "religieus").
Met andere woorden, de persoon in kwestie stelt zich niet open, laat oordelen en vooroordelen niet terzijde, is niet receptief, bij het aanhoren van iets nieuws en anders.
In de training van het hinduïsme wordt ksanti gezien als een, tijdens de meditatief-yogische praktijk, mentale staat van abstraheren.

- nirōdha. Dit woord wordt wel weergegeven als "uitdoving" (als een vuur), of "het uitblazen", of "uitgeblazen zijn" (als een kaarsvlam). Het is een synoniem voor nirvāna, en in deze tekst worden beide synoniemen opgevoerd als begerenswaardige staten van geest, maar niet als aanduiding voor Boeddhaschap, daarvoor moeten eerst stadia 9 en 10 behaald zijn. Vlak voor de verzen zegt deze tekst 56 hierover: "Voor de Bodhisattva-mahāsattvas betekent nirvāna (ook nirōdha genoemd) niet de (volledige) uitdoving."
Als eerder in deze soetra zien we hoe een Groot Verlichtend Wezen ten behoeve van latere generaties vragen stelt over wat hij zelf al ervaren moet hebben.

- Derde alinea: "... dus in hun nirōdha is er nog steeds een spoor van grijpen-naar en dat-waarnaar-gegrepen wordt." "Dat-waarnaar-gegrepen wordt" is in dit geval het besef verlichting behaald te hebben.
. "... het ongedifferentieerde in alle dingen" is een ander woord voor sunyatā; "het ophouden van alle veelvormige manifestaties" is het stilleggen van prapànca (spreek: prapàntsja): gebabbel in de geest. Dit stilleggen is onmogelijk zolang de geest nog heen en weer zwenkt tussen gedachten over verlichting zelf en verlichting behalen.

- De alinea beginnend met: "Mahāmati, op het zevende niveau ..."
Met "de geledingen van verlichting" wordt waarschijnlijk verwezen naar wat genoemd wordt de bodjanga (spreek: boodj-àn-ga; g als in 'good').

- Vers 2. De Tien Stadia lezend is het niet geheel duidelijk of met "de twee stadia" het 9e en 10e bedoeld wordt, of het 8e en 9e, daar immers het tiende stadium beschreven wordt als dat van de Boeddhas.

- Vers 4. Het is waarschijnlijk dat alleen de Himalaya-traditie dit beeld van "zij die heldere kleuren uitstralen", resp. "the rainbow body" heeft geadopteerd.




Toelichting bij tekst 57

Tekst 57 behandelt opnieuw het tetralemma, waarbinnen de vraag of Boeddha permanent of impermanent is centraal staat. Met het ontkennen van beide vragen ontwijkt hij dan beide onheilzame uitersten: de leer die zegt dat alles eeuwig is, en de leer die absolute vernietiging predikt. Het tetralemma wordt ook wel uitgelegd als "de vier paren": geboorte noch dood, einde noch permanentie, identiteit noch verschil, gaan noch komen.

(Een van de klassieken van het hinduïsme, de Bhágavad Gīta, heeft de zinsnede: "Noch geschapen, noch vernietigd; alleen verandering van vorm".
Met deze zinsnede wordt verwezen naar wat in het hinduïsme het ultieme is. Hier wordt het Ultieme Krishna genoemd, maar elders vinden we aanduidingen als Ishvara, Atman, Brahman, allemaal namen voor een en het zelfde, zegt de volger van Krishna en de Gīta. Dit ultimum is een "iets", een soort entiteit, zelfs wanneer er wordt gezegd dat het "niets" of "niet" is. Dat is de filosofische lijn van het hinduïsme, een lijn waar de niet al te diep ingevoerde boeddhist in verdwaald kan raken.)

