Een voorstelling van Padmapāni in vrouwelijke gedaante op een van de overgebleven kloostermuren in het indiase Ratnagīri.
|
|
Een paar bronnen
Padmapani betekent "Hij die de lotus (padma) draagt".
De late Ksitigarbha Soetra, de Soetra over de Bodhisattva die vrijwillig afdaalde naar de onderwereldse regionen om daar de wezens te redden, benoemt een aantal Boeddhas. Padmapāni Boeddha is daar de derde. De tekst zegt: "Er was ook een Boeddha die Padmapāni heette, een van de vormen van Avalokiteshvara, die een lotus in de hand houdt. Welke man of vrouw dan ook, die in de gelegenheid is de naam van deze Boeddha te horen, zal voldoende morele verdiensten behalen om duizend maal wedergeboren te worden in de zes deva-loka, (de hemelse bereiken), en zal ondergedompeld zijn in de vreugde van Boeddhaschap."
In de Lotus soetra wordt deze bodhisattva opgevoerd in het 24ste hoofdstuk over Avalokiteshvara. Daar staat dat Padmapāni een avatar van Avalokiteshvara is. De naam komt voor in een, ook in de bovengenoemde Ksitigarbha Soetra vermelde passage die zegt dat de reddende gestalte van Avalokiteshvara zich in vele gedaanten kan vertonen, al naar gelang de geneigdheid van de beschouwer, en met het doel deze naar een aanvaarden van de Dharma te brengen. Mettertijd wordt de Padmapāni-figuur dan zodanig losgeweekt van de oorspronkelijke betekenis van schijngestalte dat er een separaat onderwijsgebouw omheen geschapen is.
In de mándala van de spraak, opgenomen in de Vairocan-a-bhi-sambodhi-tantra, staat in de binnenste mándala, in het noorden, Padmapāni met een gezelschap "bodhisattvas die meer dan een leven hebben".
Dit eveneens late geschrift werd gevonden in de indo-tibetaanse collectie werken, en wordt ook gebruikt door de japanse Shingon (Ware Woord = mantra) traditie.
"Laat" betekent hier 9e - 12e eeuw.
|