De nonnen-Orde van Sri Lanka.
Nadat deze in de eerdergenoemde Tsjola-periode (schrijf: Chola) was uitgestorven heeft het eeuwen geduurd voordat er een herstel kwam. Dat herstel werd behinderd door de opvatting dat alleen Boeddha een Orde op kan richten. En aangezien Boeddha overleden was, was herstel van de nonnen-Orde niet aan de orde. Dat was de opvatting tot midden twintigste eeuw. Met een beter historisch inzicht in de ondergang en wederopstanding van de monniks-Orde in Zuid-Oost Azië werd deze opvatting onhoudbaar, vooral ook omdat Wilhelm Geiger in al zijn onschuld in 1970/71 de tijdens de (europese) Middeleeuwen geschreven Çūlavamsa (Kleine Kroniek) vertaalde en in de sectie over koning Mogga-llána I, die regeerde tussen 497 en 515, gewag maakt van een boeddhistische stroming met de naam Sāgali. Naast de Dhamma-ruci-stroming is dit een niet meer bestaande school of praktijklijn geweest die buiten het eiland niet bekend was. De Sāgali hadden een gemeenschap van bhikkhunī.
Verder zien we nog dat de vrouw (mahesi) van koning Aggabodhi-II, die regeerde tussen 598 en 608, schenkingen deed aan de orde van bhikkhunī. Er wordt niet gemeld of dit nog steeds de Sāgali-orde betrof.
Lopen we verder de geschiedenis langs dan zien we dat er tot minstens in de 10ste eeuw sprake was van een bhikkhunī Orde op Sri Lanka, en wel als laatste tijdens de regeerperiode van Kassapa VI (r.929-939). Verder komen we de aanduiding "bhikkhunī" tegen tijdens de regeerperiodes van
— Aggabodhi IV (r.667-683), waar ook uitdrukkelijk de aanduiding "theravāda" werd gebruikt, naar we moeten aannemen in contrast met de Sāgali- en Dhamma-ruci-stromingen.
— Aggabodhi V (r. 719-725) die de bhikkhunī-orde een "Sanghamitta-vihāra schonk, en ook een standbeeld van een "bodhisatta". De Sanghamitta-vihāra was zo genoemd naar de zuster van de prins-monnik Mahinda die formeel het boeddhisme op Sri Lanka introduceerde. Zoals u elders kunt lezen bracht Sangahmitta een stek van de bodhiboom mee.
— Mahinda II (r.778-797) met een vrouwenorde in zijn portefeuille.
— Aggabodhi VII (r.781-787) die de "(bhikkhu-)Orde hervormde", d.w.z. die van de mannen, we weten niet welke van de drie stromingen.
— Aggabodhi IX (r.843-846) die overigens het op "pindapāta" gaan, het door monniken blootsvoets op voedselronde gaan, afschaft.
— Sena I, ook Sīlamegha genaamd (r.846-866).
— Sena II (r.853-887).
— Udaya I (r.901-912) wiens vrouw de bhikkhunī een vihāra schenkt met de naam Sīlamegha(1)
— Kassapa IV (r.912-929) bij wie uitdrukkelijk vermeld wordt dat hij de "drie Ordes" herstructureert, en die ook de Pansu225;lika Orde erkent.
— Kassapa V (r.929-939) wiens vrouw Vajirā doneert aan de bhikkhunī van "de Thera School".
— Mahinda IV (r.975-991), waar sprake is van theravāda bhikkhunī.
Na Mahinda V, dus begin 11de eeuw, begint wat "de plundering van Lanka" wordt genoemd waarbij de namen "keralas" (uit de deelstaat Kérala), sīhalas (oorspronkelijk uit Sinha-pura in India, op dat moment een dominante groep op het eiland), en kannātas (uit de deelstaat Karnátaka) vallen, huursoldaten die bij niet uitkeren van soldij in opstand komen. Kort daarop grijpt het imperium van de Cholas in. De Chola zijn overtuigd hindu en niet geneigd veel van het boeddhisme heel te laten.
Onder de koning van de nieuwe hoofdstad Polonna-ruwa, Viedjaaja baahu (Vijayabahu I, r. 1055 - 1110)(2) worden de Cholas verslagen. In de tussentijd zijn de sinhalese koningshuizen zo goed mogelijk doorgegaan met hun rijk te besturen. Vijayabahu I constateert dat de monniks Orde (het theravāda van de Mahāvihāra in het Anuradhapura-rijk geslonken is tot minder dan 10. Tien is het minimum aantal dat nodig is voor hogere wijding. Daarop laat hij voldoende seniores komen uit het huidige Myanmar, uit Ramañ'ñadesa ("het land van de Ramans"), en wel monniken uit de Mon-etniciteit die het monniksaantal op het eiland weer op sterkte brengen, althans onder de theravādin. We zien in genoemde Çūlavamsa dat er op dat moment nog steeds sprake is van "de drie Ordes", de Sāgali, de Dhamma-ruci (dhamma-toetsji) en de Theravādin. Onder Vijayabahu-I's bewind is er zelfs sprake van nog een tweetal stromingen, de Lābha-vasin, en de Vanta-jīvaka. Van bhikkhunī is dan inmiddels geen sprake meer. Zie boven en onder.