- Het eerste deel van de tweede alinea in het Lanka-hoofdstuk wordt hier opnieuw herhaald, echter met toevoegingen: "De Gezegende antwoordde: Mahāmati, de Tathāgata is permanent noch impermanent. Waarom is dat? Dat is zo omdat aan ieder (van deze twee uitersten) een fout kleeft. Mahāmati, ware de Tathāgata permanent, dan zou hij in een zekere relatie staan tot scheppende krachten, want, Mahāmati, de geleerden zeggen dat er iets ongeschapens en eeuwig is dat schept (of veroorzaakt). Echter, de Tathāgata is niet (op dezelfde wijze) permanent als het ongeschapene (van de geleerden). Ware hij impermanent, dan zou hij verbonden zijn met tot stand gebrachte dingen, want de skandhas (die getoond worden aan een vleesgeworden Boeddha en) die gekenmerkt worden als (enerzijds) het kwalificerende en (anderzijds) dat wat gekwalificeerd wordt zijn er (als geestesgestalten). (Maar) omdat de skandhas (, althans voor hen die wensen te denken vanuit het perspectief van de relatieve waarheid,) vergankelijk zijn, is die vergankelijkheid hun aard (, hetgeen niet het geval is met de Tathāgata, ook al toont hij zich, als Nishyandha Boeddha (spreek: Nisjànda) over de wereld gaand, als een vormhebbend wezen)."
. De laatste regel uit dezelfde alinea: "Omdat "permanentie van niet-ontstaan" een fout(ieve zienswijze) is, daarom kan de Tathāgata niet permanent genoemd worden."
Met andere woorden, omdat het "niet geschapene doch eeuwig aanwezige" - hier genoemd de "permanentie van niet-ontstaan" - zoals de geleerden dat postuleren niet bestaat, daarom is er, als je consequent hun redenering volgt, ook niet het tegenovergestelde; een "geschapene maar wel vergankelijke", want dualiteit heeft twee uiteinden nodig: het ene uiteinde van een touw behoeft noodzakelijkerwijs een ander.

- Vers 1. "permanentie en impermanentie in het vizier houdend ..." d.w.z. wetend dat er in andere kringen in termen van permanentie en impermanentie gesproken wordt.




Toelichting bij tekst 58

Tathāgatagarbha. Zie tekst 27. Daar wordt de Tathāgatagarbha gelijkgesteld aan sunyatā; hier, in tekst 58, is ze gelijk aan de Alayavijñana. Het verschil ligt in de interpretatie, niet in de betekenis. De hedendaagse meester Yin-shun vertelt ons over het verschil of de overeenkomst tussen de woorden Tathāgatagarbha en alaya(vijñana): "Alhoewel de inherente aard van de Tathāgatagarbha zuiver is, is ze vanaf de tijd zonder begin doordrenkt geraakt met gewoontepatronen (prapànca) die dan alaya-bewustzijn worden genoemd - vergelijk het met de uitgestrektheid van de hemel (of lucht) die, wanneer er wolken aan voorbij trekken zelf noch licht, noch donker wordt. De inhoud van het alaya-bewustzijn (spreek: aalaja) heeft een ware vorm (Tathāgatagarbha) en een karmische vorm (doordrenkt vanwege dat prapànca); de samensmelting van de twee is de alaya." Hij gaat verder en zegt: "In Asanga's en Vasubhandu's Enkel-Bewustzijn-leer is zo'n uiteenzetting moeilijk te geloven of te begrijpen, maar in dit (Tathāgatagarbha-)systeem bestaat het alaya-bewustzijn op basis van de tathāgatagarbha!" (spreek: tatháágata-gàrba)
Met betrekking tot de vraag die Mahāmati stelt: Wat gaat er doorheen het wiel van geboren-worden en sterven? verklaart de eerwaarde deze leer als volgt: "Omdat de Tathāgatagarbha eeuwig is, onbeweeglijk, en onafscheidelijk van geboorte en dood, wordt er van gezegd dat het transmigreert doorheen de diverse vormen van bestaan."

- Met de woorden "dienstig en ondienstig" inplaats van "goed en slecht" wordt de filosofie van de orthodoxie gevolgd die zegt dat iemand die nog onwetend is, dus nog geen verschil kan maken tussen goed en slecht, slechts in zijn/haar onnozelheid dienstig of ondienstig kan handelen omdat concepten als schuld en boete nog niet van toepassing kunnen zijn. "Goed" en "slecht" zijn de canon binnengeslopen via de pen van confucianistisch opgevoedde geleerde monniken.

- 4e alinea: Zie voor van moment-tot-moment tekst 44.

- De alinea beginnend met: "Wat betreft de andere zeven bewustzijnen,..."
De zin: "Waar op basis van gehechtheid naam en vorm gestalte krijgen, is ontstaan van verdere begeerte het resultaat, en zo zijn ze tegelijkertijd het geconditioneerde en het conditionerende." "Naam en vorm" is een ander woord voor "lichaam en geest". De zin verwijst naar de keten van afhankelijk, voorwaardelijk ontstaan: begeerte is het begin, en op basis daarvan ontstaat gehechtheid -- naar verder bestaan, en zodra dat bestaan er is zorgt begeerte er voor dat het wiel verder rolt.

