DE GESCHIEDENIS VAN DE BOEDDHISTISCHE VLAG Deel 2
Van Carolis Poedjitha Goena-wàrdena
wordt gezegd dat hij de ontwerper van de vlag is geweest, waarvan een afbeelding voor het eerst verscheen in de srilankaanse krant de 'Sarasavi Sandaresa' van 17 april 1885. Het ontwerp bestond uit de zes kleuren safier-blauw, goud-geel, rood, wit, oranje en prabasvára, een menging van deze kleuren (de smalle horizontale strook aan de rechterkant waarin de vijf kleuren nog eens worden herhaald).
Aanvankelijk kreeg de vlag de vorm van een langwerpige slinger waarvan Henry Steele Olcott vond dat dit "erg ongemakkelijk was om in processies rond te dragen of aan huizen te bevestigen". Hij stelde voor dat de vlag de vorm en afmeting zou krijgen van de gewone nationale vlaggen. Dit voorstel werd aangenomen. En dit was de geboorte van de boeddhistische vlag die ieder jaar op Vesak-dag gehesen wordt.
Tot zover het verhaal van D.C. Ranatunga.
In een artikel van 14 december 2014 schrijft A. Kodikára dat het de abt Gala-boda Ñanissara thera van de Ganga-ra-maya in Colombo is geweest die direct na de toestemming om de vlag te voeren hem ook daadwerkelijk hees op het terrein van zijn tempel.
(a) De voormalige kolonel Olcott toonde zijn gebrek aan wat diepgaandere kennis van het boeddhisme toen hij, teleurgesteld over uitblijven van massale eerbied voor zijn persoon en zijn boeddhisme-interpretatie, afreisde naar Adyar, een plaats op de Deccan in India waar hij, aangenoedigd door Blavatsky, de theosofische leer ging zitten bedenken en opschrijven. Het TS-gebouw staat er nog, compleet met een "schrijn" in de tuin waarin een antiek boeddhabeeld is ondergebacht.
Dit is niet de enige vlag. De afbeelding die u hiernaast ziet is een van de boeddhistische vlaggen (de achterste) die in Thailand worden gebruikt. In Tibet en de hele Himalaya-regio zien we soms een vlag waarop twee knielende herten staan afgebeeld ter weerszijden van het Dharmawiel, een herinnering aan Boeddha's Eerste Leerrede in het Hertenpark nabij Varanasi, India.
April 2017
De vragen van buitenstaanders zijn soms net zo verhelderend als de verklaringen van insiders. Een Vietnam-reizigers kwam terug met de opmerking dat hij in dat land zoveel moeite had moeten doen om een boeddhistische vlag te bemachtigen.
De boeddhistische vlag wordt vooral gehesen in kringen van het theravāda; de vlag werd immers voor het eerst gehesen in het "theravāda-land" Sri Lanka. De Khmer-Krom etniciteit die voornamelijk leeft op de grens van Cambodja en Vietnam behoort tot het theravāda. Zij hijsen de boeddhistische vlag. Ze zijn als monnikengemeenschap geringer in aantal dan hun mahāyāna broeders en zusters in dat land. Het mahāyāna heeft nooit veel behoefte gevoeld een vlag te hijsen. De redenen daarvoor zijn cultureel van aard, en zijn hier niet zozeer het onderwerp van discussie. Vietnam-gangers zullen dus inderdaad moeite hebben de boeddhistische vlag aan te treffen; ze stuiten veel vaker op grote standbeelden die Ava loki teesj vara moeten verbeelden. Dat is dan het teken dat ze een mahāyāna-vestiging naderen.
Noten:
(1) De houding van de Britten en de Nederlanders ten aanzien van de religies van gekoloniseerde volkeren was altijd heel verschillend. We vinden in het toegangsportaal van een van de monumentale, uit de koloniale periode stammende gebouwen in Liverpool bijvoorbeeld een bas-relief waar zonder enige gêne het slavenhandelaren-verleden van Groot Britannië staat afgebeeld. Neptunus, hier de zeevarende britse natie, houdt daar zijn handen op de hoofden van twee zwarte kindertjes. Aan de polsen en enkels van die kinderen zien we de moeten die ijzeren boeien hebben achtergelaten. Een van de kinderen houdt het Ankh-teken in de hand (de beeldhouwer kende dit levenssymbool waarschijnlijk uit de egyptisch-koptische kerk, en zou gedacht kunnen hebben dat heel Afrika dus dit geloof aanhing).
Engeland heeft zich altijd geïnteresseerd in de religie van gekoloniseerde volkeren. Niet dat men meteen goed voor ogen had wat die religie was — zie het zwarte kind en zijn Ankh-teken — maar men probeerde er toch achter te komen om zodoende op efficiënte manier zo'n inheems geloof ('bijgeloof') te vervangen door het christendom. Vandaar dat de UK, in contrast met Nederland, een veel vruchtbaarder voedingsbodem is voor sinds ca 150 jaar geïmporteerde religies en levensovertuigingen (uit Azië). We spreken begin 21ste eeuw.
De nederlandse kolonist heeft nooit veel belangstelling getoond voor het geestelijk leven van de gekoloniseerden. Zolang de inheemsen hun specerijen en andere goederen maar netjes en op tijd aanleverden konden ze in hun vrije tijd in principe doen wat ze wilden. Er werd wel wat gesproken over 'Stille Kracht', maar wat het inhield was niet echt een onderwerp van aandacht of studie. Het was vooral griezelig. Pas aangekomen in Nederland, begin 21ste eeuw, bleek die gedachte nog te leven; ergens in een warenhuis sprong een vrouw angstig weg achter de brede rug van haar man. Sindsdien — het is op het moment van schrijven 2023 — is er wel wat veranderd, maar niet veel. De golven van de oceaan van ignorantie gingen hoog en alle kanten uit temidden van een volk dat alle zeeën bevaren heeft maar nooit uit haar bubble is gekomen, van assimilatie-pogingen tot boosheid, van 'we gaan ze onze cultuur bijbrengen' tot verongelijktheid, van 'we gaan ze gebruiken' tot nijdige teleurstelling. Hoe dan ook, het respect dat vertegenwoordigers van de mono-religies nog krijgen is voor 'de anderen' niet weggelegd.
Op de bovenverdieping van het amsterdamse Tropenmuseum heeft jarenlang een kleine installatie uit Indonesië gestaan, en staat er misschien nog wel, waar Pāli-recitatie uit opklonk. Ga de curator vragen wat die recitatie betekent en hij/zij zal het waarschijnlijk niet weten.
Wanneer de nederlandse kolonisten de vrije dag van Vesak afschaften was dat niet omdat ze een hekel hadden aan het inheemse geloof (maar misschien toch wel, binnenskamers dan), maar omdat men de handel geen dag stilgelegd wilde zien, de zondag daargelaten.
(2) De kleuren van de boeddhistische vlag zijn overigens zogenaamde kásina-kleuren. De bespreking van de Avatámsaka Soetra, boek zeven gaat er kort op in.
|