(1) Samenvoeging van "deugdzaamheid" (sīla) en "wolk" (megha).
(2) Samenvoeging van "overwinning(en)" (vijaya) en "groot", "veel" (bahu).
Om er een periode uit te lichten: tijdens de Anuradhapura-periode, het tijdperk waarin Anuradhapura Ceylon's hoofdstad was, namen de koningen én hun koninginnen, wanneer ze op pelgrimstocht gingen naar de plaats waar Boeddha verlichting had bereikt (Bodhgaya in de huidige indiase deelstaat Bihar), ze beiden het tijdelijke noviciaat op. En dat betekent dan weer dat er tot in de de bhikkhuni-verblijven te Bodhgaya moeten zijn geweest, anders had de koningin geen onderdak gevonden. Het zou dan interessant zijn om de votiefstoepatjes (foto) die op het Mahābodhi-terrein werden achtergelaten opnieuw te bestuderen om te zien of hier de namen van Anuradhapura-royals op vermeld staan.
Het herstel van de nonnen-Orde van Sri Lanka werd aan het begin van de 80-er jaren van de vorige eeuw weer gang gezet door een taiwanese organisatie, en met in overgrote meerderheid (voor zover het woord meerderheid op zijn plaats was) westerse kandidaten als eersten. Die tussenoplossing is uiteindelijk als niet bevredigend ervaren. Die westerse kandidaten wilden rechtstreeks opgenomen worden in de eigen theravāda-traditie, en niet via-via een achterdeur binnenkomen. Het is achteraf (2013) een nare geschiedenis gebleken waarbij een westerse achterban de westerse emancipatiestrijd heeft willen exporteren naar gebieden die dit geluk niet mochten smaken. Tot in de eerste decade van de 21ste eeuw kunnen westerse toeschouwers in de driftmodus schieten bij de constatering dat "onze vrouwen niet goed genoeg" gevonden worden, althans, dat is dan de subjectieve analyse.
De mahāyāna taiwanese organisatie gaf als eerste een zekere Ayya Khema, Duitse van geboorte, plus een paar medestandsters die op Khema's kosten de reis ondernamen, de gelegenheid via hen in te treden. Later zou deze Khema de mahāyāna-wijding zorgvuldig vergeten.
Dat eerste experiment werd gevolgd door nog een paar jaarlijkse rondes waarbij de eisen vanuit de kandidaten steeds driester werden: de trainingsmaand in eigen kring doorbrengen, de feitelijke wijding laten plaatsvinden volgens de theravāda-riten, theravāda-oudsten in het wijdingspresidium. Totdat theravāda-monniken in arren moede besloten de vrouwen zelf te wijden.
Of daar werkelijk sprake is van vooruitstrevendheid, en niet van een terugtrekken op de eigen exclusivistische stellingen, is een vraag die gesteld mag worden.
Sinds de eerste wijdingsronde op Taiwan is het contingent westerse bhikkhuni naar aantallen enigszins op peil gebleven, maar intern in voortdurende verandering. Het is, gerekend vanuit het standpunt van 2013, geen successtory geworden.
Om dat te verklaren zou een boek geschreven moeten worden over verschillende samenlevingsvormen, over discretionaire inkomens en schenkingen, over architectuur en stedebouw, over de plaats van levensbeschouwing in de samenleving, over de waardigheid van religieuze professionals, over de kijk op ouderdom — wijs hier, seniel daar — en, niet onbelangrijk, over vestimentair conformisme en wat normaal is, haardracht gesproken.
Op 26 juni 2010 werd verslag gedaan van de hogere wijding, d.w.z. bhikkhuni worden, van een viertal srilankaanse vrouwen, voormalige Dasa-sil-matas. Dasasilmatas zijn nonnen met de tien novicen-levensregels. Dit was overigens niet de eerste batch die Sri Lanka zelf wijdde.
Begin 2013 werden op dat eiland ca 800 bhikkhuni geteld.
Sri Lanka kende in juni 2010 ca 3000 dasasilmatas, die voor het overgrote deel hun noviciaat niet wensen in te ruilen voor een hogere wijding. Enkele naar de srilankaanse theravāda-regels gewijde bhikkhuni bevinden zich buiten het grondgebied. Tijdens de in Delhi, in september 2013, gehouden International Buddhist Conference werd gepleit voor oprichten, of heroprichten van de bhikkhuni Orde in alle grote boeddhistische tradities, dus ook in de Himalaya-tradities waar bhikkhunischap in het verleden nooit is binnengetreden, en er dus niet aangeknoopt kan worden aan verloren gegane wijdingsgebruiken.
Er is een cluster van paginas over de orthox en niet-orthodox gewijde monialengemeenschappen: de gezagsstructuur, de eerste seniormonniken, de structuur van de gemeenschappen (sangha), de wijdingsprocedures, en de monniksregels (voetnoot.1) Tao-an en de Monniksregels (vinaya)
|
|