. De zin: "het ophouden waarin gedachten en ondervindingen tot rust zijn gekomen, ... geen verrijzen meer (van de skandhas, dhatus en āyatanas -- spreek: dhátoes)."
Aangezien hier gesproken wordt over het successieve doorlopen van de meditatieve staten die dhyāna (spreek: djáána) heten, de hoogste waarvan toegang geeft tot de "sfeer van ervaring-noch-niet-ervaring", die voorbij het vormhebbende bestaan ligt, moeten we begrijpen dat met de laatste deelzin "... want er is geen verrijzen meer" die graad van verlichting wordt bedoeld die voorbij de mensensfeer gaat - maar overigens nog niet identiek is aan Boeddhaschap.
. "De tien ..." De 10 Boeddha-disciplines. Hierover vertellen de diverse lemmata niets, echter de 10 samādhis zijn die tot ieder der 10 bodhisattva-stadia behoren. Een stille geest die onder alle handelingen ligt als het fundament onder een hiis, is een staat van samādhi.
. "Zich de gelukservaring ontzeggend ..." Deze zin geeft aan dat de yogin op het bodhisattvapad niet wenst te blijven steken in een heel persoonlijke gelukbrengende ervaring die hem weghoudt bij "de wereld". Op dit punt aangekomen beseft hij/zij dat er een praktijk en doel is verhevener en waardevoller dan louter een persoonlijk nirvāna ervaren.

- De alinea beginnend met: "Mahāmati, zo heb ik het verteld in de ..."
Er wordt hier niet verteld welke de andere soetra is. Er zijn er een paar die zich voornamelijk bezig houden met deze vorm van praktizeren: De Tathāgata-garbha soetra, De Ratna-gotra-vibhaga (Verhandeling over het Onderscheiden van de Verheven Aard), de Mahāyana-sràdot-pāda soetra (het Ontwaken van Vertrouwen), en de in dit tekstgedeelte genoemde Srimála-devi soetra.

- In dit tekstgedeelte wordt gesproken over de Tathāgatagarbha "samen met de andere zeven" bewustzijnen. De verklaring daarvoor geeft Meester Yin-shun als volgt: "Gebaseerd op de Tathāgatagarbha bestaat het Opslagbewustzijn, en gebaseerd op het Opslagbewustzijn bestaat alles." Hier worden dus het Opslagbewustzijn, het superviserende, en de overige zintuiglijke bewustzijnen onder "het Schoot-bewustzijn" geschoven - als het ware -, ook al wordt er gezegd dat Schoot en Opslagbewustzijn identiek zijn.




Toelichting bij tekst 59

- Waar de asterix (*) staat wordt de lezer uitgenodigd de woordenlijst te raadplegen.

- Atomen (paramanu). De alinea beginnend met "Mahāmati zei: Hoe komt het dat ..."
De zin: "En zo stellen ze dat ze uit Isvara geboren zijn, of uit tijd, of uit atomen, of uit een hoogste geest ..." In een van de Hindu Upanishads (spreek: oepánisjads) onderwijst de wijze Uddálaka Aruni (spreek: Áoeni) zijn zoon Svetaketu (spreek: sveeta-keetoe). Hij vertelt zijn zoon dat Brahma het kleinste atoom in het universum is, niet met de zintuigen gewaar te worden, maar kenbaar door prajña, intuitieve wijsheid in te zetten. Hij voegt Svetaketu dan de nooit vergeten woorden toe: Svetaketu, dat ben jij (tat tvam asi, nadruk op -si), daarmee de identiteit tussen het kleine en hoogste zelf aangevend. Wanneer dan de Lanka ontkent dat iemand geboren is uit "Isvara" (Spreek: iisvara -- een ander woord voor de godheid), of uit "atomen", kortom, uit de hoogste geest, Brahma, dan ontkent ze de Upanishadische opvatting terzake.
Daar bovenop zien we dat het Návya Nyāya (zie de pagina over Vikrama-shīla), een 12de-13de-eeuws samenkomen van twee brahmaans-hinduïstische stromingen, voor het ontstaan van de wereld atomen postuleert. (R. Choudhary, zie onder de doorklik). Ook hier zouden we kunnen concluderen dat de "Lanka" nog een paar zeer late aanullingen heeft gekregen, bovenop de uit waarschijnlijk 6de-8ste eeuw stammende oertekst.

