|
De eerste jaren van de post-koloniale tijd waarbij doorheen zuidoost-Azië verboden en bijna-verboden op het beleven van het boeddhisme verdwenen heeft een sterke opleving gezien van wat in academische termen filologie is gaan heten: bestuderen van betekenissen binnen de context van teksten waarin woorden werden aangetroffen. Zo verscheen in 1969 een vertaling naar het Engels van de een deel van de Pāli Abhidhamma Piṭaka, het eerste deel van de Paṭṭāna, de "geconditioneerde relaties", of "hoe relaties, verbindingen, aaneenrijgingen, geconditioneerd zijn". De vertaling was het resultaat van het Zesde Concilie (of Grote Bijeenkomst) die in Birma werd gehouden en waarbij een inventaris werd gemaakt van die manuscripten die nog bewaard waren gebleven, en van die vertalingen die gehandhaafd danwel gewijzigd moesten worden. De vertaler, de eerw. theravāda-monnik U Nārada Mūla Paṭṭāna Sayadaw geeft in dit door de PTS verzorgde volume op pp. cviii en civ een aantal voorbeelden van de vele betekenissen van het woord kusala (koesala). Al naar gelang de context betekent het 'weldoend', 'foutloos' (in contrast met 'onjuist'), 'goede gezondheid', 'productief waar het gelukkige resultaten aanbelangt', 'naar het juiste doel leidend', 'slim', 'vaardig' (Eng.:skilful), 'kundig', 'goed', 'juist', 'verdienstelijk'.
In de genoemde Paṭṭāna waar het dus gaat over onderlinge relaties, of conditionerende relaties, is gekozen voor 'foutloos', maar de vertaler merkt er bij op dat dit inderdaad een context-gerelateerde keuze is.
Voordat de Ovāda patimokkha, het oudste en meest authentieke deel van de monniks- en nonnen-code, voor het eerst werd gereciteerd, ten tijde van het Eerste Concilie, liet de reciterende monnik dit voorafgaan door een drietal zelf gecomponeerde verzen waarvan het tweede de regel "hij groeit in vaardigheid" heeft. In het Pāli is dat kusalass'ūpasampadā (ūpasampadā = een taak, een plicht op je nemen).
Het duidelijkste voorbeeld van upāya in de Pāli-canon wordt nog gevonden in de Vitakka Santāna sutta (MN 20). Daar spreekt Boeddha zijn monniken toe, en alléén zijn monniken. "Vaardig", respectievelijk "niet vaardig" wordt hier gegeven als kűsala, resp. akűsala. De Leerrede staat in het kader van het verwijderen van afleidende gedachten. Om die afleidende gedachten de pas af te snijden begint Boeddha met uit te leggen dat er sprake is van "niet-vaardige gedachten verbonden met begeerte, haat en onwetendheid". Wanneer zo'n gedachte zich aandient moet de monnik, zo zegt het manuscript, aan iets anders gaan denken. Dan zal de niet-vaardige gedachte verdwijnen. En wanneer die niet-vaardige gedachte verdwenen is, dan staat zijn denken daar "stevig, goed gevestigd, vereend, geconcentreerd, en er middenin (d.w.z. midden in de dan aan de gang zijnde meditatie).
|
Vertaling: bhiksuni Ratana.
Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme
|
|