De meest voorkomende misinterpretaties van technische termenOktober 2018Tegen de achtergrond van een voorgestelde wetswijziging in Singapore, een buiten werking stellen van sectie 377A van het wetboek van strafrecht, werd er vanuit de boeddhistische gemeenschap van deze stad-staat gemeld dat het afschaffen van het strafbaar stellen van homosexuele handelingen een goede zaak zou zijn. Een woordvoerder werd geciteerd toen hij zei dat de leer van Boeddha boeddhisten onderwijst begrip en zorg op te brengen voor alle gemeenschappen (communities), ongeacht hun ras, religie, taal of sexuele oriëntatie.Medio 2024 werd in Thailand een tekst aangenomen volgens welke het homohuwelijk rechtsgeldig is verklaard. (erf)zonde / schuld
Het onderwerp schuld werd geïntroduceerd tijdens het concilie van Trente (1545-1563), een langjarige bijeenkomst van christelijke geestelijken — de scheiding tussen katholiek en protestants moest nog komen. En dan ging het over de grote ethische kwestie van het, volgens hen, per definitie onvolmaakt zijn van de mens, want alleen god mag volmaakt zijn. Tijdens dat concilie heette het (in het nederlands) de erfzonde, en het werd ook, c.q. mede, zo uitgelegd dat de mens, individueel en collectief, doorheen alle tijden, vanaf het sterven van Christus, medeschuldig is aan zijn marteldood.
Met de geloofsbelijdenis van Nicea nam(en) de protestantse kerk(en) daar afstand van: eenmaal gedoopt = bevrijd van de "erfzonde", of "alle zonden" zoals de officiële tekst dat heeft. Van dergelijk geloofs-items is in het boeddhisme geen spoor te vinden, ook al hebben vanuit het christendom werkende eerste vertalers van boeddhistische manuscripten het woord zonde er bij gehaald in de veronderstelling dat wanneer wij zoiets hebben, zij dat ook hebben. verder op het engelstalige blog. mettā
Zo expliciet staat het nergens, ook al citeert de woordvoerder terecht de Mettā Soetta (een Pāli-tekst; de heer Lim is een theravādin) waarin de recitant en de toehoorder wordt aanbevolen alle levende wezens te koesteren met een hart vol van universele vriendelijkheid (mettā, dat niet vertaald zou moeten worden met liefde).
taal
Boeddha heeft het in de vroege geschriften niet over personen die uit een andere taalgroep komen. In de latere teksten wordt er soms min of meer aan gerefereerd wanneer er sprake is van de meditatie waarin beelden worden opgeroepen van levende wezens in alle wereldsystemen die in het universum maar zouden kunnen voorkomen. En ook staat in de grote leerrede over het Reine Land, een mahāyāna-geschrift, dat mensen uit andere regionen (dan die van de schrijver[s]) in de ochtend rond Boeddha geschaard zitten om zijn leringen aan te horen om daarna voor korte tijd naar hun eigen oord te vertrekken teneinde daar "de eigen keuken te eten", zoals het in het chinees heet. Dat is tegelijkertijd een grappige passage, maar toont ook aan dat op het praktisch-platvloerse niveau waarop we doorgaans leven er een besef is dat de ene bevolkingsgroep nu eenmaal andere voedingsgewoonten heeft dan de andere. Dat is dan in het Reine Land niet anders, concludeert de schrijver van deze late leerrede die zo wijdverspreid is geraakt.