- Bij de eerste alinea. In deze alinea zien we, duidelijker dan op andere plaatsen, hoe er een onderscheid wordt gemaakt tussen "de Boeddhas" en "Tathāgata". In een werk als de eerdergenoemde Srimaladevi soetra is de Tathāgata (de Zo-gegane) de bezitter van de Dharma-kaya, dat letterlijk het Corpus van de Leer betekent, maar dat naar betekenis het canvas is waartegen zich de Dharma, nu te zien als het bestaansdrama, aftekent. Hoewel niet expliciet, wordt hier waarschijnlijk toch aangegeven dat Boeddhaschap, of boeddhaschap zonder hoofdletter, niet verbonden is met de Dharmakaya, totdat Boeddha Tathāgata is geworden. Het chinese Boeddhisme maakt dan ook vaker gebruik van de naam Tathāgata (Rulai, spreek: roelai) dan van Boeddha (Fo).

- De zin: "En verder is het zo ... dat namen realiteit hebben en verschijningsvormen niet." Dit is een waarschuwing aan diegenen die inmiddels het ferme inzicht hebben dat het zintuiglijk waarneembare in en uit bewustzijn zelve is; zo iemand zou vervolgens kunnen gaan denken dat in tegenstelling daarmee het boven-zintuiglijke wel als objectief bestaand gekenschetst zou kunnen worden.

- De alinea beginnend met: "Wanneer onjuiste opinies gebaseerd ..."
Het stadium van Vreugde is het eerste van de 10 die doorlopen moet worden; ze volgt op de praktijken der Arhats. De realisering van Zoheid, derhalve, kan er al vrij vroeg op het bodhisattvapad zijn.
. De zin: "Zijn alle stadia vervuld, dan ziet de yogin dat het voortgaan der dingen begint met het Maya-gelijk zijn en de rest." In de orthodoxe visie evolueert alles op basis van onwetendheid; in deze meditatieve praktijk echter, is het gewone afhankelijk, voorwaardelijk ontstaan inmiddels doorzien, en wordt de waarheid gezien die daar achter ligt.

- De alinea beginnend met: "Zijn alle stadia vervuld ..."
De zin: "Daar predikt hij alle wezens ..." Deze zin wordt in een paar manuscripten voorafgegaan met "Alle onuitputtelijke geloften (van Samànta-bhàdra bodhisattva) vervullend, ..." Er moet in het kopiëren van deze tekst een fout zijn opgetreden daar de Tathāgata die geloften al vervuld heeft, en ze niet opnieuw hoeft te perfectioneren.
. "Het lichaam dat vrij is van strevingen en gedachtenconstructen" is die mentale instelling die bereikt is door iemand die in spontaniteit altijd juist handelt. Dit is een ideaal dat zowel in Boeddhisme als in Taoisme leeft.

- De alinea beginnend met: "Verder, Mahāmati, wanneer je je houdt ..."
In deze alinea lezen we dat begrip en toepassing van het leerstuk omtrent de vijf dharmas onontbeerlijk zijn bij het behalen van de hoogste vorm van verlichting.
. De achtvoudige onderscheiding wordt niet verder verklaard, doch behelst wellicht de optelsom van de vijf dharmas plus de drie svabhāvas.




Toelichting bij tekst 60

- De udúmbara-bloem is een niet bestaande bloem.

- De alinea beginnend met: "Nog een illustratie, Mahāmati: daar ..." De discussie over twee van de grote elementen: aarde en vuur, past ongetwijfeld binnen het indiase denken uit de ontstaanstijd van de Lanka. Voor ons is het een illustratie temeer van het fundamenteel een zijn van alle dingen.

- De alinea beginnend met: "De Gezegende zei: Mahāmati, zodra ..."
Het zinsdeel: ", en dit, Mahāmati, is bevrijding, niet vernietiging" is bedoeld om diegenen die denken dat nirvāna of verlichting bereiken een totaal verdwijnen van het wezen inhoudt, te instrueren dat dit niet het geval is.

