LANKĀVATĀRA SOETRA


De Afdaling op Lanka

Introductie

Zuiverheid van filosofie

   
Naar westers inzicht dient een filosofie "zuiver" te zijn: platonisme dient platoons te zijn zonder accreties van andere filosofieën; Protestantisme dient protestants te zijn zonder katholieke insluipingen. Dat is de norm. Voldoet een filosofie daar niet aan, dan wordt ze verbasterd genoemd. Die maatstaf werd, en wordt op een aantal plaatsen nog steeds gehanteerd door geleerden die boeddhisme bestuderen. Papers van westerse academici tonen niet zelden die hang naar zuiverheid: men wenst een zuivere Yogacāra-tekst te ontmoeten, of een zuivere Madhyāmaka-tekst.
Die hang naar dit soort zuiverheid hebben boeddhistische meesters nooit gehad. Wanneer iemand, althans binnen de mahāyāna, levend in een relatieve afzondering, geconfronteerd werd met een voorheen onbekende Dharma-interpretatie, uit ditzelfde Grote Voertuig, dan werd zo'n interpretatie met enthousiasme omarmd en zo mogelijk geïntegreerd in het eigen denken. Derhalve, wanneer Lanka's auteurs omstandig, en succesvol, de enkel-bewustzijn-stroming verdedigen, dan brengen ze eer aan Āsanga's en Vasubhandhu's werken, en steunen voorts niet weinig op de eerder genoemde Bloemenkrans-soetra, met name op het daarin opgenomen werk "De Tien Stadia" (Dasabhumika shastra). En waar ze een zekere formele logica hanteerden gingen ze bovendien te rade bij de werken van de grote Nāgārjuna. Met dit instrumentarium in handen werd een poging ondernomen om in die tijd levende, niet-boeddhistische filosofieen te weerleggen.

De auteur van hoofdstukken Een en Twee nam als eerste de toen in zwang zijnde Nyāya-filosofie onder handen. Nyāya (logica) was een systeem dat bevrijding trachtte te bewerkstelligen door het direct ervaarbare als enige bron van analyse te nemen. Het is tegen de achtergrond van de Nyāya-filosofie dat de Lanka voortdurend herhaalt dat datgene dat we menen waar te nemen niet alles is, dat we er de juiste wijsheid op moeten toepassen, dat het illusoir is, kortom, dat wat de vijf zintuigen als waar zien onbetrouwbare gegevens zijn. Vers 37 uit het derde hoofdstuk zet dat kernachtig neer: "Omdat alle dingen onwerkelijk zijn is er noch bezoedeling, noch zuiverheid. Dingen zijn niet wat ze lijken, noch zijn ze anders." Niettemin, zegt de geïnspireerde, is het direct ervaarbare onontbeerlijk om een juiste balans te vinden tussen aan de ene kant het materialisme of realisme zoals dat van de Nyāya, en aan de andere kant een geesteshouding die letterlijk oplost in het grote niets.

Overige filosofische stromingen die in deze Soetra uitgebreid aan bod komen, vinden we doorheen, maar specifiek genoemd tegen het eind van hoofdstuk Twee (vers 174): die van de Sánkhya en de Vaishésika.
De Sánkhya-filosofie zegt bijvoorbeeld dat ontstaan er is als gevolg van onwetendheid (kārika 66 uit de Sánkhyakārika). Dit zegt de Boeddha-Dharma ook; echter, pas wanneer we verder analyseren naar begrippen als "ontstaan" en "onwetendheid" ontdekken we fundamentele verschillen. Met het begrip Prakriti dat we tegenkomen voorbij de helft van hoofdstuk Twee duidt de auteur ongetwijfeld eveneens op een van de concepten van de Sánkhya. In die leer betekent Prakriti datgene dat overblijft wanneer lichaam en ego zijn verdwenen. Ook hier valt een parallel waar te nemen met boeddhisme, en ook hier moeten we dieper duiken in de betekenis van de woorden om er achter te komen wat er in deze en gene Leer mee bedoeld wordt. We vinden voorts in datzelfde Sánkhya-systeem concepten als Nirmanakāya: in Sánkhya de illusoire gestalte van de Wijze, in mahāyāna-boeddhisme een van de drie Boeddhagestalten. En wanneer Lanka's auteur spreekt over "de principes", heeft hij het over de Sánkhya-filosofie waarin het bestaande werd beschreven aan de hand van zo'n 25 principes, tattvas.

Omvangrijke kritiek had Lanka's auteur op de filosofie van de Vaishésika. Wanneer de Lanka spreekt over categorieën als substantie, kwaliteit (guna), en individualiteit (of particulariteit) versus algemeenheid, dan spreekt hij over de vaishésika-filosofie; wanneer hij keer op keer ingaat op concepten als "zijn" en "bestaan", heeft hij het over het vaishésika-systeem, en hetzelfde geldt wanneer hij spreekt over tegengestelden als "eeuwigheid" en "niet-eeuwigheid", "gelijktijdigheid" en "niet-gelijktijdigheid".

(De oudste debatten over bestaan of niet-bestaan vinden we echter tussen de sarvāstivāda en de theravāda-stromingen van het vroege boeddhisme of het Kleine Voertuig. In hun behandeling van "de vier samengesteldheden" (van 1/ duhkha - het onbevredigende, 2/ ontstaan, 3/ het ophouden, en 4/ De Weg) meent de sarvāstivāda dat alleen die van het ophouden (nirodha) niet-samengesteld, dus ultiem is, dus Is, terwijl de theravāda meent dat deze vier, zodra ze volledig zijn gerealiseerd, en daarmee Waarheden zijn geworden, niet-samengesteld (asànkhata), dus vergankelijk zijn.)

Het is heel wel mogelijk dat de in zen gebruikte "zeven paren van tegengestelden" ontstonden uit de discussie, om het mild te zeggen, tussen boeddhisme en Vaishésika. En wanneer Lanka's auteur de syllogismen der geleerden afwijst, wijst hij de Vaishésika af.
Al met al is overigens niet geprobeerd de genoemde niet-boeddhistische filosofieën in het volle licht te zetten; dat vergt een aparte studie.

Vertaling: bhiksuni Ratana.

Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor boeddhisme