In de indiase deelstaat Andhra Pradèsh werd begin januari 2024 het grootste standbeeld tot dan toe van Ambedkar onthuld. Bij de onthulling in de stad Vijayawada (spr.: vi-djája-wáda) waren duizenden toestroomd om te kijken naar de helling met daarop een huizenhoog gebouw en daarop dan eindelijk het beeld. De beeldhouwer was overigens op het idee gekomen om Ambedkar te voorzien van een geel brilmontuur, daar waar de rest van het beeld donker van kleur is (brons, c.q. asta-dhátu = 8 materialen).
|
|
|
|
Herdenkingspilaar Koregaon
januari 2019
Wanneer de laatste jaren hele groepen dalit de Koregaon Bhima-site op 1 januari bezoeken, dan doen ze dat niet om de veldslag met de Britten te herdenken, maar vanwege Ambedkar's bezoek en wat hij voor de status van de dalit heeft gedaan.
Op 1 januari 1818 vond de "Battle of Koregaon (Bhima)" plaats, zowel genoemd naar de plaats in de deelstaat Maharàshtra, als naar de rivier de Bhima (spreek ongev.: kor-gón, ó = keelklank). Dit was de derde veldslag tussen de Britten, d.w.z. de East India Company, en de Indiërs, en de uitkomst ervan was dat de "Maratha Confederacy" werd verslagen en het Verenigd Koninkrijk bijna heel noord-, oost-, en zuid-India in handen kreeg. Pikant detail is dat de ondergenoemde Mahár op de hand van de Britten waren; er werd in 1961 zelfs een postzegel uitgebracht met daarop de vlag van het "Mahár Regiment". We moeten er van uitgaan dat deze britsgezindheid de eveneens ondergenoemde Ambedkar behulpzaam is geweest bij het verkrijgen van een visum voor het Verenigd Koninkrijk waar hij rechten zou gaan studeren.
Om die slag te herdenken werd in of meteen na 1818 op die plek een herdenkingspilaar opgericht, een "overwinningspilaar", die abusievelijk "obelisk" wordt genoemd. Op die pilaar staan de namen van gevallen soldaten: 22 Mahár, 16 Márathas (de meerderheids etnische groep), 8 rájputs, 2 moslims, 2 joden, 11 "Europeanen", en 2 britse officieren.
Op 1 januari 1927 bezocht de dalit-voorman B.R. Ambedkar de site, en in zijn boek "Waiting for a Visa" vertelt hij over deze plek en zijn kindertijd waarin hij en zijn stamgenoten, Mahár, d.w.z. dalit, te lijden hadden onder de Peshwas, brahmins uit de hogere sociale lagen.
Wanneer de laatste jaren hele groepen dalit de Koregaon Bhima-site op 1 januari bezoeken, dan doen ze dat niet om de veldslag met de Britten te herdenken, maar vanwege Ambedkar's bezoek en wat hij voor de status van de dalit heeft gedaan.
Zo werd een bijeenkomst op 1 januari 2019 bijgewoond door een ongebruikelijk groot aantal dalit, goed gevoed, goed gekleed, in het bezit van mobieltjes waarmee selfies genomen kunnen worden, 20 "lakh" (een lakh = 100.000), zoiets kunnen we zelfs in de grote landen van Europa niet voorstellen.
Ze waren er met zoveel omdat het in 2018 volkomen uit de hand was gelopen; niet-dalit — de krant meldt het woord "hindutva", hindus die vaderlandsliefde zo op het spits drijven dat volgens hen niet-hindus niet in het land thuishoren — hadden de bijeenkomst ruw verstoord. Een herhaling van zetten wilde men voorkomen, en de macht van het getal zou daarbij moeten helpen. Ook de deelstaat-overheid had voorzorgsmaatregelen genomen door in een straal van 6 km rond de pilaar een rijverbod op te leggen. Dat lijkt te hebben geholpen.
Als terzijde meldt de krant dat de "hindutva-aanhangers" met oranje vlaggen zwaaien, en de dalit met blauwe. Er zijn zelfs fotos waarop we zien dat de dalit bij deze gelegenheid helemaal in het blauw gekleed gaan. Zo kunnen we de een van de ander goed onderscheiden.