- Vers 7. Dit is een van de plaatsen waar we zien hoe er gesproken wordt over de Boeddhas in de meervoudsvorm, maar over Boeddhaschap als zodanig, hier Tathāgata genoemd - en elders Dharma-kaya, of zelfs Tathāgata-garbha - in de enkelvoudsvorm, hetgeen eens temeer aangeeft dat, ook al wordt Boeddha in de Lanka op een enkele plaats bij naam genoemd, de auteur het hier niettemin heeft over Boeddha in zijn Dharmatá-vorm.
Binnen de Hindu Saiva Puranas, de vertellingen rond god Siva, wordt deze opgevoerd als een god wiens lichaam de cosmos is, een omschrijving die binnen het Mahāyana-Boeddhisme hier en daar ook "cosmos" heet. Herlees hiervoor de aantekeningen bij tekst 43.




Toelichting bij tekst 61

- De alinea beginnend met: "Bedenk, Mahāmati, dat wat..."
De geleerden in deze alinea zijn zonder enige twijfel de monnik-geleerden uit het Kleine Voertuig waarin wordt gesproken over de zes bewustzijnsvormen (de 5 zintuigen plus het denken), maar niet over het zevende, laat staan achtste. Overigens behandelt dit tekstgedeelte de leer zoals ze verwoord wordt in de Abhidhàrma-geschriften.
. Van moment-tot-moment. Een andere vertaling zou "onmiddellijkheid" kunnen zijn, maar in onze taal staat onmiddellijkheid voor iets, een fenomeen, dat slechts een keer voorkomt. "Van moment-tot-moment" probeert een voortgaand proces van voortdurend komen en gaan uit te drukken.
. Mano-vijñana (spreek: mano vidjána -- de twee **). Het is in het geheel niet duidelijk of het manuscript in deze zin spreekt over het 6e of het 7e bewustzijn. Daar op de tweede plaats waar het manovijñana genoemd wordt niets anders begrepen kan worden dan het zevende, het superviserende bewustzijn, moeten we ervan uitgaan dat de vijf zintuigbewustzijnen waarover gesproken wordt, op nagenoeg alle plaatsen completering behoeven, en wel met "manas", het denken. Laat u echter door deze Abhidharma-terminologie niet afschrikken; wat deze alinea zegt is dat het lichaam-geest-complex onafscheidelijk is, en dat, wanneer er een bewustzijn vibreert zodra de spin, d.w.z. een waargenomen object, het raakt, de andere bewustzijnen mee-vibreren.

- Bij de asterix *: Dit is wat het Kleine Voertuig, zie boven, zegt.
. Het viervoudige gewoontepatroon. Dit viervoudig zijn wordt pas uitgewerkt in vers 4 van tekst 63.
. Het is van belang te herkennen dat in deze en andere alineas de persoon en het denken identiek zijn. Derhalve kan er worden gezegd dat, bijvoorbeeld, het onderscheid-aanleggen een of ander idee koestert. Of anders gezegd: de mens is zijn gedachten, gedachten zijn de mens.



Toelichting bij tekst 62

Dit tekstgedeelte gaat ondermeer over de paramitá, ofwel de Perfecties. "Im ganzen grossen" zijn de perfecties mentale kwaliteiten die men moet vervolmaken voordat Boeddhaschap bereikt kan worden. De belangrijkste paramitá zijn wel die van mededogen, en generositeit (vooral de laatste leidt tot een spontaan, vanzelfsprekend achter kunnen laten van materiële en immateriële dingen).
De Lanka zegt hier dat er 6 paramitá zijn. Daarmee is ze in overeenstemming met het Kleine Voertuig, maar in tegenspraak tot het Grote dat er tien kent. Het pad van de paramitá zoals dat hier beschreven wordt, wordt onderverdeeld in drieën: 1/ het pad van de onwetende, 2/ dat van de Toehoorders en Zelf-Verlichtten, en 3/ dat van de Bodhisattvas. De schreden op het pad zijn interessant: de eerste groep begint met het perfectioneren van generositeit en komt dan tot het juiste inzicht over de zelf-ziel; de tweede groep begint met generositeit en beoefent vervolgens de "nirvāna-gedachte"; de derde groep begint met generositeit en komt uiteindelijk tot aanvaarden van de Enkel-Bewustzijn-filosofie.