ras
Boeddha, de historische Boeddha Sakyamuni, heeft het volgens de teksten die al 3 maanden na zijn overlijden op schrift werden gesteld ook niet over ras in de raciale zin van het woord. Hij heeft het wel over de Dāsa en de Pāni die door de meerderheid als "minder" werden gezien; op een gegeven ogenblik is er het gebruik gekomen om "Dasa" te vertalen met "slaaf". Waarschijnlijk, zo zegt het jongste onderzoek, was hier sprake van indigene volkeren die door nieuwkomers uit andere streken onder de voet werden gelopen. Boeddha heeft het ook over maatschappelijke gelijkheid van al zijn monniken en nonnen, als een voorbeeld, maar niet als een plicht aan de burgerij. Een voorbeeld daarvan is dat hij een kapper, iemand uit een "lage" maatschappelijke (beroeps-)groep aanstelde als bewaker van de door zijn sangha (monikkengemeenschap) aan te houden levensregels. In die sangha bevonden zich niet weinig ksátriya, leden van de krijgerkaste, en zelfs brahmin(1) de "hoogsten" die in principe binnen het vedische systeem de priesters mochten leveren. Zij dienden zich dus ondergeschikt te stellen aan Upāli, de voormalige kapper.
(1) Over de echte of vermeende superioriteit van brahmins (brahmanen) als djáti [geboorte] of varna [kleur], doorgaans samengevat onder "kaste", zijn heel wat misverstanden. Ten eerste zijn er verschillende indiase bevolkingsgroepen die brahmanen binnen hun etniciteit hebben, en ten tweede is het niet alleen Boeddha die brahmaan in de zin van superieur tussen haakjes zette: "Vers 393 uit de Pāli Dhamma-pāda: Na jañàhi na gottenana jaccà hoti bràhmano yamhi saccan ca dhammo caso sucañ so ca bràhmano. Er zijn de meest bizarre vertalingen van gegeven. Na jañàhi = niet bij geboorte [jati; spreek: djáti]; na gottenana = niet vanwege iemand's toebehoren tot deze of gene familie/clan [gotta; g als in 'good']; jaccà hoti bràhmano = hoog geboren [brahmin]. Het tweede deel van de uitspraak gaat als volgt: "In wie het weten [sacca; spreek: satsjá] van de dharma is [hier: Boeddha's leer], hij is zuiver, hij is een brahmin [= nobele van hart]." Prof. R. Choudhary in zijn "The History of Bihar" (1958, p.15) merkt op dat de staat waarin Boeddha geboren werd, en het volk dat vervolgens die naam kreeg, of omgekeerd, niet van "Aryan origine" was, dat noch de "Hindu Vedas, noch Manu (de Manu smrti) gewag maken van Màgadha (het huidige Bihar) als een natie of een volk". Hij zegt: "Màgadha belonged to the Munda, (a) non-Aryan group." (Màgadha behoorde tot de Munda, een niet-arische bevolkingsgroep.) Voor Boeddha was, in zijn dagen, een nieuwe tijd ingegaan. Het volk hoefde geen eerbiedige vrees meer te beleven jegens gepersonificeerde elementen als water en vuur. De overstromingen en mega-bosbranden waren achter de rug. Ze bevonden zich ook niet meer temidden van een volk op de vlucht voor water en vuur, een volk dat fysieke en metale zekerheid probeerde te vinden of te houden met behulp van vedische voorschriften zoals het niet samen eten met andere bevolkingsgroepen, en het niet "buiten je stand" huwen. Boeddha en de hindu Bhágavad Gīta, deel van het epos Mahā-bhárata (geschreven door Válmiki die leefde ergens tussen de 5de eeuw vC en de 1rst eeuw nC) zijn het hierin eens. In deze Bhágavad Gīta zegt de hindugod Krishna dat Brahmaan-zijn niet gebaseerd is op jati (zie boven), maar op gūna. In de Vàlmiki-betekenis van het woord valt gūna uiteen in drie componenten die de ziel aan het lichaam gekluisterd houden — merk op dat het hinduïsme het uitgebreid over ziel heeft, en het boeddhisme niet. Válmiki's drie zijn dan sattva (goed, constructief, harmonieus), rajas (passie, activiteit, en ook verwarring), en tamas (duisternis, drang tot vernietigen, chaos). Daarbij moeten we bedenken dat Válmiki een "dalit" was, zoals we dat vandaag noemen, iemand uit de allerlaagste laag van de samenleving die zich dankzij zijn kennis en kunde van taal en filosofie heeft opgewerkt. Er was hem wat aan gelegen om het thema "brahmin" een beetje breder te trekken. religie
Boeddha meldt bovendien niet dat alle religies gelijk zijn, eenvoudigweg omdat "religie" een woord is dat in die regio niet bestaat (dharma = niet "religie") — de levensfilosofieën van toen en nu paarden en paren het interne aan het externe; het waren en zijn geen van elkaar gescheiden velden van beleven en studie. Dit is iets waar in de 20ste eeuw die westerse universiteiten over zijn gestruikeld. Daar zijn filosofie en religie strikt gescheiden. En in samenwerking met bijvoorbeeld een taiwanese boeddhistische universiteit leidde dat in een enkel geval tot de conclusie dat men geen gezamenlijke studies zou kunnen publiceren omdat het amalgaam "religie"-filosofie door de rest van de academische wereld zou worden afgewezen als niet-wetenschappelijk.