Govind Mahár
In een artikel in de Indian Express van 2 januari 2019 schreef Kávitha Ei-er (schrijf: Iyer) over een zeventiende-eeuwse dalit-voorman Góvind Mahár, voluit Govind Gopal (Mahar) Gaikwad, uit het dorp Vádhu Budrúk in de deelstaat Maha-ráshtra.
Kávitha schreef over de man als op zijn sterfbed in samādhi (op 2 plaatsen), een concept dat hinduïsme en boeddhisme delen, zij het met verschillende inhoud.
De dalit hebben rond het leven van Góvind Mahár een deelgeschiedenis geschreven, en ieder jaar vindt er een pad-yátra, een voettocht met een doel plaats die in Mumbai begint en in dit dorp eindigt.
Het blijkt een van de drie jaarlijkse pelgrimages te zijn die door dalit worden georganiseerd. Een gaat naar Nágpur, de plaats waar Ambedkar de eerste conversie naar het boeddhisme organiseerde, de diiksja-boemi (schrijf: Deekshabhumi), een naar Mumbai, de Dsjàjtja-boemi (schrijf: Chaityabhumi). En die naar Góvind Mahár's plaats van overlijden heet dan de Shau-oer-jah-boemi (schrijf: Shauryabhoomi). Boemi (bhumi, bhoomi) betekent grond, grondstuk, terrein, land; Deeksha (spreek: diiksja) betekent toevluchtname (tot het boeddhisme); Chaitya betekent grottempel, meer bepaald een waarin een stoepa is uitgehouwen; Shaurya betekent dapper. Góvind Mahár moet dus een dappere man zijn geweest.
In januari 2018 werd bij Govind's overlijdensplek in de buurt van Pune nog het bord weggehaald waarop stond dat hier zijn glorie lag. Uiteraard leidde dit tot ongeregeldheden.
Govind had, zo zegt het artikel onder de laatste doorklik, in 1689 voor de zoon van een Maharaja de overlijdensriten uitgevoerd, tegen de wil van de dan regerende moghul-heerser Aurangzeb die de koningszoon had laten folteren tot de dood er op volgde.
Wat opvalt aan dit verhaal is dat we hier een man uit de dalit-bevolking aantreffen die volgens de brahmanen-kaste niet aan de brahmaanse/hinduriten mogen deelnemen, en ook de vedische geschriften niet mogen lezen, en toch waardig genoeg bevonden werd om overlijdensriten uit te voeren voor een hooggeplaatste. Dat werpt een verrassend licht op de geschiedenis van de streek, en van de dalit.
Kleinzoon Ambedkar slaat andere weg in
Dhavàl Kulkàrni van News18 schreef op 5 september 2020 een artikel over de kleinzoon van Ambedkar. Wat daar opmerkelijk aan is, is toegevoegd aan deze pagina (het tweede deel van de opgesplitste pagina staat hier.
Prakàsh Ambedkar, voormalig Lagerhuislid in de federale regering, heeft zich met zijn beweging geschaard achter de wens dat alle (hindu-) tempels opengesteld zouden worden voor alle landgenoten. Op wens van "grootvader" Ambedkar spreken de dalit bij hun toevluchtsname een "ik zal nooit meer een hindutempel betreden" uit. Nu wil Prakàsh dat gebruik doorbreken, zo bleek in september 2020, en hij stelde de deelstaatregering van Maha-rashtra dan ook een ultimatum: binnen tien dagen gehoor geven aan deze eis of straatprotesten tegemoet zien.
De "move" is een vervolg op wat de Sábari-mála tempelkwestie genoemd wordt, een zaak die in september 2018 speelde in de deelstaat Kérala waar een hindugod met de naam Ayyappa uitsluitend mannen zou bijstaan die 42 dagen abstinentie hebben aangehouden. Het Hooggerechtshof hief in die tijd een ban op op vrouwen; tijdens hun menstruatieperiode mochten ze de tempel niet betreden (en ook overigens zal Ayyappa zich niet al te veel van vrouwen hebben aangetrokken - dit is ironisch bedoeld).