- Brahma-loka. Boeddhisme geeft Brahma een andere inhoud en functie dan hinduisme. In boeddhisme staat Brahma aan het hoofd van de hoogst haalbare (meditatieve) wereld. Hij is voorts, in tegenstelling tot Indra die de bovenwereldse sferen onder zijn hoede heeft, nauw verbonden met de aarde of de wereld. Het geboorteverhaal over Shakyamuni Boeddha zegt dat deze beide grote hemelingen diegenen waren die hem uit de moederschoot opvingen. In de Brahmajala soetta (spreek: brahma-djála) uit het Kleine Voertuig leren we dat Brahma weliswaar een bijna oneindig lang leven heeft, maar daarmee nog niet tot Boeddhahoogten is opgeklommen.

- Vers 4. Dit vers geeft zo ongeveer de mind-set van vele zen-praktikanten weer: waar ontstaan, bestaan, en vergaan in laatste analyse niet aantoonbaar zijn, kan ook niet gesproken worden over het tussenbestaan (àntara-bháva), d.w.z. die vorm van bestaan tussen dood en geboorte in waar in de Himalaya-tradities grote nadruk op wordt gelegd.

- Vers 5. Een poging om met toevoegingen tussen haakjes de betekenis iets duidelijker te maken: 5. Stel dat, temidden van een ononderbroken stroom van (geboren worden en) sterven, een ander bewustzijn(smoment) in gang wordt gezet, waarop zou dat dan gefundeerd zijn, (;hoe zou dat mogelijk zijn) waar er doorheen al die tijd (d.w.z. doorheen die stroom van leven na leven) lichamelijkheid (in laatste analyse) niet aangetoond kan worden?"






Toelichting bij tekst 63

- Pari-nirvāna: "Het Grote Verlichte Heengaan", dit in tegenstelling tot nirvāna hetgeen verlichting nog in dit leven betekent.

- Vajrapani (spreek: vàdjra-páni). Binnen de Japans-Chinese traditie is dit de bodhisattva die de scepter of donderkeil hanteert; een beschermer van de Boeddha-Dharma.

- Bij de derde alinea:
. "Nirvāna-zonder-substratum." De technische term is anupadisesa (spreek: aanoe-padisésa). In geleerde kringen wordt of werd gediscussieerd over de vraag of de verlichtte, resp. de Arhat, heengaat met achterlating van nog "niet uitgewerkt" karma (upadisesa - oepa-disésa) of met achterlating van niets daarvan (anupadisesa). Zie de toelichting bij tekst 43 over de "tweevoudige dood".
. Zie voor "Transformatie-lichaam" de toelichting bij tekst 3 over de Transformatie-Boeddha, en voor "Dharmat#257;-Boeddha" de toelichting bij tekst 18. Zie ook de aantekeningen bij vers 7 en tekst 60.
. Zie voor "het eender zijn" de toelichting bij tekst 43.
. Het verschil tussen "het obstakel dat kennis heet" en "het obstakel dat passies heet". Daar Mahāyana spreekt over de "tweevoudige zelfloosheid" - zie de introductie -, en daarentegen het Kleine Voertuig spreekt over het zelfloos zijn van het wezen, maar niet van de dingen, dienen we hier te begrijpen dat het opruimen van "het obstakel dat kennis heet" verder gaat dan het uitzuiveren van de passies.
. Het "obstakel dat dharma(s) heet". De bedoeling is niet helemaal duidelijk; "dharma(s)" kan of kunnen de fenomenen zijn, geestesgestalten, alsook het mentale rondwroeten over de Boeddha-Dharma en wat dat dan wel is - eigenlijk zijn beide precies hetzelfde.

- Onafhankelijk: De Boeddha ontdekte de waarheid van het leven zonder daarover onderwezen te zijn door anderen.

- De vierde alinea.
. De zin: "Dat wat transmigreert... leed en geluk." Nirvāna staat in deze zin voor de Hoogste Realiteit (param-àrta satya - spreek: sàtja) en leed en geluk voor de Relatieve (samuti satya - spreek: samoeti). Zie voor Tathāgatagarbha de aantekeningen van de eerw. Yin-shun, tekst 58.




Toelichting bij tekst 64

- Bij de eerste alinea: een vraag in verzen. Aangenomen wordt dat de versgedeelten uit soetras de oudste tekstlagen van zo'n werk zijn, en dat daar later prozagedeelten zijn bijgemaakt die de onderwerpen uit die verzen wat uitgebreider behandelen.