Wel wees Boeddha in die vroege teksten heel wat stellingen af van andere tijdgenoten-filosofen en -asceten; hij stelde er zijn eigen opvattingen naast of tegenover, en hield ook een paar oude gebruiken en opvattingen in ere. Zie ook deze nederlandstalige pagina over 'dharma'. sexuele oriëntatie
En ook had hij het nooit over een andere sexuele oriëntaties dan over heterosexuele, en dan nooit in oordelende zin, maar als objectieve waarneming, soms met een tikje ergernis: wanneer een monnik voor de vijfde keer zwicht voor zijn smekende ex-vrouw (kom naar huis, we hebben je nodig), en zich voor de zesde keer dan ook weer aanmeldt voor het monnikschap, noemt Boeddha hem een kinderlijke domkop (bāla) en stuurt hem weg. Genoeg is genoeg.
In een enkel geval is er in een vroeg, en ook in een laat canoniek werk sprake van geslachtsverandering. De zo van geslacht veranderde gaat dan door in het leven van het geslacht waarin hij getransformeerd is. Dat wil zeggen dat de man geworden vrouw een huwelijk aangaat met iemand van het andere geslacht en andersom. Het in voldoende aantallen voortbestaan van een volk stond voorop (zonder voldoende spierkracht kun je geen weg aanleggen); daar was hetero-sexualiteit voor noodzakelijk, en bewust celibataire religieuzen en andere levensbeschouwelijken hebben altijd argumenten moeten aandragen waarmee ze hun ongehuwde status konden verdedigen.
Tegen de tweede helft van de 21e eeuw komt er in de westerse wereld een gedachte of gevoelen naar voren over de al dan niet gewenste veelvormigheid van geslacht. Het wordt een hot topic waarbij voor- en tegenstanders van LGBT+++++ elkaar verwensingen en benamingen naar het hoofd slingeren. Een platform als mastodon gaf begin mei 2024 gelegenheid aan een drietal publicisten die een overzicht wilden verschaffen over de vraag of en in welke mate verschillende "religies" transgender e.d. beoordeelden. Hun woorden zijn toegevoegd onder de bijlage genderdiscussie misogynie
Daar mogen we in herinnering roepen dat Boeddha wel gekant bleek te zijn tegen achterstelling van vrouwen ten opzichte van mannen. Tegen het eind van zijn leven stelde Boeddha de vrouwen-orde in (de bhikkhuni-orde), in navolging van de professionelen onder de jaïns, en al eerder raadde hij meisjesmoord af. Als volgt, kort samengevat: de oude koning huwde een jonge vrouw. (Oude mannen hebben meer kans meisjes te veroorzaken dan jongetjes). De jonge koningin kreeg een dochter. Op bezoek suggereerde de koning dat hij het meisje maar zou laten doden, want aan meisjes had hij even niks, een jongetje moest het zijn. Doe maar niet, antwoordde Boeddha, een meisje zou wel eens een betere regeerder kunnen zijn dan een jongetje. Of de koningsdochter koningin is geworden, en dan ook nog een goeie, daarover vinden we geen berichten, maar duidelijk is dat misogynie niet in Boeddha's denken voorkwam.
|
|