DE GESCHIEDENIS VAN DE BOEDDHISTISCHE VLAGmei 2008D.C.Rana-tunga publiceerde in 2007, ter gelegenheid van Vesak, een artikel over het ontstaan van de boeddhistische vlag. Omdat het een jaar geleden is, en omdat Ranatunga geen bezwaar zal hebben tegen een wat omvangrijker lezerspubliek dan alleen dat van de srilankaanse zondagsbladen, volgt hier zijn verhaal.Tijdens Vesak, over het algemeen de vollemaandag van mei, viert het zuidelijke of Pāli-Boeddhisme, met name dat van Sri Lanka, op een en dezelfde dag het Geboren Worden, het Ontwaken en het Verlicht Heengaan van Sakyamuni of Gótama Boeddha. In het niet al te verre verleden zijn een aantal andere boeddhistische stromingen uitgenodigd zich aan te sluiten bij deze Vesak-viering, zodat er nu plechtigheden zijn van Mongolië tot Sri Lanka. Dat neemt niet weg dat niet alle boeddhistische stromingen met name Boeddha's Geboorte niet zelfstandig vieren. Zo viert Japan Hanamatsuri op 8 april, en viert in 2008 de koreaanse zen-gemeenschap Boeddha's geboorte op 12 mei. De chinese gemeenschap viert Boeddha's Geboorte in 2008 op de veertiende mei. Daarnaast zijn er ook verschillende gedenkdagendagen voor Boeddha's Ontwaken en Heengaan, vaak afhankelijk van een tijds-berekening die niet universeel wordt gevolgd. Zegt D.C. Ranatunga: In het recente verleden hebben we niet eerder gehoord over een Vesak-vollemaansviering die in april viel. Vesak werd altijd in mei gevierd. Maar 120 jaar geleden, in 1885, viel Vesak op 28 april. Een maand daarvoor, op 27 maart, had [de britse] Gouverneur [van Sri Lanka] Sir Arthur Hamilton Gordon een verklaring uitgegeven waarin stond dat de vollemaansviering van Vesak een algemene feestdag was. Dat was de culminatie van een campagne die boeddhisten hadden gevoerd om enkele van hun verloren rechten terug te krijgen. Dit moest gevierd worden, en voor het eerst in de geschiedenis werd tijdens Vesak de boeddhistische vlag gehesen. In 1770 schaften de Nederlanders (het koloniale bestuur) de openbare feestdag ter gelegenheid van Vesak af, en de Engelsen (die het koloniale bestuur daarna overnamen) namen geen nota van het verzoek de feestdag weer in ere te herstellen.(1) Volgend op de aankomst van (de Amerikaan) Henry Steele Olcott(a) in mei 1880 (en Mme Blavatsky die in Ranatunga's artikel niet genoemd wordt) kwam er meer en meer vaart in de beweging tot wederopstanding van het boeddhisme. Op 28 januari 1884 werd op Olcott's initiatief een Verdedigingscomité voor het boeddhisme (Buddhist Defense Committee, BDF) opgericht. Dit comité kwam er omdat de overheid nog steeds niet tot handelen was overgegaan toen er een aanval plaatsvond op een processie te Kotahena waarbij een persoon gedood werd, en minstens dertig anderen ernstig gewond raakten. Het comité, dat onder voorzitterschap stond van Muhàndiram A.P. Dharma Guna-wàrdena kwam in de Vidjódaja Pirivéna te Máliga-kànda bijeen. Andere bestuursleden van dit comité waren Don Carolis Hewa-vitárana (Vice-voorzitter), Carolis Poedjitha Guna-wàrdena (Secretaris) en H. A. Fernando (Penningmeester). Henry Steele Olcott werd tot ere-bestuurslid benoemd. Het comité boog zich over verschillende zaken die betrekking hadden op onrechtvaardigheden waar boeddhisten mee te maken hadden gekregen, en tijdens de installatie-bijeenkomst werd besloten de britse overheid te verzoeken actie te ondernemen op bepaalde specifieke punten. De resolutie werd voorgelegd door Don Carolis Hewa-vitàrana, J.P. Djaya-tilake en H.A. Fernando. In een memorandum dat gericht was aan het adres van Lord Derby, de staatssecretaris koloniale zaken in Londen, werden ten minste zes onderwerpen aangedragen: — De schuldigen van de Kotahéna-ongeregeldheden zouden berecht moeten worden. — De britse overheid zou een beleid van religieuze neutraliteit moeten volgen, of zou de religieuze rechten en privileges van de srilankaanse boeddhisten moeten garanderen. — Ambtenaren zouden voor de dag van Vesak vrijaf moeten krijgen. — Alle beperking op het gebruik van nationale en religieuze muziek zouden moeten worden opgeheven, en het recht op het houden van processies, die boeddhisten sinds onheugelijke tijden gehouden hadden, zou in ere moeten worden hersteld. — In boeddhistische dorpen zou er een boeddhistisch huwelijksregister moeten komen. — Boeddhistische gebouwen zouden correct bestuurd moeten worden en er zou een goed functionerend management-systeem moeten komen. Henry Steele Olcott nam het op zich persoonlijk naar Londen te gaan voor een gesprek met Lord Derby. Het BDF besloot de historische aankondiging van het Vesak-feest te vieren en er werd een sub-comité gevormd (waaronder twee monniken, Hikka-duwe Sri Su-màngala thera en Migettuwàtte Guna-nánda thera) die de voorbereidingen daartoe op zich namen. Een sleutel-kwestie in deze vierings-voorbereidingen was het in de grote tempels in en rond de hoofdstad Colombo ceremonieel hijsen van de boeddhistische vlag. Het idee voor het ontwerpen van een boeddhistische vlag werd naar voren gebracht door het comité uit Colombo dat de Vesak-viering voorbereidde, en Henry Steele Olcott maakte de volgende aantekening in zijn "Old Diary Leaves": "Het was in deze tijd dat onze collegas uit Colombo de gelukkige gedachte kregen een vlag te ontwerpen die door alle boeddhistische naties aanvaard zou worden als het universele symbool van hun geloof, waardoor het hetzelfde achterliggende motief kreeg als het kruis dat heeft voor alle christenen. Het was een prachtidee, en ik zag onmiddellijk het verreikend potentieel ervan als hulpmiddel in het streven naar boeddhistische eenheid. Onze broeders uit Colombo hadden het originele en unieke idee gekregen in de vlag de zes kleuren samen te brengen waarvan wordt aangenomen dat ze in Boeddha's aura te zien waren."(2) verder |
|