Rond die tijd waren de berichten dat het de omvangrijke, of invloedrijke communistische partij van Kérala was, bijgestaan door (enkele) christenen en (enkele) moslims die op de barricaden waren geklommen. Bij nader inzien waren hier de achterbannen van Prakàsh Ambedkar en parlementslid Asaduddin Owaisi actief die, met als tussenstation vrouwenemancipatie, resp. bekommernis om minderheden, een aanval deden op wat inmiddels het hindutva is gaan heten, de nadrukkelijke poging van een deel van "rechts" om van India weer een hindu-natie te maken, weg van de term seculiere staat. Prakàsh' eis, in september 2020 zo gesteld, dat alle (hindu-)tempels opengesteld zouden worden voor alle ingezetenen heeft daarmee niet alleen een iets langere geschiedenis, maar is in eerste instantie toch ook niet bedoeld om dalit bij het boeddhisme weg te halen en terug te leiden (de term is gar waspi) naar het hinduïsme.
Of Prakàsh nu toevlucht heeft genomen of niet, d.w.z. formeel en officieel boeddhist is geworden, is hier niet bekend. Wat we moeten concluderen is dat hij het bevrijdingsbewegings-ros berijdt, dat over het algemeen gedefinieerd wordt als "links": wij gaan de mensheid redden. In het geciteerde gesprek met grootvader Ambedkar lezen we dat deze van mening was dat in zijn tijd toegang krijgen tot hindu-tempels nog wel de minste van alle zorgen van de dalit waren.
Prakàsh is leider van de partij de Vanchit Bahujan Aghadi (VBA) die samenwerking had gevonden met een van de moslim-partijen. In februari 2020 hadden, zo staat het er, ca 50 functionarissen van deze VBA-partij "hun geloof in de partij" opgegeven.
In september 2020 meende een VBA-functionaris dat Prakàsh met deze eis tot openstelling van alle tempels toenadering zocht tot de zogenoemde warkari-stroming, een hindustroming in de 13de eeuw ontstaan, (politiek-maatschappelijk) machtig, met als belangrijkste te eren grootheid een zekere "Lord Vitthala" (ook wel Vithoba). Prakàsh Ambedkar had een bezoek gebracht aan hun hoofdtempel.
Nog in februari 2020 had de warkari-stroming een verbod uitgevaardigd op het uitnodigen van Sharàd Pawár voor lezingen en andere bijeenkomsten. Sharàd Pawár had onderandere gezegd dat India het kan doen zonder het epos de Rama-yana, en dat niemand toestemming heeft (of hoeft) te geven voor het bezoek aan een tempel, aldus een medewerker van OpIndia. Pawár sprak daarmee direct de wakari-opvatting tegen die het heeft over "toestemming geven" voor bezoek aan tempels. Sharàd Pawár is leider van de partij de NCP. De warkari-stroming noemt hem en zijn partij "atheïstisch".
De Economic Times of India wist op 6 september 2020 te melden dat de dalit in de deelstaat Maharasthra teleurgesteld zijn in Prakàsh Ambedkar.
In juni 2023 ontstond enig rumoer over de vraag of moghul Aurangzeb (zoek de naam even op) India goed had gedaan of niet. Krantenfotos toonden Prakàsh op 24 juni 2023 bij het graf van deze Aurangzeb waar hij een bosje bloemen legde. Hiermee zal hij, en zal zijn aanhang afkeuring hebben willen uiten aan het adres van de federale overheid die een hindutva-positie wordt verweten, en een achterstelling van de moslim-minderheid in het land.
Zie ook The Annihilation of Caste, een boekbespreking.
In de klassieke geschriften van het boeddhisme, meer bepaald binnen de canon van het Kleine Voertuig of zuidelijke boeddhisme, vinden we voorbeelden van Boeddha's afwijzen van de in zijn tijd geldende gedachtegang dat wie voor een dubbeltje geboren is nooit een kwartje zal worden. Zo'n voorbeeld vinden we in de Angòettara Nikāya (schrijf: Anguttara) van de Pāli-canon waar hij zegt dat een persoon die als miserabele geboren is ook miserabel blijven zal tenzij hij (en zij) bereid is om van de duisternis naar het licht te gaan — zo staat het er; bereid is zich geestelijk te ontwikkelen, en dat dan ook doet.
Een vroeg-mahāyānistische opvatting over het concept licht vinden we in de Avatámsaka soetra.
Nog latere generaties zullen ook iets in die trant zeggen. Vasu-bandhu (de Tweede, zeggen sommigen), die vóór de zesde eeuw leefde zegt zoiets volgens de Abhidharma-kosa-bhyāsya. Zijn bewonderaar Dinnāga spreekt er over in zijn Pramāna-samúccaya, en diens leerling Dharma-kīrti vermeldt het in zijn commentaar op het laatstgenoemde werk.
|
| | |