Wanneer Richard Bertschinger
(1) de 3e-eeuwse daoïst/alchemist/yinyanger
Wei Boyang's "The secret of everlasting life" citeert, plus een aantal commentatoren zoals de hierna geciteerde
Shangyang, 14e eeuw, zien we hoe eenvoudig het voor de geleerde chinese mens uit tenminste die 14e eeuw, maar wellicht nog eerder, was om het boeddhistische gedachtengoed te incorporeren in hun pan-daoïstische denken. Dat wil zeggen dat ze niet meenamen hoe de twee (min of meer) indiase monniken
Gobharāna en Mātanga boeddhisme China binnendroegen, maar eerder op de hoogte waren van de ook hier befaamde
Bodhidharma met zijn praktijk van stilzitten met het gezicht naar de muur gekeerd. Dat werd herkend als een praktijk binnen het streven van de daoïst die onsterfelijkheid wenste.
Waar Huangbo goede kennis had van wat er inmiddels bekend was over en van het boeddhisme, en zijn leerlingen het daoïstische "zitten en vergeten" tevergeefs hadden beoefend, wilden ze allen, zo nemen we aan, toch in de binnengebrachte boeddhistische meditatiepraktijk dat zitten en vergeten aanvullen met wat er verder wenselijk en succesvol werd geacht.
Zo zegt dan Wei Boyang die op zoek is naar het Elixer (van eeuwig leven): "
Het oor, het oog, de mond — deze drie juwelen, / blokkeer ze, laat geen spleetje open. ..." Het laatste deel van het vers heeft: "
Bewaar zonder tegenstribbelen het eenzijn van geest / ..." (Bertschinger p. 203)
Wei Boyang heeft het niet over boeddhisme, en nog minder over Bodhidharma die pas een paar eeuwen na hem naar China kwam, maar Wei Boyang's 14e-eeuwse commentator Shangyang (p.274) heeft het wel over "Shakyamuni en Bodhidharma" die "mensen waren, net als u". Shangyang zegt dan, "
Een persoon met krachtige geest die het Elixer (het middel ter verwerving van onsterfelijkheid) in zijn innerlijk cultiveert, zet kracht in, in diepe contemplatie en denken."
Met Shangyang's woorden zijn we ver voorbij de 8e-eeuwse Huangbo, maar in die tussentijd hebben nieuwsgierige daoïstische neuzen zich om de hoek van de boeddhistische meditatiekamers gestoken om het hoe en het wat waar te nemen, bijvoorbeeld bij Huangbo en zijn metgezellen, en slenterden boeddhistische, d.w.z. ch'an-praktikanten quasi-ongeïnteresseerd langs de waterkant waar de daoïst zich, "zittend en vergetend", alvast het eeuwige leven in wenste.
(1) R. Bertschinger, The Secret of Everlastinng Life", Singing Dragon, London 2011