Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






DE TÓRANA IN INDIA EN SRI LANKA



(14 maart 2018)

Een artikel in India Currents wordt geïllustreerd met de foto van een bas-relief dat op een van de poorten (tórana) van de grote stoepa te Sanchi in Zuid-India zit. De kop boven het artikel heeft het over "The Lady of Sri Lanka".

Het is een van de vele yaksī-figuren die daar ooit werden uitgehouwen door steenhouwers die niet beter wisten dan de religie waar ze uit voortkwamen, het vaisnavisme. Daar, zo lezen we bij Charles Allen (Coromandel, p. 122/3), heten ze de sala-bhàndjika yàkshī. In die religie betekent de term sala-bhàndjika yaksī "takkenbreker". Ze breekt (symbolisch) een tak van de sal-boom en symboliseert daarmee, veronderstelt de heer Allen, een rudimentaire vorm van snoeien, waarmee de groei en vermeerderding wordt bevorderd.
In alle gevallen is dit figuurtje, dat in het vroege boeddhisme is gereduceerd tot hemelse danseres, slechts gekleed in een gordel, soms aangevuld met een halsketting. Een been, zo merkt de heer Allen op, is om de stam van de boom geslagen, en een arm rond de tak die er af moet.
De opdrachtgever van de Sanchi-stoepa, keizer/koning Asoka, heeft de oprichting van die poorten niet meer meegemaakt; het zijn vier toevoegingen van 2 eeuwen later. Met de medeneming van de sala-bh埣ndjika yàkshī in de bas-reliefs zien we hoe al in die eerste eeuw voor de westerse jaartelling het boeddhisme in het zuiden van India in de problemen zat: steenhouwers konden afbeelden wat ze wilden; ga heethoofden eens vertellen dat hun werk afgekeurd moet worden omdat het niet conform is.



(15 maart 2015)

Sumégha Gúlati herhaalde het verhaal dat de chinese monnik-pelgrim Xuanzang zo'n 1400 jaar geleden de plaats Vádnagar in de huidige deelstaat Gujarát had aangedaan en daar melding van maakte in zijn reisverslag. Daar heeft hij het over 'O-nan-to-pu-lo', een verchinesing van het indiase Ānanda-pura. Sinds de vertaling van het reisverslag door dominee Samuel Beal gaat men er van uit dat Ānandapura het hedendaagse Vádnagar is. Daar mag best aan getwijfeld worden hoewel eerdere opgravingen funderingen aan het licht hebben gebracht die van een vihara, monniken wooncomplex zouden zijn. Begin 2015 werd er niet veel meer gevonden dan potscherven, lood, munten, en "veel andere objecten".

In een heel mooi blog over Vádnagar als plaats van belang voor het hinduïsme vertelt Margie Parikh onderandere over het concept van tórana (Skr.) of tóran (Hindi) zoals een daarvan is opgericht in genoemde plaats. Zij heeft het over Kiirti tórans, overwinnings-poorten. De (hindu) tóran[a] als zodanig zijn dan niet de twee pilaren waar de boog tussen hangt, maar het middendeel dat ze beschrijft als oorspronkelijk een "versierd hangsel" (hoewel 'hangsel' een nieuw nederlands woord is). Zo'n tóran is dan een levende herinnering aan iets legendarisch' dat een koning heeft uitgevoerd, en men gaat er van uit dat op het stuk textiel dat lang geleden de tóran vormde iets geschilderd was dat verband hield met zo'n evenement. De pilaren zouden dan oorspronkelijk van hout zijn geweest, om later te worden vervangen door exemplaren van steen, en ook de tóran zelf was dan niet langer een stuk textiel maar een stuk beeldhouwwerk.

Wat Margie laat zien is de tóran van het Sharmishtha-meer in de buurt van Vádnagar, en in het midden van de boog zien we de afbeelding van een iemand die daar zit in de houding zoals we die ook tegenkomen op afbeeldingen van bodhisattvas uit het mahāyāna: met èèn opgetrokken, en èèn afhangend been. In het Vádnagar-voorbeeld draagt de figuur implementen in beide handen die niet boeddhistisch van betekenis zijn.

(foto downloaden = vergroten)
De voor het boeddhisme beroemdste tórana bevindt zich in Sanchi (spreek: sàndzji). Deze werd in ca de eerste eeuw gebouwd. Op het onderste linteel van de poort die nog over is zien we geen herinnering aan een gedenkwaardige gebeurtenis in het leven van, in dit geval, koning Asoka die het liet bouwen, maar een strip of manga uit een van de [d]Játaka, geboorteverhalen. We zien een echtpaar voor de deur van hun woning of paleis zitten, omringd door alles wat in hun dagelijkse leven een rol speelt, van leeuwen in het woud, tot de kokin rechtsonder en twee kinderen linksonder. Hier is de Vessàntara Játaka afgebeeld. Dat is het verhaal waarin wordt verteld hoe een prins zonder boosheid in het hart een schuld inloste door alles aan zijn schuldeiser te geven wat deze vroeg, tot zijn vrouw en kinderen aan toe, en hoe hij, omdat hij geen boosheid koesterde, ook alles en allen terugkreeg , want die schuldeiser was natuurlijk eigenlijk een heilige die geen enkele begeerte meer kende en Vessàntara alleen maar op de proef wilde stellen: voldeed hij al aan het profiel? Ja.
Vessàntara wordt vooral in herinnering gehouden op het vasteland van zuidoost-Azië.

Op 15 maart 2015 verscheen in een Srilankaanse krant een artikel van de hand van professor Chandima Wijebandara (dzjándima wii-je bàndara) een artikel over de srilankaanse versie van de tórana, en wel over de "Mákara thórana". Mákara mag hier best vertaald worden met "masker", en u mag er ook bij denken aan de spuwers op grote gebouwen uit de Middeleeuwen en de Renaissance, althans naar vorm, niet naar inhoud.

Prof. Wijebandara vertelt dat de srilankaanse "Makara thorana" een verbeelding is van majesteit en groot geluk. Hij wijst naar de voorbeelden te Dàmbulla, de Tempel van de Tand in Kandy, en de Ridii-vihāra. Daar zitten deze makara, tronies, ieder op hun eigen pilaar tegenover elkaar. En wanneer ze de tong uitsteken, dan vertonen ze een kiirti-mukha, een glorierijk masker.
Hij gaat verder met te zeggen dat "mákara" afgeleid is van "Mágara", "een uit de Indiase oudheid stammende term voor krokodil". Daarin spreekt hij onderzoeker Grünwedel (1856 - 1935) tegen die in de makara een olifantenkop zag (Buddhist Art of India p.59), en treedt hij J.P. Vogel bij die het eveneens over krokodil had (The relations between the Art of India and Java pp 20 -29).



Zie voor het werk van Vogel ook Buddhist Art in India, Ceylon and Java. Vogel is niet publiekelijk online herdacht. Dat heeft een reden. Charles Allen schrijft in zijn "The Buddha and Dr. Führer: An Archaeological Scandal" hoe Vogel in 1907, in India, te Kásia, niet minder dan 463 zegels "behorend tot de Conventie van het Grote Overlijden" bemachtigde. Genoemde Conventie is de eerste bijeenkomst van seniormonniken geweest, drie maanden na Boeddha's overlijden, waarbij zijn redes en uitspraken uit het hoofd werden gereciteerd en, althans in synopsis, werden opgeschreven. Waar die zegels terecht zijn gekomen mag joost weten. Dat is inderdaad een schandaal.





Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme