Boeddhistische monniken en nonnen maken geen muziek. (!?)
De vroegste muziek in India, het geboorteland van het boeddhisme, was bijna per definitie religieuze muziek. Daarin werd eer gebracht aan concepten uit de
vedische leer en godennamen die daarbij behoren. De historische Boeddha wees de meeste van die vedische concepten af, en hoewel hij gebruik maakte van namen als Brahma en Indra was hij wars van verering van dergelijke legendarische entiteiten.
In een heel korte
voetnoot bij de recitatietekst de Mángala soetta, wordt er kort ingegaan op het bestaan van de Kathàl uit Bengalen en de religieuze muziek en woordenschat die ze hebben achtergelaten. Het Sanskriet-woordenboek zou een stuk dunner zijn indien de verwijzingen naar liederen van de Kathàl er uit zouden worden gehaald. De Kathàl waren niet boeddhistisch, en in genoemde tekst, de Mángala soetta, wijst Boeddha in ieder geval hun levenswijze af.
Op de pagina over
talen en schriftsoorten wordt verwezen naar passages uit de waarschijnlijk 6de-7de-eeuwse Lankāvatāra soetra waarin gesproken wordt over de verschillende muzikale ritmes en versvormen van het antieke India en Sri Lanka. Die teksten geven aan dat in het verleden muziek maken, door aanwezige burgers, een integraal onderdeel vormde van bijeenkomsten rond Boeddha, en later zijn moniale volgelingen.
De heilige teksten van het boeddhisme worden in ieder deel van de Aziatische wereld iets anders gereciteerd. Vindt die recitatie plaats in een taal die "klinkend" wordt genoemd - denk aan het Chinees met zijn vier manieren waarop een karakter kan worden uitgesproken, met ook vier keer een andere betekenis - dan klinkt die recitatie vaak melodieus. Dat ligt meer aan de taal dan aan de intentie van de recitanten.
Omdat er door monialen zelf niet wordt gemusiceerd heeft boeddhisme eigenlijk ook geen notenschrift. De kunst van het reciteren gaat van leraar op leerling over, en de regels die daarvoor bestaan zijn ook nergens op schrift gesteld. Er is een uitzondering binnen die tradities waar gebruik wordt gemaakt van drum en gong, resp. bel. Daar wordt ten behoeve van de leerling een soort annotatie gebruikt waarbij een plat streepje voor de drum staat, een cirkeltje voor de gong, en een dicht puntje voor de bel. Een heel summiere vorm van noteren, vergelijkbaar met het vroeg-europese neumen-schrift.
Wanneer de tibetaanse monnik op zijn schelphoorn blaast laat hij de stem van Boeddha klinken, denkt hij; wanneer de chinese monnik of non de trom beroert slaat deze de lettergrepen, of liever, de karakters van een tekst. Er is, wanneer monialen zich met muziekinstrumenten bezig houden, dus geen ritme, en geen melodie.
Wanneer vandaag met name tibetaanse monniken of nonnen een "concert" geven, dan reciteren ze op de traditionele manier, en voegen daar soms een eigen improvisatie aan toe, aangepast aan de smaak van de toehoorders. Zo gaat het medicijn gemakkelijker naar binnen, en zelf vinden ze het ook heel leuk, reken maar.
Tegen het eind van de twintigste eeuw zijn enkele zen-scholen in het Westen gaan zoeken naar bevredigende en harmonieuze manieren om de heilige teksten in de landstaal te kunnen reciteren. Dat heeft er toe geleid dat hier en daar een vorm van zing-zeggen is ontstaan waar elementen van het gregoriaans in zijn verwerkt.
Het is op die "niet-muziek" dat lamas uit de Himalaya-regionen en monniken in Korea dansen.
Daarnaast maakt de lekengemeenschap in bijvoorbeeld China wel degelijk muziek, en wordt die muziek ofwel van persoon tot persoon doorgegeven, ofwel in een of ander notenschrift vastgelegd. Ook de choreografie van dansen uitgevoerd door leken is niet formeel vastgelegd.
Vanaf de 21ste eeuw komt het meer en meer voor dat muzikanten muziek maken voor massa-bijeenkomsten. Daar wordt inmiddels ruim gebruik gemaakt van electronische muziek, en van koortjes die deze electronische klanken begeleiden. Winkels waar boeddhistische boeken en dergelijke worden verkocht hebben inmiddels rekken vol met CD's waarop dergelijke muziek ten gehore wordt gebracht.
Oktober 2005
Lamadansen zijn in. Het fascineert een groot publiek dat vaak de achtergrond en religieuze inhoud van dergelijke voorstellingen niet kent. Lamadansen worden uitgevoerd door monniken uit de Himalaya-scholen van het boeddhisme, en omdat de betekenis ervan niet altijd onmiddellijk te doorgronden is kunnen we zeggen dat ze tot de esoterische praktijken behoren. Verder is het zo dat de verschillende scholen verschillend geaarde lamadansen ten uitvoering brengen.
Vergelijkend onderzoek heeft uitgewezen dat met name de dansen die de Sherpa-gemeenschap (in Nepal) uitvoert het hoogtepunt en tevens afsluiting vormt van een periode waarin de lamas intensief cultiveren. Voorafgaand aan die dansen komen de lamas bijeen om op een intensieve wijze de heilige geschriften te realiseren. Aan het eind van die periode wordt de opgeroepen gezamenlijke energie tot uiting en ontlading gebracht, waarbij er sprake is van twee lagen van praktizeren
: Op de begane grond, meestal de binnenplaats van een klooster, brengen de lamas de dans ten uitvoer en verbeelden daarin datgene wat ze zojuist geleerd of gerealiseerd hebben, en op een letterlijk hoger niveau, op een balcon boven de dansers, brengt de hoofdlama de praktijk van
Avalokiteshvara, Groot Mededogen, in praktijk in solitaire en geheime recitatie. Iedere dans die beneden, op het aardse niveau wordt uitgevoerd is gerelateerd aan een gebed dat in de voorgaande dagen in een doorgaande recitatie tot het hart is doorgedrongen.
In het geval van het
Mani Rimdu-ceremonieel volgt na deze "gebedsdansen" een dans waarin aan de beschermende krachten wordt geofferd, gevolgd door een dans ter ere van Guru Rinpoche,
Padmasambhava.
Tijdens een zesde dans wordt het uitbannen van alle kwaad gesymboliseerd, gevolgd door een zevende waarin de lamas beschermende krachten verbeelden.
De tegen die tijd opgebouwde spanning onder het publiek vindt zijn ontlading wanneer Mi-Tsring zijn opwachting maakt, de "man-van-het-lange-leven". Hij steekt de draak met het al te heilig doen, en is daarmee de clown in het gezelschap. Na zijn optreden volgen nog een achttal dansen, opnieuw gevolgd door een laatste komische noot.
Tegen die tijd is het avond en trekken monniken en toeschouwers zich terug, en vervolgt ieder zijn eigen leven.