De wandschilderingen op de rotsen te Bamiyan werden ooit, net als elders, gemaakt door stro te doodrenken met een of andere mortel, de massa op de wand te smeren, dan glad te maken met gips of een ander materiaal, om er vervolgens in een fresco-techiek, nat of droog, afbeeldingen op aan te brengen. Onderzoekers van de Nagayo Universiteit in Tokyo zijn er in geslaagd om radioactieve isotopen in het verwerkte stro te analyseren. Dit meldde Mainichi.com op 11 december 2007. Het team is tot de conclusie gekomen dat de wandschilderingen werden aangebracht tussen de 5e eeuw en de eerste helft van de 9e.
Niet alleen is dat van belang voor de kennis over het boeddhisme in de Bamiyan-Gandhāra-streek, maar is het van belang voor de kennis van de geschiedenis van deze streek in zijn algemeen. Islam was immers al in 652 WJ geïntroduceerd in Afghanistan en van 962 tot 1140 heerste de Ghaznavid Dynastie. Het begin van die dynastie zou dan ook de einddatum zijn van boeddhisme in Afghanistan, meer bepaald dat in de Bamiyan-streek. Er zijn berichten dat de Islam uit de vroege periode van islamisering van Afghanistan veelal de Soefi-richting toonde. Gemeend wordt, onderandere door K. Gajendra Singh, voorzitter van de "Indo-Turkic Studies" (een publicatie door de South Asia Analysis Group), dat het boeddhisme uit Gandhāra een zekere invloed heeft gehad op het soefisme. Omgekeerd zullen er wel soefie stromingen zijn die hetzelfde zeggen.
Stand van zaken midden 2007
De eerder gemelde Dr Tarzi is dit seizoen op andere plaatsen in Afghanistan onderzoek gaan verrichten. Wat hij daar gevonden heeft, schrijft hij in een verslag, zijn de overblijfselen van een cultuur die de grote Boeddhas gebouwd heeft, een van de rijkste en machtigste koninkrijken in het antieke Centraal-Azië.
Waar Tarzi en zijn collega Rakotozonia deze herfst en winter aan gaan werken zijn opgravingen te Shar-e Gholghola, de citadel en hoofdstad van het Ghorid-rijk dat direct op de boeddhistische periode (3de - 10de eeuw) volgde, en dat op zijn beurt verwoest werd door de troepen van Djenghis Khan.
Het zal geen verwondering wekken dat de archeologen zich gehinderd weten door een voortgaande oorlog in het land, en door een systematisch roven van pas gevonden vondsten, samen zo'n 4,5 ton in gewicht, en enkele miljarden dollars waard, die her en der zijn verpatst, en waarvan de opbrengst de wapens financiert van "de warlords en opstandelingen".
Nog opvallender is dat onbekenden de op het moment van publiceren gereedgekomen opgravingen snel weer opvullen met huisvuil. De velden waar gegraven werd zijn, zegt INN, inmiddels weer "vlak als een binnenplaats."
2006, tekstfragmenten gevonden
AFP en Kyodo News brachten op 12 november 2006 het nieuws dat binnenin de restanten van een van de grote Bamiyan-Boeddhas in Afghanistan een gedeelte van een tekst is gevonden die met
sūtra wordt omschreven.
Het tekstfragment wordt als origineel omschreven, en het werd opgesteld in het zogenaamde Gilgit/Bamiyan type 1-schrift.
De tekstfragmenten werden al in juli naar het licht gebracht door een duits team van het "International Council on Monuments and Sites". Het werd gevonden aan de oostzijde van het grootste van de twee beelden.
Voor zover de op berkenbast geschreven tekst tot nu toe is bestudeerd bevat ze de hoofdthemas van het boeddhisme, en een verklaring die zegt dat "alle dingen vergankelijk zijn."
De stukjes berkenbast waren ingevouwen in een lap textiel, en in het pakje werden ook kleiballetjes gevonden waarvan wordt vermoed dat ze de
sárira, botrelieken van Boeddha verzinnebeelden.
Ook werd een kleine metalen plaat gevonden die een gravure van bloemen vertoont. Daarnaast vonden ze een klei-zegel met de afbeeldingen van een slang en een vogel-achtig wezen. De onderzoekers menen dat dit aanwijzingen zijn waaruit blijken moest wie de sponsor van de vervaardiging van de grote Boeddhas was.
Kyodo News meldde dat de tekstfragmenten bewaard worden in "een Afghaanse faciliteit in Bamiyan."
Zie voor meer tekstfragmenten www.nb.no/baser/schoyen/5/5.19/index.html