Tejaprabha Buddha
Of de abt van de zuidkoreaanse Jogye Orde in het artikel dat persbureau Yonhap op 23 juli 2020 online bracht spreekt met op de achtergrond het schilderij waarover het hier gaat is niet duidelijk, maar wel waarschijnlijk.
Dat artikel heeft het nieuws dat een schildering, tijdens de Korea-oorlog door een of andere Brit even meegenomen om thuis boven de schouw te hangen, inmiddels weer terug is in Korea. Het schilderij waarop Boeddha als licht-uitstralend fenomeen wordt afgebeeld werd in 1898, tijdens de voor boeddhisten infameuze Jeoson-dynastie (djosòn), gemaakt voor een van de hallen die horen bij de Song-gwang-tempel in Suncheon.
In dit artikel is er sprake van "Tejaprabha Buddha" (teedja-praaba boeddha) en wordt er, zoals ook elders, van uitgegaan dat "Tejaprabha" een eigennaam is, een zelfstandig naamwoord. We hebben hier echter te maken met een kwalificatie of adjectief: Boeddha die een warm, vurig, of energiek (Skr.: teja - teedja) licht (Skr.: prabha - praaba) uitstraalt(1). Als zodanig komt hij voor in de Avatàmsaka soetra, en wel in boek 37: Manifestaties van Boeddha. Daar wordt zeer uitgebreid over die lichtverschijning gesproken, en heeft dat licht een veelheid aan betekenissen: "manifestatie van de realisator van Zoheid", "door niets gehinderd zelfvertrouwen", "licht van onovertroffen kennis", enzovoorts. Dit licht dringt door in alle aanwezigen en tilt hen (zover mogelijk) op naar de sfeer van Boeddha, daar waar ze uiteindelijk, vroeger of later, zullen aankomen.
Het British Museum heeft nog zo'n Tejaprabha Buddha. Op die internetpagina wordt gezegd (of werd gezegd - op 24/7/2020 werd geprotesteerd) dat deze uitbeelding iets te maken heeft met "de planeten, de sterren, en de constellaties." Er wordt ook gesproken over "chinese soetras" (de Avatàmsaka is een Sanskrietachtige = "indiase") die "beschrijvingen geven van de menselijke vorm van de planeten, zeer waarschijnlijk beïnvloed door indiase geschriften, die op hun beurt afgeleid kunnen zijn van griekse en zelfs babylonische."
Voor wat betreft "indiase geschriften": We moeten wel beseffen dat wat Albion in 1765 aantrof een volk was dat tijdens een paar eeuwen mughal-kolonisatie op de knieën was gebracht: uitgehongerd, slecht of niet meer opgeleid, en zwaar beknot in eigen culturele uitingsvormen. Dat hier een levende civilisatie aanwezig was, die ook maar iets oorspronkelijks had opgeleverd, was voor de nieuwe heersers een ondenkbaarheid. India was down and out.
Nog afgezien dat de oerboeddha uit de in Korea ruim gehanteerde Avatàmsaka niets te maken heeft met "de planeten, de sterren, en de constellaties", is de arrogante uiting dat die Indiërs het wel "van ons" of tenminste van anderen die we wel vertrouwen zullen hebben op zijn zachtst gezegd bespottelijk.
We hebben verder niet zoveel te zeggen over de vedische periode van het (pre-)hinduïsme, maar "Agni-viir" geeft, mét de correcte referenties, wel aan dat de eerste veda, de Rgveda, zo'n 3000 jaar geleden al passages had over die hemellichamen. Hij verwijst naar de plaatsen 10.149.1, en 8.12.28. Latere eeuwen zullen nadere uitwerkingen van (namen van) hemellichamen tonen. Daar hadden ze op de grote taartpunt de Grieken of de Babyloniërs niet voor nodig.
(1) tejāmsyaparāni = een glanzend of lumineus lichaam.
Top
Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme
|
| | |