- De alinea beginnend met: "Mahāmati, laat de bodhisattva, wiens ..."
. srámana is een ander woord voor al diegenen die het "thuisloze leven" leiden, en alhoewel de naam bràhmana, veelal wordt geïnterpreteerd als een aanduiding voor iemand die tot het Hinduisme behoort, beschrijft de boeddhistische Dharmapāda in een aantal verzen wat de naam binnen die context betekent: een zuiver levende en ernstig praktizerende monnik. (bràhmana bij voetnoot 22)

- De alinea beginnend met: "Mahāmati, wanneer een zoon of dochter ..."
Dit hele tekstgedeelte over vlees eten is zonder enige twijfel een latere chinese toevoeging. We vinden er de chinese opvatting over gezondheid in, en bovendien verwijst het naar een der groten uit de chinees-boeddhistische geschiedenis, zie de volgende noot.
. "Pelgrimeren naar Mahāyana." In de geschiedschrijving over het tibetaans boeddhisme komen we een chinese monnik tegen met de naam Mahāyana, althans hier was er een die men het niet waard vond om bij zijn eigen dharma-naam aangesproken te worden; men beperkte zich wat neerbuigend tot een "Mahāyana", je weet toch, zo-een, wha-ha-ha. Mahāyana was een zeer gewaardeerd zen-meester die zich had voorgenomen zijn Yogacara-geïnspireerde (spreek: yoga-dzjaara) zienswijze aan zijn tibetaanse broeders uiteen te zetten. In een serie debatten met tibetaanse geleerden - die logica voor praktijk stelden - delfde Mahāyana het onderspit. Niettemin kan het deze wijze zijn geweest naar wie mensen uit zijn tijd op zoek gingen om onder hem te oefenen, en/of om door zijn aanwezigheid geïnspireerd te worden.

- De alinea beginnend met: "Dus, Mahāmati, het soort voedsel..."
. Tot de Sakya-familie behoren betekent Boeddhist zijn. De passage die daarna volgt bevat de synopses van een aantal Jatakas, Geboorteverhalen.

- De alinea beginnend met: "Mahāmati, zou niemand ooit ..."
. De zin: "... dat de Toehoorder dit ... klaargemaakt." De auteur weerstreeft en ontkent hiermee een deel van de Vinaya (Orderegels) behorend tot de orthodoxie.
. De "pij aan de knoop" is een beschrijving van de wijze waarop de japanse, koreaanse en chinese monniken de pij dragen.
. sásana betekent de tijd en plaats waarin de Boeddha-Dharma gepredikt wordt; het staat ook voor monnik/non-schap.

- De alinea beginnend met: "Hier en daar geven ..."
. Een toegestaan gebruik van vlees is bijvoorbeeld het eten ervan in geval van ziekte, op dokters-voorschrift. Ook zeer ver gevorderde yogin, zeker in de Himalaya-tradities, is het toegestaan vlees te eten.




Toelichting bij tekst 65

- Dharanī komt voor het eerst voor in tekst 47. De stam dhara betekent "onderhouden", preserveren"; het wordt gedefinieerd als de kracht die wijsheid of kennis in iemand kan vasthouden en ondersteunen. Soms worden aan dharanī drie aspecten onderscheiden: de kracht om alle gehoorde leringen te onthouden, nooit wijkende kracht van juist onderscheid, en de kracht om lof en blaam van buitenstaanders te boven te kunnen komen. Dharanī wordt ook geïnterpreteerd als volmaakte controle over ondienstige en kwalijke passies en invloeden. In wijdere betekenis is een dharanī een verhandeling met mystieke betekenis, of een verhandeling die een mystieke betekenis verklaart. Er wordt gezegd dat ieder woord en iedere daad van een bodhisattva een dharanī zou moeten zijn. De Yogacara-traditie (spreek: yooga-tsjaara), nog steeds gepraktiseerd, heeft de Dharanī-pitaka, de collectie Dharanī, van de vroeg-Mahāyana-trend de Dharmagupta voortgezet (spreek: dharma-goepta). Er zijn Dharanī-bodhisattvas die grote kracht bezitten om te beschermen en te redden.

- "Hij die .... reciteren." Zie vers 37 uit tekst 1 waar de Boeddhas de hele soetra reciteren. Degeen die derhalve de hele Lanka volledig heeft waargemaakt, d.w.z. kan reciteren, en dus de dharanī present heeft, is Boeddha.

Vertaling: bhiksuni Ratana.

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme