Met inachtneming van wat
Dr. G.C. Mendis meldt over de Arhat Máhinda en de komst van het boeddhisme naar Sri Lanka, hebben William Hamblin en Daniel Peterson rond 30 mei 2015 een mooi artikel geschreven over de inspanningen om de Pāli-canon te behouden.
In het kort komt het er op neer dat tijdens het bewind van koning Deva-námpiya Tissa, midden derde eeuw, Indiase (met name Zuid-Indiase) boeddhistische missionarissen naar Sri Lanka, monniken en "bekeerlingen" — zo formuleren beiden het — begonnen met het gedurende enkele eeuwen memoriseren en verspreiden van Boeddha's Leer.
Als een terzijde: dat komt ons vandaag voor als grootspraak. We moeten daarbij echter bedenken dat tot op de dag van vandaag de jonge monnik wordt aangeraden geen andere filosofisch of religieus systeem te bestuderen dan het boeddhisme. Niet dat andere systemen slecht zouden zijn, of niet zouden mogen, maar aan voorbeelden uit ons eigen leven kunnen we vaststellen dat we van tijd tot tijd de neiging hebben om een ooit oppervlakkig gelezen boek te verwarren met een ander oppervlakkig gelezen boek; we zijn in staat om de ene hoofdpersoon in het andere werk te plaatsen, of de plots (plotten) te verwisselen. Dus pas wanneer de materie van de Boeddha's dharma er grondig in zit, is het gevaar van het een met het ander verwarren geweken. De in afzondering van de in Alu-vihare levende monniken moeten aan de verwachting van grondige kennis voldaan hebben.
In de eerste eeuw vC werd de canon (de Tri
pitaka, de "drie manden") voor het eerst geformaliseerd, gebaseerd op de uitkomst van besprekingen tijdens het Vierde boeddhistische Concilie (seminar) van Sri Lanka.
Omdat gevreesd werd dat de oorspronkelijke palmblad-manuscripten het niet lang meer zouden houden werd in die eerste eeuw een begin gemaakt met het overschrijven op nieuwe palmbladen. Die palmbladen heten in het sinhalees "ola-bladen". Dat gebeurde in de Alu-vi
hare in de grotten nabij Mátale. Daar gingen als heremiet levende monniken aan de slag. Het is nog steeds de Aluvihare-canon die gehanteerd wordt voor nieuwe uitgaven en vertalingen naar andere talen.
Dat neemt niet weg dat een koning over het rijk van Anu-radha-pura,
Dhatu-sena, die regeerde tussen 455 en 473, een herschrijven van deze canon beval. Het kan zijn dat het uitsluitend ging om een overschrijven op verse ola-bladen, het kan ook zijn dat er kleinere of grotere wijzigingen werden aangebracht in de lijn van de filosofie die gehanteerd werd in de
Mahā-vihāra, nog steeds een filosofie-bepalende monnikengemeenschap.
Een ander verslag over de ola-collectie vinden we op
Sri Lanka Heritages.