Dalit en boeddhisme
Ambedkar's vroege jaren
Op 6 april 2006 publiceerde T.T. Ram Mohan een korte biografie van Bharat Ratna B.R. Ambedkar in de Economic Times of India.
Hieronder volgt de integrale tekst van zijn artikel in het Engels.
Naar aanleiding van een boek dat in augustus 2022 verscheen, waarin de auteur het dalit-zijn van Ambedkar betwijfelde, want hij was getrouwd met een "Chitpavan brahmin woman", is er een geringe discussie ontstaan (klemtoon op -chit- (spr.: tsjit). Blijkbaar zijn er etnische groeperingen die Ambedkar ook als een van hen willen claimen. Dat is op zich een goede zaak; hoe meer mensen zich willen identificeren met de schrijver van de Grondwet, hoe beter het voor de integratie is.
B R Ambedkar, whose birth anniversary falls on April 14, is known as the leader of the dalits and one of the architects of the Indian Constitution.(*)
What is less known is that he was the tallest intellectual among the leaders thrown up by the independence movement, a man whose idea of India remains relevant today.
Ambedkar'Ss educational qualifications alone would mark him out from his peers. He obtained his doctorate in the social sciences at Columbia University in the US. He then proceeded to London, where he registered for a bar-at-law degree as well as an MSc and a doctorate at the London School of Economics. He had to cut short his studies and return to India when his scholarship ran out.
Having saved up a little as a professor at Sydenham college, Ambedkar returned to London four years later to complete his DSc in economics. While waiting for his thesis to be processed, he spent a few months at Bonn University reading economics. In the meantime, he had started studying French and German on his own. Partly, all this was about making a point: for dalits, higher education is the route to empowerment.
Ambedkar's wide-ranging academic background provided the basis for an astonishing mass of scholarly output. A website lists 56 books and monographs published by Ambedkar.
These cover a host of topics: the origins of caste and untouchability, Hinduism, Marxism, Buddhism, the Indian currency and banking, the partition question, linguistic tates and the British constitution, to name only a few. And all this in the midst of a hyper-active political career that included membership of the Viceroy's executive council and a stint as cabinet minister in independent India.
To read Ambedkar is to encounter a forensic and original mind. An example is his analysis of the origins of untouchability. Ambedkar rejects the notion that untouchables belonged to a subjugated race or that they were associated with inferior occupations.
He posits that untouchability arose from the confrontation between Hinduism and Buddhism. The Buddhist opposition to animal sacrifice resonated well with the then agrarian communities and posed a serious challenge to Hinduism.
Hindus upped the ante by imposing a taboo on beef-eating even though they had been beef-eaters themselves for long. People who subsisted on dead animals could not go along with the taboo and stood condemned forever in consequence.
Ambedkar is often portrayed as a man who sought to divide Indian society by seeking to negotiate separately with the British on behalf of the dalits as Jinnah did for the Muslims. Such a portrayal does him scant justice.
First, in seeking to safeguard the interests of dalits, Ambedkar was merely reacting to the profound divisions created by the practice of untouchability, whereby Hindu society had condemned millions to an inferior status.
Secondly, Ambedkar saw the struggle for a better deal for dalits as part of the incomplete project for the creation of an Indian nation.
India, he felt, was not yet a nation. It was merely a set of peoples — Hindus, Muslims and dalits — living together in a geographical area. Liberty or independence by itself could not mark the completion of the Indian project, it merely marked the beginning.
It was only when Indian society embraced the ideas of equality and fraternity as well that India could develop a sense of nationhood. This would require, among other things, challenging the varnsashrama dharma that lay at the core of Hinduism.
Ambedkar subscribed to the ideal of a socialistic society but he did not see communism as the route to salvation. He disliked the violence and totalitarianism inherent in communism, he was disappointed that Indian communism was blind to caste and, importantly, he was alive to the role of competition in fostering economic growth.
A socialistic society, he felt, must be created not through coercion exercised by the state but by Indian society accepting its responsibility towards the underprivileged. The clamour today for reservations in the private sector shows that Indian society is still far from fulfilling this responsibility.
Tot zover dr Mohan's woorden. Zijn laatste passages over de politieke weg die India naar zijn mening moet inslaan worden hier niet herhaald. Daarvoor zijn andere fora meer geëigend.
(The author is a professor, IIM Ahmedabad)
— januari 2009. Een vrij complete geschiedenis van het dalit-boeddhisme vinden we op www.anwers.com/topic/dalit-buddhist-movement. In dat answers.com-artikel wordt er op gewezen dat de dalit een variant op het Theravāda-boeddhisme belijden. Deze variant is hen aangereikt geworden door de in de UK in 1978 opgerichte organisatie de FWBO, die genoemde lijn combineert met bepaalde aspecten uit de Mahāyana en Vajrayana. De FWBO is kort na de belangrijkste toevluchtname van dalit tot het boeddhisme, zie boven, als dharma-leraren actief geworden onder deze indiase bevolkingsgroep.
Overigens is het het onthouden waard dat Ambedkar in 1915 aan de srilankaanse Colombo Universiteit een graad in economie behaalde, waarna hij achtereenvolgens in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk terecht kwam om daar verder te studeren. Dat het een in India verblijvende srilankaanse monnik is geweest die vele jaren later Ambedkar van de juistheid van de Boeddha's leer overtuigde, en hem de vijf levensregels voor burgerboeddhisten gaf, is in dat licht bezien niet zo verwonderlijk, er was al een karmische band, zoals we dat noemen, en die band werd versterkt. In de tachtiger jaren van de 20ste eeuw waren het voor het merendeel srilankaanse monniken die Bodhgaya beheerden. Dat ze later opzij zijn gedrumd door Himalaya-monialen is een trend die we al waarnamen bij het beschouwen van de geschiedenis van Nalanda, de nabijgelegen "universiteit" (zo heette het toen nog niet) voor boeddhisten.
Een amusante episode vertelt Chootiya Swamy ten overstaan van een gehoor in Oxford over de waardering die Nehru niet had voor Ambedkar: Nehru "noemde zichzelf pandit (geleerde) nadat hij voor zijn examens was gezakt"; Nehru was "jaloers op Ambedkar" die diploma op diploma had gestapeld maar door handig manouvreren van zekere politieke bewegingen tot drie keer toe geen toegang kreeg tot het Lagerhuis van de deelstaat Maharashtra. (Hij zou daarop echter wel verkozen worden in het federale Lagerhuis.)
"Maar uiteindelijk bekeerde hij (Ambedkar) zich tot het boeddhisme", zegt de heer Swamy, "het was de Djánata(-regering) (Janata = een politieke partij) die hem daarop "Bharat Ratna" schonk. Bhárat Rŕtna is de hoogste eretitel die een burger van India kon krijgen.
(*) Prakash S. Manu liet in april 2007 weten dat de deelstaat Maharashtra een nieuwe wet, de Buddhist Mariage Act, heeft aangenomen. In die wet staat dat gehuwde vrouwen uit de dalit-gemeenschap niet meer "bijzit" zijn en hun kinderen niet meer "onecht". Volgens de nieuwe wet worden ze voortaan daadwerkelijk als gehuwd geregistreerd, en hun kinderen zijn als gevolg 'echt'.
In een appendix liet hij weten dat "de werkelijke opsteller van India's Grondwet (Sir) Benegal Narsing Rau is geweest", en dat "95% of the Constitution is from his authorship of the Government of India Act 1935, which was to be the basis for Home Rule proposed by the British. He was Constitutional Adviser."
Ere wie ere toekomt.
|
| |